Het spijsverteringsstelsel
We eten dagelijks en gaan dagelijks naar het toilet. Wanneer we eten duurt het ongeveer 24 uur voordat het volledig verteerd is, maar wat gebeurt er nou allemaal met dat voedsel wat we binnen krijgen? Het spijsverteringsstelsel zorgt voor de vertering van ons voedsel, maar waar zorgt het nog meer voor? Welke organen spelen allemaal een rol bij het verteringsproces? Hoe gaat het proces in zijn werk?
Het doel van het spijsverteringskanaal
Het spijsverteringskanaal zorgt ervoor dat uit het voedsel wat we eten, voedingsstoffen worden gehaald en vervolgens worden deze voedingsstoffen opgenomen door het lichaam. Vervolgens worden deze voedingsstoffen gebruikt voor de aanmaak van eiwitten, het produceren van energie en het in stand houden van weefsels. Je kunt het spijsverteringsstelsel vergelijken met een buis die loopt van je mond tot aan je anus.
De organen van het spijsverteringsstelsel:
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit de mond, de speekselklieren, de slokdarm, de lever, de galblaas, de maag, het duodenum (de twaalfvingerige darm), de pancreas (de alvleesklier), de dunne darm, de dikke darm, de endeldarm, de blinde darm, de appendix en vervolgens de anus.
Wanneer je voedsel eet komt het je mond binnen. Vanaf hier wordt het voedsel gekauwd en komt het voedsel, samen met speeksel, langs de keel en het strottenklepje de slokdarm binnen. Vervolgens komt het in de maag terecht en deze stuurt het weer door naar de duodenum. Hier mond een buisje uit die in verbinding staat met de pancreas en de galblaas. Het sap uit deze twee organen komt in de pancreas terecht en vervolgens gaat het voedsel verder naar de dunne darm. In de dunne darm wordt het voedsel verteerd in de kleinste bestanddelen van voedingsstoffen en worden de voedingsstoffen opgenomen in het lichaam. Het overgebleven voedsel gaat door naar de blinde darm en vervolgens naar de endeldarm.
Kleine bestanddelen van voedingsstoffen
Het is belangrijk dat de drie belangrijkste voedingsstoffen, namelijk lipiden (vetten), koolhydraten en eiwitten, in kleine bestanddelen worden afgebroken. Het gal uit de galblaas en het sap uit de pancreas bevorderd de uiteindelijke afbraak in de dunne darm. Om de voedingsstoffen door de wand van de dunne darm te krijgen is het belangrijk dat de voedingsstoffen in kleine bestanddelen worden afgebroken om vervolgens te worden opgenomen door de cellen die ze nodig hebben. Alles wat je lichaam niet meer nodig heeft wordt doorgestuurd naar de dikke darm die 90% van het water eruit haalt.
Eiwitten gaan niet als eiwitten door de wand van de dunne darm, maar als aminozuren. Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. D.m.v. de afbraak van eiwitten in aminozuren kan het worden opgenomen en vervolgens weer in elkaar gezet. Op deze manier worden ook de vetten en de koolhydraten uit elkaar gehaald. Eerst worden de samenstellingen uit elkaar gehaald. Dan gaan de aparte moleculen door de darmwand en dan kan je lichaam er mee doen wat ze willen. Of ze maken hetzelfde voedingsstof. Of ze maken er iets anders van wat het lichaam ook nodig heeft.
De hoofdfuncties
De drie hoofdfuncties van het spijsverteringsstelsel zijn de peristaltiek, het verteren en de absorptie.
Peristaltiek: Peristaltische golfbewegingen zorgen ervoor dat het voedsel de goede richting uit geduwd word om zo verteerd te kunnen worden. Op deze manier komt het voedsel vanaf de mond bij de anus terecht. Het transport van het voedsel vanaf de inname tot aan het uitscheiden duurt ongeveer 24 uur. Op deze manier kun je zelfs met een terwijl je een handstand maakt nog eten zonder dat het er weer uitkomt.
Verteren: Het verteren gebeurt door middel van twee soorten afbraken. Je kunt verteren omschrijven als: grote moleculen via scheikundige processen afbreken tot de kleinste bouwstenen.
- De mechanische afbraak: de afbraak d.m.v. het kauwen van voedsel.
- De chemische afbraak: de afbraak van voedsel d.m.v. enzymen die losgelaten worden op het voedsel. Door het kauwen van het voedsel wordt het vermengt met speeksel. In dit speeksel zitten allemaal enzymen, water en slijm. Één van de enzymen in de mond is het enzym amylase. Dit enzym zorgt ervoor dat meervoudige suikers in voedsel tot kleinere suikers worden afgebroken. Speeksel zorgt er ook voor dat slechte bacteriën gedood worden en het maakt het makkelijker voor de enzymen die vrijkomen in de volgende organen om het voedsel af te breken, doordat het vochtig is en tot kleinere stukken is gemaald. In de maag, het duodenum, en de dunnen darm komen er allemaal enzymen vrij die het voedsel afbreken tot kleine stukjes. In het duodenum komt via de Papil van Vater sap vrij uit de lever en de galblaas.
Absorptie: Dit gebeurt voornamelijk in de dunne darm. De dunne darm is ongeveer 6 meter lang en bestaat uit allemaal plooien om de opname te vergroten. Op de plooien zitten allemaal vlokken (villi). Deze vlokken zijn voorzien van een dicht netwerk van bloedvaten zodat alle losgemaakte bouwstenen in de bloedbaan terecht komen.
De algemene structuur van het spijsverteringskanaal
Deze wand bestaat uit vier lagen de serosa de spierlaag, de submucosa en de mucosa. Dit is de basisstructuur van het stelsel. Enkele organen hebben deze basis ook, maar de dunne darm bijvoorbeeld bestaat ook uit plooien en villi. Zo zijn er meerdere organen die extra’s hebben.
- De serosa: Dit is de buitenste laag van het spijsverteringskanaal en beschermt door middel van een vlies. Dit vlies beschermt tegen infecties en isoleert infecties zodat andere kanalen hier geen last van ondervinden.
- De spierlaag: Deze laag zorg voor de peristaltiek en zorgt ervoor dat het voedsel voortgestuwd wordt en uiteindelijk ook bij de nadere organen terecht komt.
- Submucosa: deze laag zorgt ervoor dat het kanaal elastisch is en bestaat uit los bindweefsel en elastische vezels.
- Mucosa: Dit is de binnenste laag van het spijsverteringskanaal en bestaat en is op zijn beurt ook weer onder te verdelen in drie lagen; Het slijmvlies, de lamina propria en de muscularis mucosa. Het slijmvlies bevindt zich overigens niet in de mond, keel en slokdarm.
- Het slijmvlies: Het slijm is puur te bescherming van de wand van het kanaal tegen de verteringsenzymen die agressief de strijd met het voedsel aangaan. Denk hierbij aan speeksel, maagsap, verteringssappen uit de darmen, pancreassap en gal uit de lever.
- Lamina propria: Bestaat uit los bindweefsel en heeft als doel het bieden van steun voor bloedvaten en lymfevaten die door dat gebied lopen om voedingstoffen op te pikken.
- Muscularis mucosa: Deze laag van de mucosa zorgt voor in- en uitstulpingen in de wand. Denk hierbij aan de maagputjes, maagvlokken, darmvlokken etc.