Hoe zien we diepte?
Doordat we diepte zien, kunnen we afstanden goed inschatten. Diepte is ook een onderdeel van het driedimensionaal kijken: lengte, breedte en diepte. Mensen die scheelzien of loensen zien minder goed diepte. Dit komt omdat er bij hun twee afzonderlijke (verkeerde) beelden binnenkomen. Het netvlies projecteert bij iedereen alleen beelden met hoogte en breedte. Maar hoe kunnen we dan diepte zien? Hier hebben we de hersenen voor nodig, die diepte zelf toevoegt aan het beeld. Mensen zien beter diepte dan honden, honden zien weer beter diepte dan paarden.
Diepte zien bij mens en dier
Mensen kunnen diepte zien en dat vinden wij heel normaal. Dieren zien ook diepte, maar soms in beperkte mate. Over het algemeen kan gezegd worden dat roofdieren diepte kunnen zien. Dit is belangrijk, want zonder het zien van diepte is het moeilijk om in te schatten hoe ver het prooidier van het roofdier verwijderd is. Roofdieren zijn herkenbaar doordat de ogen naar voren gericht staan. De ogen kijken recht vooruit. Voorbeelden zijn de mens, hond, kat, fret, vos, roofvogel etc. Toch zit er hier ook verschillen in. De ogen van de mens kijken recht vooruit, de ogen van de hond een beetje opzij. Hierdoor ziet de hond iets meer om zich heen,en iets minder in diepte. Hoe meer de ogen naar voren kijken, hoe meer diepte er gezien kan worden.
Voor prooidieren is dit weer anders. Een prooidier loopt continue gevaar om aangevallen te worden. Het is daarom belangrijk dat dit dier goed om zich heen kan kijken. Daardoor staan de ogen van prooidieren aan de zijkant van de kop. Dit zorgt ervoor dat ze bijna geheel om zich heen kunnen kijken, maar slecht diepte zien. Voorbeelden van prooidieren zijn het konijn, cavia, paard en vogels (geen roofvogels).
Twee ogen nodig
Om diepte te kunnen zien hebben we twee ogen nodig. Alleen door de samenwerking van deze twee samen zien we diepte. Mensen die aan één oog blind zijn kunnen diepte moeilijk zien. Wel kunnen ze diepte inschatten op een andere manier. Zo zal een gebouw dat naast een auto staat, waarvan het gebouw kleiner is dan de auto, makkelijk te herkennen zijn: het gebouw staat verder weg dan de auto. Mensen met één oog maken vaak ook handig gebruik van schaduwen, die de diepte van iets aangeven. Ook de scherpte speelt een rol. Hoe dichterbij een voorwerp, hoe scherper we het zien. Ook met één oog. Mensen die plots aan één oog blind worden, hebben nog grote moeite met het inschatten van diepte. Naarmate we gewend raken om te kijken met één oog, passen de hersenen zich aan en zal het steeds makkelijker worden om op een andere manier diepte in te schatten. Toch blijft het kijken met twee ogen altijd de beste methode om goed diepte in te schatten.
3D: driedimensionaal
Voor het menselijke oog is het heel normaal om driedimensionaal te zien. Dit betekent dat we lengte, breedte en diepte zien. Doordat de ogen naast elkaar staan, zien we diepte. Dit is makkelijk te controleren. Door eerst het ene oog dicht te knijpen en vervolgens het andere oog, is op te merken dat we met beiden ogen uit een net iets andere hoek kijken. Beiden ogen geven dus een ander beeld aan de hersenen door. De hersenen voegen deze twee beelden samen, zodat er een diepte-beeld ontstaat. Nu is gelijk duidelijk waarom dieren minder goed diepte kunnen zien.
Beeld op het netvlies
Het netvlies bevindt zich achter in het oog en vangt licht op. Beelden die binnenkomen worden tegen het netvlies geprojecteerd. Het netvlies kent geen drie maar twee dimensies: hoogte en breedte. Dit lijkt vreemd, want hoe kunnen we dan diepte zien? Dit is te verklaren met voorgaand verhaal. In ieder oog bevindt zich een netvlies. Op ieder netvlies komt dus een beeld binnen. Doordat de ogen iets uit elkaar staan, is de hoek waaruit ieder oog ziet net iets anders. Elk afzonderlijk netvlies krijgt dus een iets ander beeld binnen. Deze beelden bevatten alleen informatie over hoogte en breedte. De beelden worden naar de hersenen verstuurd. De hersenen zijn een soort computer die de gegevens afleest. Vervolgens voegt de hersenen deze twee beelden samen tot één beeld. En zo ontstaat er diepte.
Wat ziet iemand die scheel kijkt?
De ogen werken continue samen. Zo bewegen we de ogen ook tegelijkertijd in dezelfde richting. Dit is nodig om diepte te kunnen zien.
Scheelzien noemen we ook wel loensen. Bij scheelzien is vaak één van de ogen naar binnen of naar buiten gericht, terwijl het andere oog recht vooruit kijkt. Scheelzien is vaak een gevolg van een erfelijk afwijking, een ziekte of een ongeval. Mensen die scheelzien krijgen twee afzonderlijke beelden binnen. Hierdoor zien ze dubbel. Soms probeert de hersenen het beeld van het scheelziende oog te onderdrukken. Het oog wordt dan lui (
lui oog). Twee afzonderlijke beelden kunnen niet leiden tot het zien van diepte. Wanneer een lui oog ontstaat, wordt er een verkeerd diepte-beeld gemaakt. Met andere woorden: mensen die scheelzien kunnen geen tot minder diepte zien. Dit is wel afhankelijk van de ernst van scheelheid. Een lichte vorm geeft vaak voldoende dieptebeeld, een ernstige vorm geen tot weinig.