Mensen met mogelijkheden
Mensen met een verstandelijke handicap noemt men ook wel de mens met mogelijkheden. Want als je naar iedere persoon individueel kijkt wat hij/zij wel kan, kun je daar een heleboel bezigheden op aanpassen. In dit artikel functieniveaus, iets over de motorische ontwikkeling van kinderen tussen de 0 en 6 jaar (en dus ook voor veel matig tot ernstig verstandelijk gehandicapten) en verder iets over spelenderwijs leren.
De functieniveaus van Gordon
Gordon heeft de mate van afhankelijkheid van mensen onder verdeeld in de volgende 5 niveaus;
- Niveau 0; volledig vermogen tot persoonlijke zorg,
- Niveau 1; heeft apparaten of hulpmiddelen nodig,
- Niveau 2; heeft hulp of begeleiding van anderen nodig,
- Niveau 3; heeft hulp van anderen en hulpmiddelen nodig,
- Niveau 4; is volledig afhankelijk van anderen.
Motorische ontwikkeling
Veel
mensen met mogelijkheden zijn qua motorische ontwikkeling blijven steken in de fasen van een kind tussen 0 en 6 jaar. Daarom is het goed om te weten hoe de motorische ontwikkeling verloopt. Grof gezien is de motorische ontwikkeling in 3 fasen op te delen;
Fase 1, van 0 tot 18 maanden
In deze fase leert iemand veel. Er zijn grote veranderingen in de grove motoriek; ze kunnen zelf het hoofd opheffen, zichzelf omdraaien, zitten, kruipen, een beetje lopen (met hulp). Ook de fijne motoriek verandert al; mensen kunnen iemand of iets volgen met de ogen, ze kunnen een voorwerp pakken, etc.
Fase 2, de peuter
De peuter of de mens met mogelijkheden die zich op dit niveau bevindt, kan al op één been staan, sluipen, een bal vangen of wegschoppen en een beetje rennen. Qua fijne motoriek zijn er ook vorderingen zichtbaar; ze kunnen knippen, een pen of potlood goed vasthouden en een beetje tekenen.
Fase 3, de kleuter
In deze fase kunnen mensen al hinkelen, over een rechte lijn lopen, hun evenwicht bewaren, hard rennen, stoppen en direct weer omdraaien. De fijne motoriek is al vergevorderd; een draad door een naald steken is niet moeilijk meer, natekenen is al geleerd en ze kunnen kleuren en hun eigen tanden poetsen.
Spelenderwijs leren
Mevrouw Timmers-Huigens heeft heeft een indeling gemaakt voor ervaringsordening. Hoe deze indeling er uit ziet kun je lezen in mijn artikel over
verstandelijke handicaps. De verschillende niveaus van spelen(derwijs leren) voor mensen met mogelijkheden hangen hier nauw mee samen;
1. Lichaamsgebonden ervaringsordening
Hier horen spelletjes bij zoals liedjes zingen, aaien, gekke gezichten trekken, zwemmen en kijk- en grijpspelletjes. De mensen in deze fase kunnen nog niet zoveel zelf, maar houden van warmte, veiligheid, voelen en muziek.
2. Associatieve ervaringsordening
Mimische spelletjes, contactspelletjes, balspel, bewegingsspelen, puzzels en veel muziek (maken) passen hier goed bij. De motoriek van deze mensen is vaak ook al wat verder gevorderd, waardoor er meer actieve interactie mogelijk is.
3.Structurerende / vormgevende ervaringsordening
Mensen in deze fase vinden samen boodschappen doen, gezelschapsspelletjes, samen koken, tekenen en schilderen leuk. Dit zijn echte uitdagingen voor hen.
De Wet Sociale Werkvoorziening
De Wet Sociale Werkvoorziening wordt ook wel
WSW genoemd en is een wet die aan gemeenten opdraagt aangepast werk te verzorgen voor diegenen in de samenleving die geen gewoon werk kunnen vinden of wegens gebreken niet gewoon aan het werk kunnen. Mensen met mogelijkheden vallen hier ook onder, hier worden door gemeenten dan ook
mogelijkheden voor gezocht.