Wandelen helpt tegen geheugenklachten
Volgens een onderzoek van Jannique van Uffelen uitgevoerd in 2007 helpt matig intensieve lichamelijke beweging bij het bestrijden van geheugenklachten. Van Uffelen onderzocht 152 ouderen en ontdekte dat twee maal per week een uur wandelen een aantoonbaar effect heeft op de cognitieve capaciteiten van ouderen.
Op het eerste gezicht klinkt deze bewering maar
vreemd in de oren. Het is toch juist aannemelijk dat de cognitieve capaciteiten van ouderen achteruit zonder dat daar iets aan te doen is? Dat is toch natuurlijk? Veel vaardigheden die men in de kindertijd aanleert lijkt men weer af te leren naarmate men ouder wordt. Toch blijken zekere factoren te helpen bij het beperken van deze natuurlijke biologische achteruitgang. Zoals regelmatig bewegen.
De biologie van ons geheugen
Geheugen is het proces van informatie en ervaringen opslaan voor mogelijke ophaling in de toekomst. Het geheugen is fundamenteel voor alle aspecten van cognitie, eigenlijk voor menselijke functies in het algemeen. Het is belangrijk voor het begrijpen van en omgaan met toekomstige situaties op basis van eerdere ervaring. Onze denk- en probleemoplosprocessen zijn
sterk afhankelijk van eerdere ervaringen. Het geheugen maakt taalverwerving en communicatie mogelijk. Tenslotte heeft het een basisaandeel in het
perceptieproces: perceptie krijgt betekenis door referentie aan eerdere ervaringen.
Twee soorten geheugen
Vroege cognitief psychologen beweerden dat er maar
een geheugenopslagplaats was.
William James (1890) suggereerde dat er twee gescheiden geheugenopslagplaatsen waren, een voor items die in het bewustzijn zitten en de ander voor items in het onbewuste. Deze twee noemde hij ‘
korte termijn geheugen’ en ‘
lange termijn geheugen’. Het korte termijn geheugen refereert aan de herinneringen die onze bewuste attentie ontvangen op een bepaald moment, en het heeft een beperkte opslagcapaciteit en een korte duur. Het lange termijn geheugen refereert aan de herinneringen die niet aanwezig zijn in de bewuste attentie maar welke opgeslagen zijn om opgehaald te worden wanneer nodig. Heeft een erg grote opslagcapaciteit en kan informatie een leven lang bewaren.
Concreet model
Atkinson en Shiffrin (1968) ontwikkelden een model waarin bovenstaande theorie uitgewerkt is. Volgens hen wordt informatie in het korte termijn geheugen behouden door het continu te
herhalen, zonder deze herhaling is het vrijwel onmiddellijk verdwenen. Het lange termijn geheugen wordt gezien als een meer passieve opslagplaats welke beschikbaar is voor het ophalen maar niet behouden van informatie. In dit model wordt het korte termijn geheugen ook gezien als mogelijk ophalen van informatie uit het geheugen. Dit idee van het korte termijn geheugen met een focus op zowel input als output van herinneringen is van centraal belang voor het meer recentere werkmodel, welke een concept van het korte termijn geheugen heeft ontwikkeld als een bewuste werkruimte.
Het werkgeheugen
Baddeley en Hitch benadrukten de verschillende functies van deze opslagen. Zij argumenteerden dat het korte termijn geheugen meer is dan slechts een
tijdelijke opslag, suggererende dat het functioneerde als een
actief ‘werkgeheugen’, een soort mentale werkruimte waarin een variëteit aan verwerkingsoperaties toegepast wordt op zowel oude als nieuwe herinneringen. Het lange termijn geheugen werd gezien als een
opslaggeheugen, behoudende de informatie in een vrij passieve staat voor eventuele toekomstige ophaling.
Vergeten
Er zijn diverse wetenschappers geweest die hun mening over het fenomeen vergeten geuit hebben. Deze ideëen kunnen samengevat worden in twee theorieëen:
- Verval: herinneringen verslechteren met de tijd, ongevoelig voor andere input
- Interferentie: herinneringen worden actief onderbroken door de invloed van andere input
Hoe halen we informatie op uit ons geheugen?
Tulving stelde in 1972 dat ophaling afhankelijk is van de
aanwezigheid van cues die optreden als herinneringen die het geheugenspoor helpen te reactiveren. Dit lijkt gerelateerd aan het aantal en de kwaliteit van de cues. Teruggaan naar een eerdere contextuele situatie kan een krachtige cue vormen voor het ophalen van herinneringen.
Opnieuw twee soorten geheugen
Tulving maakte in 1972 onderscheid tussen het
episodische (voor gebeurtenissen in ons eigen leven) en het
semantische (algemene kennis) geheugen. Belangrijk verschil is dat het episodische geheugen de ophaling van een persoonlijke ervaring geassocieerd met een specifieke context betreft en het semantische geheugen algemene feiten zonder specifieke context betreft. Volgens Tulving is het meeste opgehaalde uit het episodische geheugen. Je moet vaak de
context ergens van onthouden en herinneren en niet zozeer de betekenis.
