Zuigeling: groei en ontwikkeling
Een zuigeling is de benaming voor een baby gedurende het eerste levensjaar. Een zuigeling groeit in dat eerste jaar ontzettend snel. Sneller dan het in andere jaren voor elkaar kan krijgen. Daarom is dat eerste jaar heel belangrijk voor de verdere ontwikkeling. Ook mentaal maakt het kind een grote groei door. Over voeding is veel te zeggen, borstvoeding of kunstvoeding?
Zuigeling
Een baby die nog gezoogd word maar ook bijvoorbeeld een peuter, noemt men een zuigeling. In de praktijk word meestal alleen gedurende het eerste jaar een baby een zuigeling genoemd. Daarna gebruikt men de benaming peuter voor het kind. Nadat de baby geboren is, treedt er in de eerste dagen een gewichtsverlies op van 6 tot 10 procent. Dit is een onschuldig iets, en komt doordat de melkproductie bij de moeder nog op gang moet komen. Hierdoor verlies de baby meer vocht dan het tot zich neemt. wanneer de melkproductie op gang is gekomen, moet het gewicht snel weer eraan komen en blijven groeien. Doordat de baby de eerste dagen weinig vocht binnen krijgen, kan er de zogenaamde dorstkoorts ontstaan op de derde dag. Dit komt omdat de baby wat uitdroogt. Het bloed dikt in en het zoutgehalte stijgt in het lichaam. Een lichte temperatuursverhoging is hiervan het gevolg. Vaak is het voldoende om de baby wat extra vocht toe te dienen in de vorm van water of wat slappe thee. Ook treedt er enkele dagen na de geboorte vaak geelzucht op, doordat de lever nog niet optimaal functioneert. Dit is te verhelpen door de baby in het directe licht te leggen. De gele kleur verdwijnt dan na 1 tot 2 dagen.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van de zuigeling gaat in het eerste jaar ontzettend hard. Het geboortegewicht word gedurende het eerste jaar verdubbeld: van 3500 gram tot 7000 gram. De lengte, die bij de geboorte circa 50 cm is, is rond het eerste levensjaar 75 cm. De hersenen maken ook gedurende het eerste jaar een flink groeispurt door. Ze nemen toe met ongeveer 50 procent in gewicht. Vanaf een leeftijd van 5-7 maanden beginnen de eerste tandjes door te komen. Eerst de snijtanden, later ook de kiezen. Het kunnen van het kind is ongeveer:
- 1 maand: hoofd iets optillen en lachen
- 3 maanden: in buikligging het hoofd goed omhooghouden
- 4 maanden: zitten met een steun in de rug
- 8 maanden: zelf zitten zonder hulp
- 9 maanden: kruipen met buik op de grond en staan met ondersteuning
- 10 maanden: kruipen met buik van de grond
- 12-15 maanden: los lopen
Eenkennigheid
In het begin lacht de baby nog tegen iedereen in de omgeving. Rond de 8 maanden word de baby eenkennig. Het maakt dan onderscheid tussen zijn ouders en/of verzorgers en vreemden. De baby begint te huilen zodra er vreemden in zijn buurt komen. Deze periode kan wat lastig zijn wanneer de baby naar de oppas moet.
Consultatiebureau
Op het consultatiebureau word vooral gedurende het eerste jaar de baby nauwkeurig in de gaten gehouden wat betreft de ontwikkeling en groei. Gewicht, lengte en omtrek van het hoofd worden bij iedere controle nagekeken. Verder word er gekeken naar de ontwikkeling van de baby en de voeding. De moeder kan er terecht voor vragen over de verzorging en andere dingen betreffende de baby maar ook betreffende zichzelf bespreken. ook worden er de inentingen gegeven die nodig zijn. In de eerste periode vind er iedere maand een controle plaats, later is de tussenliggende periode wat langer.
Zuigelingenvoeding
De meest natuurlijk voeding voor baby's is toch de moedermelk. Het geeft ook een sterk band aan moeder en kind. Wanneer er geen gebruik kan worden gemaakt van borstvoeding of dit een bewuste keuze is, kan er zuigelingenvoeding gebruikt worden. Deze zijn gemaakt van koemelk of van sojamelk, en zijn er in poedervorm of kant en klaar in verpakkingen. Bepaalde stoffen zoals immunoglobulinen en enzymen, die wel in borstvoeding zitten, ontbreken in de kunstvoeding. Vitamine K die niet in borstvoeding zit, zit wel weer in de kunstvoeding en hoeft daarom niet extra worden toegevoegd. Voor kinderen met een koemelkallergie zijn er speciale voedingen in de handel verkrijgbaar. Over het al dan wel of niet geven van kunstvoeding is veel te zeggen door voor en tegenstanders. Vrouwen die bij borstvoeding zweren, geven als argument dat kinderen die met kunstmelk zijn grootgebracht, minder weerstand en geen goede band met de moeder hebben. Dit is natuurlijk onzin, want ook kunstgevoede kinderen kunnen een goede lichamelijke band opbouwen met hun moeder. Doordat deze moeders minder tijd in het voeden steken, hebben ze meer tijd over om hun kind te knuffelen en te vertroetelen. en kunnen hierdoor het tekort aanvullen. Kinderen die met borstvoeding zijn grootgebracht, schijnen iets minder vaak een allergie te krijgen, maar het verschil is minimaal. Het ontwikkelen van een allergie kan ook liggen in erfelijke factoren en in de omgeving. Vroeger werden zuigelingen vaak grootgebracht met een zelfgemaakt mengsel van koemelk en andere bestanddelen. Voor ontwikkelingslanden is kunstvoeding een uitkomst, omdat er anders veel ziekten die de moeder bij zich draagt aan de baby worden doorgegeven. Onder normale omstandigheden en wanneer dit mogelijk is, word er toch de voorkeur aan borstvoeding gegeven: het bevat belangrijke afweerstoffen en is altijd voorradig en op temperatuur. Maar wanneer dit niet mogelijk is of de moeder het niet wil, dan is kunstvoeding tegenwoordig een prima alternatief.