Alles over calcium
Calcium is een van de meest voorkomende elementen op aarde en is dan ook voor mens en dier onmisbaar. In ons lichaam vinden we zo地 1 à 1,2 kilo calcium. Het overgrote deel zit in het bot en de tanden, de rest in het bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Het vervult daar een rol bij veel lichaamsprocessen. Onjuiste calciuminname kan op latere leeftijd botontkalking (osteoporose) veroorzaken. Vaak spreken we over kalk, eigenlijk is dat is een alkalisch zout met onder andere het element calcium
Wat is calcium?
Calcium is een zeer onedel metaal, wat wil zeggen dat het een metaal is dat zeer gemakkelijk reageert met andere stoffen. Dit element komt in de natuur dan ook niet in zuivere, ongebonden vorm voor. In de zuivere vorm is calcium brandbaar.
In de industrie wordt calcium op allerlei manieren gebruikt. Zo kan calcium gebruikt worden als reductor. Een reductor is een stof die, tegengesteld aan een oxidator, in een chemische reactie een of meer elektronen kan afstaan. Daarnaast worden calciumverbindingen gebruikt als grondstof voor allerlei bouwmaterialen, zoals cement, gips en allerlei metaallegeringen, maar ook verf, schoonmaakmiddel, tandpasta en maagtabletten.
Het lichaam haalt calcium uit melk en melkproducten, groente, noten en peulvruchten. Bij het nuttigen van drie of vier porties melk, melkdrank of yoghurt bijvoorbeeld en een boterham met kaas krijgt het lichaam al voldoende calcium binnen.
Calcium in het lichaam
Calciumverbindingen vormen de basis van botten en tanden en zijn niet alleen belangrijk voor de bouw, maar ook voor het onderhoud ervan. Daarnaast heeft calcium een functie bij de bloedstolling, de overdracht van zenuwprikkels, het samentrekken van de spieren, de werking van de enzymen en hormonen en de groei en ontwikkeling van cellen.
Volwassen mensen hebben zo地 1 gram calcium nodig per dag. Ouderen iets meer, zo地 1,2 gram. Kinderen hebben, omdat ze volop in de groei zitten, relatief ook meer nodig, zo地 0,5 tot 1,2 gram per dag. De bovengrens van een veilige calciuminname ligt bij de 2,5 gram per dag.
Het parathormoon, kortweg PTH en vitamine D zorgen ervoor dat de hoeveelheid calcium in het bloed op peil blijven. Het lichaam haalt zelf de meeste calcium uit het eten. Wordt er weinig calcium genuttigd dan zal vitamine D, mits dit voldoende aanwezig is in het lichaam, extra calcium uit de voeding halen. Als het calciumgehalte in het lichaam daalt zal het lichaam ook gestimuleerd worden meer PTH af te geven. PTH zorgt ervoor dat er meer calcium wordt geabsorbeerd in de darmen, dat er tijdelijk calcium uit het bot wordt weggehaald en dat minder calcium via de nieren het lichaam verlaat. Wanneer deze situatie langer aanhoudt kan botontkalking oftewel osteoporose ontstaan.
Meer over osteoporose is te vinden in:
botontkalking,
voorkomen van botontkalking en
behandeling van botontkalking.
Wat beïnvloed de calciumopname?
Natrium, zout dus, verhoogt de hoeveelheid calcium die via de urine het lichaam verlaat. Bij vrouwen na de menopauze is gebleken dat het effect op de snelheid van het botverlies bij het verlagen van het natriumgehalte hetzelfde is als wanneer de calciuminname wordt verhoogd.
Alcohol stimuleert de productie van het hormoon cortisol. Cortisol remt de opname van het calcium. Vooral wanneer ook de functie van de lever en de pancreas door het alcoholgebruik is aangetast gaat vitamine D een belangrijke een rol spelen. Deze moet dan wel voldoende worden ingenomen of aangemaakt door het lichaam.
Door cafeïne wordt meer calcium via de nieren uitgescheiden. Dit lijkt echter pas effect te hebben bij grote hoeveelheden cafeïne en kleinere hoeveelheden calcium.
Mensen die weinig fysieke activiteiten hebben blijken minder calcium te absorberen, terwijl de opname van calcium uit het bot en de uitscheiding via de urine juist hoger is. Andersom wordt de botdichtheid juist hoger wanneer er meer wordt bewogen, dit geldt voor jongeren, maar ook voor oudere mensen. Juist korte, explosievere bewegingen schijnen het meeste invloed op het bot te hebben.