Geheugenproblemen
Amnesie is de naam die gegeven wordt aan stoornissen van het geheugen. Amnesie behelst normaal gezien verschillende soorten vergeetachtigheid die buiten het normale vergeten gaan bij normale mensen, in de mate waarin ze zich mengen met activiteiten in het dagelijks leven. Iemand met amnesie is niet in staat zich gebeurtenissen te herinneren, zelfs niet de heel belangrijke. In veel gevallen is men ook niet in staat nieuwe herinneringen te creëren.
Organische en psychogene amnesie
Amnesie kan veroorzaakt worden door verschillende zaken (bekend als ‘
aetiologies’) welke in
twee groepen verdeeld kunnen worden:
- Organische amnesie: veroorzaakt door fysiek letsel aan de hersenen, zoals infectieziekten, Alzheimer, ongelukken etc. Zijn erg fel, blokkerend en onomkeerbaar.
- Psychogene amnesie: veroorzaakt door psychologische factoren en betreft meestal de onderdrukking van verstorende gedachten welke onacceptabel zijn voor de patiënt op een diep, onbewust niveau. Weinig blokkerend en meest terug te draaien.
Oorzaken van organische amnesie
Er zijn verschillende manieren waarop de hersenen beschadigd kunnen raken, en elk van deze veroorzaken amnesie als ze relevante hersendelen betreffen. De hoofdoorzaken zijn:
- De ziekte van Alzheimer: meest voorkomende oorzaak. Degenererende stoornis welke eerst verschijnt als een beperkt geheugen en later ontwikkelt in een meer algemene dementie welke alle aspecten van cognitie beïnvloedt. Komt bij 20% van de oudere mensen voor.
- Korsakoff’s syndroom: meestal het resultaat van chronisch alcoholisme gekarakteriseerd door een verminder geheugen voor zowel het heden als het verleden. Men heeft vaak ook de neiging te confabuleren en geen begrip van de toestand.
- Herpes Simplex Encephalitis (HSE): virusinfectie van de hersenen; erg zeldzaam. Heeft een relatief plotseling begin.
- Temporale kwab operatie: hersenwondjes opgelopen tijdens een operatie.
- Post-ECT amnesie: elektronconvulsieve therapie is een behandeling die gebruikt wordt bij depressie waarbij de toegediende schok soms tijdelijk (en nog zeldzamer, blijvend) geheugenverlies veroorzaakt.
- Overige oorzaken: beroertes, tumoren, hersenletsel door ongevallen, HIV-infectie, Huntington en Parkinson.
Organische amnesie lijkt geassocieerd met schade aan de temporale kwab, de hippocampus (welke in de temporale kwabben ligt), de thalamus en de prefrontale kwabben. De hippocampus is extreem belangrijk bij de creatie van nieuwe herinneringen.
Geheugen en ouderen
Het is algemeen geaccepteerd dat het
geheugen afneemt bij oudere mensen. Er is enig bewijs voor zo’n
leeftijdsgerelateerde afname, maar deze is niet zichtbaar tot de leeftijd van 65 – 70 jaar. Ook de hoeveelheid beperking is niet groot.
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen dementie en normale kleine afname in het geheugen. Studies tonen aan dat men een afname heeft in ophaling, maar niet in herkenning. Een afname in het expliciet geheugen is ook normaal, in het impliciete geheugen niet.
Ouderen lijken het moeilijker te hebben met het ophalen van
contextuele informatie. Men heeft meer moeite met de volgorde van gebeurtenissen en de bron van informatie. Een mogelijke verklaring van de afname bij het ouder worden is dat ouderen wat capaciteitverlies hebben voor bewuste en gecontroleerde processen en dus meer terug moet vallen op automatismen. Een andere mogelijke verklaring is dat de verwerkingssnelheid wat afneemt.
Waarom is bewegen goed voor het geheugen?
De precieze oorzaken van het gegeven dat ons geheugen verbetert bij regelmatig bewegen zijn nog onbekend. Uit dieronderzoek op ratten is gebleken dat de dieren bij regelmatige bewegingen meer haarvaten, meer synapsen, een grotere neurale plasticiteit en remming van beta amyloïden (een stof geassocieerd met de ziekte van Alzheimer) vertoonden. Gedacht wordt dat dit ook bij de mens zo werkt.
Daarnaast is reeds onderzocht dat de
prefrontale cortex van de mens beter doorbloed raakt bij beweging. En de prefrontale cortex is hét hersendeel dat excessief betrokken is bij de hogere cognitieve processen zoals geheugen.
Dát bewegen voor een betere cognitieve gezondheid en een beter geheugen zorgt lijkt als een paal boven water te staan. De redenen waarom liggen echter nog in de duisternis. Desondanks denk ik dat het zeker geen kwaad kan en enkel sterk aan te raden is om beweging in te zetten als bestrijdingsmiddel van geheugenproblemen. Van bewegen is immers nog nooit iemand slechter geworden en het kost je niets!