Gezondheid in relatie tot het gewicht en een lage BCM waarde
Er zijn meerdere instrumenten om de juiste verhouding tussen de vet-, spier- en botmassa en de hoeveelheid water binnen en buiten de cellen te meten. De opbouw van het lichaam is daarbij meer bepalend dan bijvoorbeeld de BMI (Body Mass Index) waarde. Tevens dient er overigens wel rekening gehouden te worden met leeftijd, geslacht en lengte.
Algemeen
Hoeveel een mens weegt zegt niet altijd alles over zijn gezondheid. Zo mogen grote mensen veel meer wegen dan kleinere en deswege heeft men de BMI bepaling ingevoerd. Deze geeft de verhouding weer tussen de lengte en het gewicht. Het BMI wordt berekend door het gewicht te delen door de lengte in het kwadraat, daarbij wordt een BMI waarde tussen de 20 en 25 als gezond beschouwd. Deze meting houdt echter geen rekening met de opbouw van het lichaam in de vorm van spieren en vetten.
Metingen die wel rekening houden met de opbouw van het lichaam
Deze kunnen worden onderscheiden in:
- huidplooimeting: die iedere huisarts kan verrichten
- Dexa-scan: uitgevoerd door een radioloog
- bio-impedantiemeter: stuurt een pijnloze elektrische stroom door het lichaam
Een Dexa-scan geschiedt door de botdichtheid middels röntgenstralen te bepalen, waarbij tevens de samenstelling van het lichaam zeer precies kan worden vastgesteld.
De bio-impedantiemeter, waarbij twee elektroden op de hand en voet aangebracht worden, leidt een zwak stroompje door het lichaam. Dit apparaat meet de weerstand, waarna een exact beeld verkregen wordt van de hoeveelheid en percentage van de spier- en vetmassa en het vocht van binnen en buiten de cellen. Het allerbelangrijkste bij deze meting is het bepalen van de
BCM (Body Cell Mass) waarde, wat het geheel is van actieve cellen en voornamelijk bestaat uit spiermassa, maar ook uit immuuncellen.
De BCM waarde
Hoe lager de BCM, des te minder energie men heeft en hoe slechter het immuunsysteem zijn werk doet. De streefwaarde is afhankelijk van leeftijd, gewicht en geslacht. Een gespecialiseerd computerprogramma kan op basis van metingen van de opbouw van het lichaam en de andere parameters de minimale hoeveelheid BCM berekenen. Een lage BCM waarde wordt veelal veroorzaakt door een tekort aan spiermassa en proteïnen. Dit laatste kan in het bloed gemeten worden, door een eiwitbepaling. Te denken daarbij valt aan het meten van albumine, pre-albumine, transferine en creatinine.
Gevolgen van een te lage BCM waarde
Een lage BCM waarde maakt moe, apathisch en depressief, waarbij de immuniteit wordt verstoord door een toenemend cytokinen niveau en de productie van gammaglobulinen afneemt. De stijging van de cytokinen veroorzaakt chronische ontstekingen en zwakke spieren. Allereerst verschrompelen de spieren van de ledematen, daarna die van de maag en de darmen. Door de chronische ontstekingen dalen de opbouwende hormonen in waarden, waardoor de spiermassa nog meer afneemt en de vetmassa daarentegen toeneemt. De darmen gaan daardoor slechter functioneren en de kans op een lekkende darm neemt toe. Een lekkende darm leidt vervolgens tot een opgezette buik, krampen en constipatie.
Een verstoorde darrnflora
Uiteindelijk raakt de darmflora verstoord en de opname van voedingsstoffen door de dunne darm stagneert. Deswege daalt de BCM waarde nog verder en het immuunsysteem wordt alsmaar zwakker. Deze ondervoeding dient verbroken te worden, door middels een infuus de opname van voedingsstoffen weer op te starten en proteïnen, aminozuren en alle andere belangrijke voedingsstoffen toe te dienen. Een en ander in combinatie met pré- en probiotica. Prébiotica zijn niet verteerbare voedingsvezels, die de groei van probiotica bevorderen. Probiotica zijn goedaardige bacteriën, die ervoor zorgen dat de darmen goed werken.
Oorzaken en behandeling van een te lage BCM waarde
Een aantal mogelijke oorzaken van zo'n lage waarde zijn onder meer:
- een immuunstoornis
- een primaire bijnierinsufficiëntie
- coeliakie
Bij een immuunstoornis door bijvoorbeeld een tekort aan IgA of IgG-3 worden gammaglobulinen toegediend om het afweersysteem te versterken. Daardoor zal de darmflora zich vanzelf gedeeltelijk herstellen, wat wordt parenteraal ondersteund met aminozuren en vitaminen in combinatie met pré- en probiotica. Na circa drie maanden worden de gammaglobulines, de hormoonwerking en de BCM opnieuw vastgesteld. Een stijgende BCM waarde houdt dan in dat we het goede pad zijn ingeslagen, waarbij van een afbrekend fase naar een opbouwende fase is overgegaan. De behandeling wordt dan vervolgd en resulteert uiteindelijk na een jaar in een zodanig herstel, dat de patiënt weer een normaal leven kan leiden.
Een door een ITT-test vastgestelde niet goed werkende bijnierschors, waarbij het cortisolpeil te laag is en voedingsstoffen slecht worden opgenomen, wordt de behandeling opgestart door suppletie met DHEA, cortisol, pré- en pro biotica en parenterale supplementen. Evaluatie vindt vervolgens plaats om de drie maanden door onder andere een BCM meting, waarna in een tijdsbestek van een jaar men zich reeds een stuk beter zal voelen.
Coeliakie
In geval van coeliakie wordt de patiënt doorverwezen naar een voedingsdeskundige die hem een glutenvrij dieet zal opleggen, waarna bij een goede discipline de BCM waarde spectaculair kan stijgen. Omdat coeliakie vaak gepaard gaat met ernstige tekorten aan ijzer, vitamine B12, oligo-elementen en mineralen + in veel gevallen een lekkende darm, zullen ook deze tekorten behandeld dienen te worden. Daarnaast kunnen diabetes type 1 en de ziekte van Hashimoto en bijnierinsufficiëntie zich voordoen, die een gevolg zijn van een onbehandelde coeliakie en ook behandeling behoeven. Coeliakie komt meer en meer voor.