Boekweitplant tegen spataderen
Een oud cultuurgewas, waarvan de zaden al duizenden jaren als graan gegeten wordt, is pas de laatste jaren als geneeskrachtige plant ontdekt. Of hoe oude planten een nieuw leven gaan leiden.
Geschiedenis van boekweit
Boekweit is reeds sedert de Middeleeuwen als cultuurgewas in Europa bekend. Toch is het wereldwijd bijna zeker al 6 tot 8000 jaar in gebruik. Van oorsprong is het kruid in zijn wilde vorm waarschijnlijk afkomstig uit de provincie Yunnan in China, waar ook nu nog een wilde ondersoort groeit, de Fagopyrum esculentum subsp.ancestralis. Het is waarschijnlijk door de Mongolen (Franse naam: sarrasin, blé noir) aan het eind van de Middeleeuwen naar Europa gebracht en werd vooral gewaardeerd voor zijn vruchten (zaden, graan) wegens zijn hoge voedingswaarde en zijn gemakkelijke teelt. In de 17de en 18de eeuw werd het alleen nog beschouwd als voeding voor de arme mensen. Voor de ontdekking van de groene plant als geneesmiddel moesten we wachten tot in de 20ste eeuw.
Boekweit en rutine
De voornaamste inhoudstoffen van Boekweit zijn de flavonoïden met rutoside (rutine) als belangrijkste vertegenwoordiger. Door farmacologische en klinische studies ontdekte men dat het boekweitkuid de capillaire permeabiliteit verminderde, de microcirculatie in de aders verbeterde en oedeemoplossend en ontstekingsremmend werkte. Ook het neutraliseren van zuurstofradicalen, dus een anti-oxidantwerking wordt toegeschreven aan de flavonoïden. Voor de toekomst is het afwachten op verder onderzoek, in hoeverre bioflavonoïden uit natuurlijke voedingsbronnen zoals boekweitkruid, ook bij aandoeningen van hart- en vaatziekten en als bescherming tegen kanker, zijn nut kan bewijzen.
Werken flavonoïden kankerbeschermend?
Bij het uitgebreid onderzoek met flavonoïden werd ook gekeken of deze stoffen een anti-mutagene en anti-cancerogene werking hebben. Zo zijn er een aantal vaststellingen over een in-vitro-tumorremming door flavonoïden. Quercetine remt in-vivo bepaalde kinasen, die de celaanmaak sturen; ze hebben de mogelijkheid om tumoruitlokkers te remmen, en vertonen in hoge dosis een anti-mutageen effect. Voor de eventuele inzet van flavonoïden bij de kankertherapie moet er echter nog meer onderzoek worden verricht.
Vaatvernauwende activiteit van rutoside
Rutoside behoort tot de flavonoïden, die de afbraak (auto-oxydatie) van hormonen zoals adrenaline kan verhinderen. Door deze werking verlengt de halfwaardetijd van het sympathomimeticum 'adrenaline' en heeft daardoor een vaatvernauwend effect.
Remming yan het enzym hyaluronidase
Hyaluronzuur is een belangrijk bestanddeel van het basaalmembraan van de vaten en vermindert de doorlaatbaarhei (permeabiliteit) van de vaten. Bij ontstekingsreacties kan deze hyaluronzuurstructuur door he enzym hyaluronidase worden afgebroken, waardoor de vaatwand beschadigt. Rutoside is een remstof voor hyaluronidase. Een voorbehandeling met rutoside vermindert de capillairschade die door hyaluronidase kan ontstaan.
Lichtovergevoeligheid voor boekweitkruid
Bij paarden, koeien, schapen, geiten en varkens kan na het eten van vers bloeiend boekweitkruid en na inwerking van zonlicht, vergelijkbaar met Sint-janskruid, een fotosensibiliserende reactie optreden. Dit verschijnsel is reeds honderden jaren bekend en het ziektebeeld met symptomen zoals rusteloosheid, zwelling en ontsteking wordt fagopyrisme genoemd. Verantwoordelijk hiervoor is de stof fagopyrine en verbindingen hiervan, die net als hypericine uit Sint-janskruid tot de naphthodiantronen behoren. Bij in-vitro onderzoeken met ethanolisch boekweitextract (0,5% fagopyrine) werd een geringe phototoxiciteit waargenomen, vergelijkbaar met hypericine. Een waterig, fagopyrine-vrij extract vertoonde geen photoxiciteit. Deze overgevoeligheid voor licht is tot op heden bij de mens nog niet vastgesteld. Als gevolg van de geringe wateroplosbaarheid van naphthodiantronen zijn vergiftigingen met boekweitkruid, in therapeutische doseringen, dan ook niet te verwachten.
Klinische studie over Boekweit
De werking van boekweitkruid bij 'chronisch veneuze insufficiëntie' (CVI) is met actuele klinische studies goed gedocumenteerd: In een gerandomiseerde, placebo gecontroleerde dubbelblinde studie kon men voor theebereiding uit boekweitkruid, de klinische werking in de zin van oedeembescherming worden bewezen. Aan de studie namen 67 patiënten deel met CVI in de stadia I en II. De therapie bestond in 3 x daags, één filterbuiltje boekweitthee, als placebo diende een rutosidevrije-thee, bereid uit bladeren van Malva (kaasjeskruid).
Toepassing van de gedroogde bloeiende plant
- veneuze aandoeningen: spataderen, aambeien,
- oedemen,
- arteriosclerose.
Dosering: 3 maal daags een kopje thee drinken van gedroogde boekweitplant gedurende 3 weken, dan 1 week niet en dan opnieuw 3 weken wel. Een eenvoudige methode om de bloedvaten en vooral het veneuze vaatstelsel te versterken.