Hoe help ik mijn kind van zijn slaapprobleem af?
Iedereen kent het wel: je kind wilt maar niet in slaap vallen of hij slaapt niet goed door. Resultaat is dat je er als ouder regelmatig uit moet om je kind weer in slaap te sussen. Voor beide kind en ouder is het goed om te werken aan een goed slaappatroon, kinderen hebben immers veel aan slaap. Ze rusten en door uit en het geeft ze de tijd om te groeien. En dat is nou juist wat wij als ouders voor onze kinderen willen. Maar wat doe je er nou aan als je kind niet wilt slapen?
Er zijn veel manieren om slaapproblemen aan te pakken. Elk gezin vereist echter weer zijn eigen aanpak. Als ouder kun je vaak het beste beslissen wat het beste werkt voor jouw kind.
Maak ten eerste een slaaplogboek aan waarin je bijhoudt hoeveel en vanaf welk tijdstip tot en met welk tijdstip je kind heeft geslapen. Het invullen van een slaaplogboek kost even wat meer tijd en energie maar een goed zicht op het slaappatroon van je kind is een goed begin bij het aanpakken van een slaapprobleem. Vergeet niet per dag in te vullen welk gedrag jij die avond vertoonde.
De slaaptraining
Met een slaaptraining kun je, wanneer goed uitgevoerd, de vicieuze cirkel van een slaapprobleem doorbreken. De resultaten van deze aanpak zijn erg goed maar je moet er als ouder wel wat voor over hebben.
Bij invoering van de slaaptraining zal een kind eerst het probleemgedrag opvoeren uit protest. Het kind merkt opeens een verandering in jouw gedrag op waar het zich niet meteen bij neer zal leggen. Meestal houdt dit verergerd gedrag na zo’n 3 nachten à een week af. Blijf je naast de slaaptraining houden aan de tips die al eerder genoemd zijn.
Bij een slaaptraining ga je als ouder aan de slag om je kind ander slaapgedrag aan te leren. Het belangrijkste instrument ben jij zelf, een kind zal zijn gedrag tot op grote hoogte aanpassen aan hoe jij je als opvoeder opstelt. Het is dus belangrijk om consequent, duidelijk en autoritair te zijn. Jij bent de baas, dus jij bepaalt de regels.
Kies een aanpak die bij jou past, wees niet te streng voor jezelf en houdt in gedachten: ‘De aanhouder wint!’. Volhouden en doorzetten dus.
Variant 1 – Bij scheidingsangst: de kiekeboemethode
Bij kinderen met scheidingsangst helpt het vaak om wel weg te gaan maar ‘een lijntje’ met het kind te houden. Je leert ze als het ware dat je dan wel uit de kamer bent maar niet helemaal weg. Ga na het naar bed toe brengen van je kind bijvoorbeeld nog even wat doen op dezelfde verdieping. Ga bijvoorbeeld stofzuigen, de was opvouwen of rommel desnoods gewoon maar wat. Zorg er in ieder geval voor dat je kind weet dat je wel weg bent maar nog wel aanwezig in het huis.
Wanneer je kind blijft huilen ga je naar hem toe. Geef het kind weinig aandacht, haal het kind niet uit bed, laat alleen even weten dat je er nog bent en zeg dat hij of zij lekker moet gaan slapen. Vervolgens maak je weer geluidjes op de gang. Hier ontleent deze methode zijn naam aan: het is een soort kiekeboe-spelletje, je verdwijnt maar komt wel steeds terug. Je kind leert hierop te vertrouwen.
Variant 2 – Als een ‘dood voorwerp’
Na het in bed leggen van je kind blijf je in de kamer en ga je naast het bed zitten. Je blijft in de kamer maar bent alleen als ‘dood voorwerp’ aanwezig. Dus niet reageren op het huilen of vragen van je kind, niet kijken, niet vasthouden/aanraken, maar alleen aanwezig zijn, zodat het veilig voelt.
Je probeert steeds iets verder weg te gaan zitten zodat je op het laatst uit de kamer weg kunt. Deze variant geeft wel resultaat maar duurt langer dat andere methodes.
Variant 3 – Het aanwennen van jouw wegblijven
Leg je kind na het bedtijdritueel in zijn eigen bed. Neem kort afscheid en vertrek. Indien je kind huilt mag je na 5 minuten naar je kind toe. Zodra je bij hem bent ga je erbij zitten of staan. Je praat niet of zegt alleen heel zachtjes 1 keer: ‘Het is slaaptijd, we gaan nu slapen’. Aai over zijn buikje of rug, je mag je kind niet aankijken en niet oppakken. Je bent alleen aanwezig. Zo voelt je kind dat je er bent en hem niet in de steek laat.
Zorg voor zo min mogelijk prikkels: geen licht, geen lawaai, niet praten, niet aankijken, niet oppakken. Na twee minuten ga je weer weg, ongeacht of je kind al stil is. Wanneer je kind blijft huilen mag je na 10 minuten erheen en handel je net zoals hierboven staat. Vervolgens mag je pas weer na 15 en daarna weer na 20 minuten weer naar je kind als het kind nog huilt.
Als je kind na 3 keer 20 minuten nog huilt, check je of er iets anders is (ziek, luier, honger). Wanneer het kind stil is geweest maar weer begint met huilen begin je opnieuw met de aanpak. Deze aanpak werkt vooral bij de al wat grotere kinderen die niet angstig zijn.
Variant 4 – De blijf-in-bedtechniek
Deze aanpak is vooral handig bij kinderen die niet in bed blijven liggen. Breng je kind zodra hij beneden komt terug naar zijn bed en zeg: ‘Het is tijd om te gaan slapen, lieverd’. Als hij er weer uitkomt breng je hem terug en zeg je: ‘Bedtijd’. De derde keer leg je hem terug in bed zonder iets te zeggen. Communiceer op geen enkele manier en probeer oogcontact zoveel mogelijk te vermijden.
Vervolgens ga je elke keer op dezelfde manier te werk: je brengt hem meteen terug en zegt niets. Het belangrijkste is om door te zetten. Uiteindelijk werkt het; hij zal het opgeven als hij merkt dat het geen zin heeft. De eerste avond loop je misschien wel 12, 13, 14 keer de trap op en af. Volhouden is echter de moeite waard, binnen een paar dagen zul je al grote verbetering zien.
Variant 5 – De rigoureuze aanpak
Dit is de meest rigoureuze aanpak, maar meestal ook de manier die het snelste werkt. Na het in bed leggen negeer je elke vorm van probleemgedrag. Je gaat dus niet meer terug.
Lees verder