Eierstokken: functie en werking
Net als zoveel andere organen in het lichaam maken de eierstokken deel uit van een ingenieus samenwerkingssysteem. Binnen dat samenwerkingssysteem hebben de eierstokken hun eigen functie en werking. In onderstaand artikeltje worden deze wonderlijke opslagplaatsen van eicellen nader belicht.
Functioneren van de vrouwelijke geslachtsorganen
Het functioneren van deze geslachtsorganen is voornamelijk gericht op het belangrijkste doel ervan: het voortbestaan van de soort. In dit doel onderscheiden we drie fasen:
- bevruchting;
- zwangerschap;
- zogen.
Opmerking
In tegenstelling tot de man is de vrouw slechts een korte tijd vruchtbaar, namelijk een paar dagen per maand (buiten de zwangerschap) en dat slechts gedurende 30 tot 35 jaar.
Samenwerkingssysteem
Het samenwerkingssysteem waarvan de eierstokken deel uitmaken bestaat uit drie partijen, te weten:
- de baarmoeder;
- de eileiders;
- de eierstokken of ovaria.
Opmerking
Zonder elkaar zouden ze stuk voor stuk niets betekenen, maar met elkaar kunnen ze een complete zwangerschap condersteunen.
De baarmoeder
De baarmoeder ligt centraal in het kleine bekken. Die baarmoeder is een holle spier in de vorm van een omgekeerde peer en is de bron van al het menselijke leven. Bij kinderloze vrouwen blijft die baarmoeder altijd zo klein als een mandarijn. Tijdens een zwangerschap groeit de baarmoeder en dat blijft zo. Aan weerszijden van de baarmoeder komen twee soepele buisjes omhoog. Dat zijn de eileiders.
De eileiders
De eileiders (waarvan zich er één links en één rechts in het lichaam bevindt) lopen tot vlak boven de eierstok. Het uiteinde van de eierleiders is trechtervormig met franjeachtige uitlopers. Beide eierleiders zijn door middel van een vlies aan de eierstokken verbonden.
De eierstokken
De wetenschappelijke naam van de eierstokken is ovaria. Een eierstok, een amandelvormige opslagplaats van eicellen, is gemaakt van bloedvaten en zenuwen en meet vijf cm in lengte, anderhalve tot twee cm in de breedte en 1 cm in doorsnee. Elke vrouw bezit bij haar geboorte aan de buitenrand van elke eierstok drie- tot vierhonderduizend onrijpe eicellen. Deze eicellen liggen in hun blaasjes of follikels te wachten op hun beurt. Hiervan zullen vanaf de puberteit minder dan 500 tot rijping komen. De eierstokken liggen links en rechts van de baarmoeder in de buikholte, ter hoogte van het bekken.
De ovulatiecyclus
De ovulatiecyclus regelt het vrijkomen van eicellen. Dit gebeurt in de volgende drie fasen:
1.
de folliculaire fase
Van de eerste tot de tiende dag van elke cyclus stimuleren twee hypofysehormonen (LH of luteïniserend hormoon en het follikelstimulerend hormoon of FSH) de rijping van ongeveer 20 'verse' follikels of eiblaasjes, verspreid over twee eierstokken.
De 20 eiblaasjes beginnen heel snel te rijpen. Halverwege deze periode stoppen 19 follikels met groeien, terwijl één eicelletje (de dominante follikel) doorgroeit en verder rijpt. Soms rijpt er meer dan één. Dit leidt dan tot de geboorte van een twee- of meerling. De follikels liggen al sinds de geboorte van de vrouw in sluimertoestand te wachten in één van beide eierstokken. Het eiblaasje ontwikkelt zich tot een primordiale follikel, die iets groter is. Dat is nodig want de eicel is nu omgeven door een enkele laag cellen, die een holte vormen waarin zich een doorzichtige vloeistof bevindt. De eicel bezit in dit stadium nog altijd 46 chromosomen.
2.
De ovulatiefase
Van de tiende tot de veertiende dag neemt het eiblaasje verder in omvang toe en begint als het ware uit het oppervlak van de eierstok te puilen. Iedere rijpe follikel bereikt op die manier een doorsnede van maximaal 2,5 cm, de grootte van een kers. Daarna raakt alles in een stroomversnelling. De dominante follikel geeft een dosis oestrogeen af aan het bloed, die voor de hypofyse het sein is om een hormoon aan te maken dat het startschot voor de eisprong vormt. Op weg naar de baarmoeder stuit de eicel op een 'wegopbreking'. Dit is het traject tussen de eierstok en de eileider, dat niet aaneengesloten is. Hoewel de eileider zich met een vliesje uitstrekt richting eierstok, moet de eicel toch een sprongetje maken om de eileider te kunnen bereiken. Dat sprongetje de eileider in noemen we de eisprong of ovulatie. Het doortrilt in het membraan van de eierstok en wordt door sommige vrouwen gevoeld als een pijnscheut. Die pijnscheut noemen we de middenpijn. Nu begint de eicel aan zijn weg naar de baarmoeder. In dit stadium heeft de eicel nog hetzelfde aantal chromosomen (46), waarvan de helft zal worden afgestoten.
3.
De Luteale fase
Meteen na de eisprong vult de follikel zich met bloed en sluit zich. De cellen van de wand vormen nu het
gele lichaam (corpus luteum) dat veel progesteron en een beetje oestrogeen uitscheidt. Het zwangerschapshormoon progesteron bereidt de baarmoeder voor op een eventuele zwangerschap, door het baarmoederslijmvlies dikker te maken. Als de eicel wordt bevrucht en een zwangerschap begint, blijft het gele lichaam actief tot de placenta operationeel is. Op het moment dat de eicel de 23 chromosomen van de zaadcel ontvang, ontdoet hij zich van 23 chromosomen uit zijn eigen voorraad, zodat het totaal hetzelfde blijft. Vindt er geen bevruchting plaats, dan sterft het gele lichaam na tien dagen af en laat een litteken achter op de eierstok. De baarmoeder stoot het slijmvlies via een menstruatie af en de eierstokken maken zich op om wederom een rijpe eicel af te leveren.
De overgang of menopauze
De menstruele cyclus waarmee de baarmoeder zich voorbereidt op een eventuele zwangerschap, begint in de pubertijd bij de eerste ongesteldheid of menarche. Tegen de overgang hebben de eierstokken steeds minder dominante follikels op voorraad. In een reactie daarop maken de eierstokken minder oestrogeen en progesteron aan, zodat geen van de eicellen nog tot rijping komt. Logisch gevolg van die ontwikkeling is dat op den duur de de menstruatie uitblijft. De menstruele cyclus stopt met de menopauze.