Vet in de voeding: invloed op lichaam en geest
Vetzuren: vetcellen, dikker worden, gelukkig voelen. Vet in de voeding heeft twee werkingen in het lichaam: het wordt opgeslagen in vetcellen en maakt de mens dikker, maar het geeft ook een stof vrij die een geluksgevoel geeft.
Onverzadigde vetzuren
Vet komt in voeding voor, in verschillende vormen. Verzadigde vetzuren zijn harde vetten. Deze vetten worden hard wanneer je ze koud wegzet en zacht wanneer je ze verwarmt. Margarine, frituurvet, koekjes, chips, 48+ kaas. Kortom, alles wat zacht wordt wanneer je het verhit en bij kamertemperatuur of in de koelkast hard wordt.
Vet in het lichaam
Het lichaam is dol op vet. Vet wordt opgeslagen in vetcellen die in het lichaam zitten. De meeste vetcellen zitten rond de buik, heupen, bovenbenen, nek. Het lichaam wil vet opslaan als reserve. Dat is een oerinstinct: de oermens kwam soms dagenlang voedsel tekort en kon dan teren op eerder opgeslagen vet. Het lichaam heeft vetcellen die gevuld kunnen worden met vet. Wanneer er een tekort aan energie dreigt, wordt het opgeslagen vet gebruikt om de energie aan te vullen.
Vetcellen raken soms vol. Het lichaam maakt dan nieuwe vetcellen aan. Wanneer deze vetcellen leeg raken, zal het lichaam hormonen afgeven wat de persoon ertoe aanzet om vet te gaan eten, zodat de vetcellen weer gevuld worden. Vetcellen die bijgemaakt worden, verdwijnen niet meer. Hoe meer vetcellen een persoon heeft, hoe groter de drang naar vet eten is.
Vet en hormonen
Wanneer er weinig hormonen in het lichaam aanwezig zijn, maakt het lichaam meer vet aan. Wanneer er minder vet aanwezig is, komen er meer hormonen vrij. Hormonen en vet zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Hormonen komen echter ook vrij wanneer er vet in de maag terecht komt. Dit is een ander soort hormoon die kortdurend werkt. Het vet in het eten maakt een hormoon los dat voor een geluksgevoel zorgt. Door het eten van vette voeding voelt de mens zich dus gelukkiger, tevredener en minder verdrietig. Dit is de reden dat er in situaties van stress en verdriet snel naar vet eten wordt gegrepen.
Tijdens perioden van stress en verdriet verbruikt het lichaam meer energie. Het lichaam komt in deze tijden in een toestand waarbij het klaar staat om te vluchten. Dit verbruikt meer energie dan normaal. Het lichaam wil de verbruikte energie aanvullen door de vetcellen weer op te vullen. Om die reden geeft het lichaam een signaal af aan de hersenen: vet eten!
Dit signaal komt goed aan, want de meeste mensen zullen onbewust grijpen naar iets at onverzadigde vetzuren bevat. Chips, koek, chocolade, friet, alles wat maar vet is wordt vaak in korte tijd naar binnen geschrokt. Het lichaam is hier tevreden mee en beloont de eter met een gevoel van gelukzaligheid en tevredenheid. Want belonen loont: de persoon zal hierdoor de volgende keer eerder toegeven aan de signalen om vet te gaan eten. Het lichaam is de mens hiermee te slim af.
Is vet eten dan zo goed?
Vet eten is soms goed. Vetcellen mogen best gevuld worden, als dit bij de basisvetcellen blijft. Een beetje vetopslag is nuttig. Denk in tijden van ziekte waarbij men bijna niks kan eten. Het lichaam kan dan teren op de reserves in de vetcellen. Maar wanneer het lichaam vetcellen bij gaat maken is er sprake van teveel vetopslag. Vaak wordt dit gezien door een dikker wordende buik of heupen. Harde vetten hebben nog eens als nadeel dat ze de vaten dicht slibben. Het hart kan hierdoor moeite krijgen met zijn functie en bloedvaten kunnen ernstig verstopt raken. Verzadigde vetzuren moeten dus met mate worden genuttigd. Dit maakt ook de kans op verslaving aan deze vetzuren kleiner.