Ontwikkeling van kinderen tot 12 jaar
Ieder kind is uniek. De een ontwikkelt zich snel, de ander is een laatbloeier en haalt later alle achterstand in. Er zijn wel richtlijnen aan te geven voor de (psychosociale) ontwikkeling.
Baby
Pasgeboren baby's kunnen nog niet praten, maar willen wel communiceren. Dit doen ze door oogcontact en lichaamstaal. Vlak na de geboorte kunnen kinderen klanken uit alle talen maken. Na ongeveer een half jaar kan het kind alleen nog maar klanken maken die hij of zij in de omgeving hoort. Dit heeft te maken met verandering van de stembanden. Baby's horen als ze klein zijn ook alle kleine verschillen in alle talen. Als ze ouder worden zijn ze alleen nog maar gericht op de moedertaal. Daar blijven ze alle klankverschillen horen, in talen waar ze niet mee in aanraking komen gaat dit verloren. Baby's leren ook wie zij kunnen vertrouwen en wie niet. Zij gaan zich hechten aan bepaalde personen die er zijn als de baby ze nodig heeft. Dit is/zijn meestal de ouder(s)/verzorger(s). De psycholoog John Bowlby onderscheidde vier soorten hechting:
Veilige hechting
Het kind gebruikt de verzorger als basis om dingen te ontdekken. Als het kind bang is kan het terug naar de verzorger om veiligheid te zoeken, maar gaat daarna weer zelf ontdekken. Als de verzorger weggaat kan het kind worden gerustgesteld door een vreemde, maar het heeft duidelijk liever de eigen verzorger. Het kind is blij als de verzorger weer terug komt.
Vermijdende hechting
Het kind deelt weinig of niets met de verzorger. Er is geen duidelijk verschil in hoe het kind zich gedraagt tegen een vreemde of tegen de eigen verzorger. Als de verzorger weggaat is het kind niet overstuur en geeft ook niet echt een reactie als de verzorger weer terugkomt.
Ambivalente hechting
Het kind zoekt nabijheid van de verzorger, maar is bang het weer te verliezen. Daarom blijft het zich aan de verzorger vastklampen. Is boos en verdrietig als de verzorger weg is, maar blijft ook boos en teleurgesteld als de verzorger weer terug komt.
Gedesorganiseerd
De hechting is niet georganiseerd. Het kind maakt gebruik van verschillende stijlen en gedragingen. Het zoekt bescherming, maar is ook bang van de beschermende persoon. Het kind weet niet goed wat het moet doen. De hechtingsstijl die het kind zih op jonge leeftijd aanleert is belangrijk voor hechting op latere leeftijd.
Tot 4 jaar
Kinderen zijn vooral druk bezig informatie te verzamelen. Totdat kinderen ongeveer 4-5 zijn zijn de belangrijkste taken: De taal leren, zicht hechten, vrij leren bewegen (lopen, fietsen), zelf eten, zindelijk worden en informatie opnemen, ordenen, analyseren en dingen onthouden. Rond 3 jaar heeft een kind het meeste
zelfvertrouwen: Het kan allerlei dingen zelf (zelf lopen, zindelijk zelf eten, praten). Het kind kan best veel best goed, en heeft nog niet door dat anderen ergens beter in zijn, of dat het een aantal dingen niet zo goed kan. Omdat het kind bezig is om veel informatie te verzamelen, hebben veel kinderen rond hun 4e jaar de waarom-fase: Ze blijven waarom vragen en willen alles weten.
4 - 6 jaar
In deze leeftijd verandert er erg veel voor het kind: het gaat naar school. Hier komt het veel in contact met leeftijdsgenootjes. Ook kwam tot nu toe de ontwikkeling van het kind van binnenuit: het kind kon zich ontwikkelen op zijn/haar eigen tempo en kon zelf beslissen welke informatie interessant genoeg was om meer over te willen weten en te onthouden. Op school komt de ontwikkeling van buitenaf: het kind moet in het tempo van de rest van de klas mee, en ook de onderwerpen worden gegeven door een leraar. Dit bouwt zich langzaam op; in de kleuterklas is het kind nog redelijk vrij. Door het spelen in de kleuterklas leren kinderen ook veel. Door het spelen neemt het kind een onderwerp in zich op en leert het te beheersen. Dit heet
normalisatie. Rond hun 5e jaar zijn kinderen bezig met hun afstamming en hoe de familie eruit ziet. Ook vergelijken ze hun gezin met het gezin van vriendjes waar ze over de vloer komen. Kinderen gaan zich meer inleven in anderen en gaan sociale omgangsregels begrijpen.
6 - 8 jaar
In deze leeftijd gaan kinderen veel meer begrijpen en kunnen ze dingen beter een plekje geven. 7 jaar is de
scharnierleeftijd. Het kind leert rond zijn 7e lezen en schrijven en gaat meer bij de volwassenen horen. Ook veranderen de hersenen: ze gaan integreren, er komt meer overlap tussen de linker en de rechter hersenhelft. Hierdoor zijn ze in staat tot veel meer inzicht, ze snappen moeilijke begrippen (zoals 'dood') en ze gaan dingen minder letterlijk nemen. Kinderen gaan meer dingen vergeten. Omdat ze leren lezen en de hersenen veranderen gaan ze herinneringen anders opslaan. Voordat een kind 7 is wordt een herinnering gelabeld als 'rood' of 'zoet' in plaats van onder 'snoep'. Omdat ze dingen talig gaan opslaan in plaats van zintuiglijk, is het moeilijk om de oude herinneringen nog terug te halen.
8 - 10 jaar
Kinderen gaan dingen nog beter begrijpen en leren zelf verbanden leggen. Ze nemen dingen niet meer letterlijk en gaan grapjes snappen. Hierdoor zijn ze zelf constant bezig om mopjes te vertellen om iemand erin te laten trappen. School wordt belangrijk. Kinderen hebben de basis van lezen, schrijven en rekenen geleerd. Nu gaan kinderen zich veel met elkaar vergelijken en concurreren. Hierdoor kan het kind faalangst ontwikkelen en zich minderwaardig voelen. Omdat de verschillen tussen kinderen steeds duidelijker worden, is dit ook de periode dat pesten begint. Kinderen zijn erg bezig met andere kinderen, en minder met volwassenen. De belangstelling voor volwassenen gaat steeds verder afnemen.
10 - 12 jaar
Kinderen gaan een
sociale identiteit vormen: het kind krijgt door hoe hij/zij overkomt op anderen. Deze sociale identiteit is belangrijk, het vormt een soort vangnet. Als het kind een positieve sociale identiteit heeft ('mensen vinden mij aardig') dan heeft het altijd iets om op terug te vallen. Dit is belangrijk voor in de puberteit, als de puber gaat onderzoeken wie hij/zij nou is en wat hij/zij wil met het leven. Het kind zit in een spagaat: het is voor kinderen erg belangrijk om bij een groep te horen, maar tegelijk wil het kind ook zichzelf zijn en interessant gevonden worden. Meisjes spelen vooral met meisjes en jongens met jongens. Ze hebben behoefte aan seksuele voorlichting.