Bewegen is een levensnoodzaak
Bewegen is een absolute noodzaak om gezond te blijven. Het omzetten van energie naar warmte en bewegingsenergie tijdens het sporten zorgt ervoor dat er geen 'oude energie' in het lichaam achterblijft en ons lichaam gezuiverd word. Je kan ook berekenen hoeveel calorieën je verbruikt tijdens lopen, fietsen en wandelen.
Hoe kunnen we bewegen?
Iedere beweging wordt mogelijk door een lichamelijke inspanning. Het enige weefsel dat zich actief kan samentrekken is het spierweefsel. Lichamelijke bewegingen zijn enkel mogelijk door samentrekking van dit spierweefsel, hetgeen we spierconcentratie noemen. Als we ons willen bewegen gebruiken we ook effectief energie.
Spierconcentratie
Deze is slechts mogelijk door een zenuwprikkel. We moeten willen bewegen. Bij dit willen gaan we via de hersenen een prikkel aan het zenuwstelsel gegeven die bepaalde spieren aanzet tot samentrekking. Wil ik mijn arm omhoog steken, dan wordt dit willen omgezet in een zenuw- en spieractiviteit. Geen enkele activiteit kan plaats vinden zonder energie, bijgevolg is er een krachtbron nodig.
Energietoevoer
De nodige energie komt er door aanvoer van de nodige stoffen in het bloed. Maar om deze energie te kunnen aanvoeren moeten de bloedvaten in de spieren verwijd worden. Er moet verder een verhoogde bloecirculatie aanwezig zijn en dat kan door een versnelling van de hartslag. Bij iedere beweging ontstaat er een grotere behoefte aan zuurstof. Op dit moment gaat onze ademhaling versnellen. Energie is ook warmte, als we energie in verhoogde mate gaan toevoeren moet er gelijktijdig een mechanisme van afkoeling in werking worden gesteld. Bewegen vraagt een duidelijke inspanning. Heel wat ingewikkelde mechanismen komen hiervoor in aanmerking. De reacties verschillen van het soort beweging. Bij wandelen zal men minder inspanning verrichten dan bij lopen. Energie ligt aan de basis van iedere beweging.
Gepresteerde arbeid
De mechanische beweging of arbeid, wordt uitgedrukt in kilogrammeter. Dit is de arbeid die je nodig hebt om een gewicht van 1 kg een meter omhoog te heffen (kg.m.) en is equivalent aan 9,81 joules.
Warmte-energie
Een arbeid die we presteren gedurende een bepaalde tijd wordt aangegeven in Watt. Een equivalent van 10 Watt is 1 kg.m./sec. Of 60 kg.m./min. De eenheid van de warmte-energie is de calorie. 1 Calorie is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1 gram water 1 graad Celsius te doen stijgen. Het verband tussen warmte energie en mechanische energie is de volgende:
- 1 kcal = 427 kg.m.
- 6 kg.m./min. = 1 watt
- 1 Kcal/min. = 71 watt
Als een mens 1 liter zuurstof verbruikt, produceert hij een hoeveelheid energie van 5 kcal. Er is echter een groot verschil tussen theoretische berekeningen en de werkelijkheid. Bij de energieproduktie in ons menselijk lichaam wordt 75-80% in warmte omgezet en slechts 20-25% in arbeid. Onze voeding is de krachtbron, vandaar dat de voedingswaarde eveneens in kcal. wordt uitgedrukt. Globaal gezien levert:
- 1 gram koolhydraten: 4 kcal.
- 1 gram eiwit: 4 kcal.
- 1 gram vet: 9 kcal.
De Oorsprong van energie
Energie komt in feite alleen van de zon. Onder invloed van ultra violette stralen van het zonlicht vindt in de planten door de aanwezigheid van het chlorofyl de fotosynthese plaats. Met behulp van de energie van deze stralen wordt kooldioxide (CO2) uit de lucht en het water (H20) uit de grond getrokken en omgezet tot koolhydraten of natuurlijke suikers. De stralingsenergie van de zon wordt omgezet in scheikundige energie. Naast de suikers komen er ook vetten en eiwitten in planten voor. Ook deze stoffen horen tot de scheikundige energie. Mens en dier gebruiken deze planten als voedsel en zetten plantaardige stoffen om tot dierlijke stoffen, bijvoorbeeld: plantaardige eiwitten worden door de stofwisseling in dierlijke of menselijke eiwitten omgezet. In ieder voedingsmiddel zit dus opgestapelde zonne-energie. In de wetenschap noemen we ze scheikundige energie.
Warmte-energie en bewegingsenergie
De scheikundige energie wordt tijdens het stofwisselingsproces tot warmte-energie en bewegingsenergie omgezet. Een volwassen mens gebruikt in rusttoestand per uur, nuchter en bij een kamertemperatuur van ongeveer 18 °C, ongeveer 15 tot 18 liter zuurstof. Dit komt overeen met 75 tot 80 kcal/uur. Deze energie dient om zijn lichaamstemperatuur van 36,7 °C te bewaren en om onze organen zoals hart, bloedvaten longen, nieren enz. te laten werken. Het juiste gebruik is afhankelijk van de grootte van deze organen en zijn lichaamsgewicht. In rusttoestand heeft de mens ongeveer 1 Kcal/kg/uur energie nodig. Gaat men 6 km per uur lopen dan stijgt de behoefte aan energie met 4,5 dus met 4,5 kcal/kg/uur. Hoe sneller de beweging hoe groter het energieverbruik. Enkele cijfers:
Energieverbruik overzicht:
Beweging | Snelheid | Energie voor 1 eenheid | Energieverbruik voor een persoon van 75 kg |
Lopen | 6 km/u | 4,50 kcal/kg/u | 337,5 kcal/u |
| 8 km/u | 8,13 kcal/kg/u | 609,75 kcal/u |
| 9 km/u | 9,00 kcal/kg/u | 675 kcal/u |
| 12 km/u | 11,00 kcal/kg/u | 825 kcal/u |
Fietsen | 10 km/uur | 4,28 kcal/kg/u | 321 kcal/u |
| 15 km/uur | 6,05 kcal/kg/u | 453,75 kcal/u |
| 20 km/uur | 8,56 kcal/kg/u | 642 kcal/u |
Zwemmen | 16 m/min | 3,00 kcal/kg/u | 225 kcal/u |
| 45 m/min | 10,30 kcal/kg/u | 772,5 kcal/u |
Efficiëntie van energie omzetting
Het energieverbruik is van vele factoren afhankelijk. Zo zal iemand die weinig getraind is niet in staat zijn grote hoeveelheden energie op te nemen waardoor hij tevens veel minder kan presteren dan een goed getrainde atleet. Deze laatste kan zeer grote hoeveelheden zuurstof opnemen en deze ook in energie omzetten. In ons lichaam is ook reserve-energie ingebouwd, een soort energiepakket die onmiddellijk kan gebruikt worden zonder zuurstof tussenkomst, dat is van zeer groot belang voor het leveren van plotse inspanningen. Na plotse bewegingen ontstaat er meestal een tekort aan zuurstof waardoor we buiten adem raken. Dat kan gebeuren wanneer je verschiet of bij een onverwachte beweging zoals bij een val, plots beginnen lopen of in andere omstandigheden.
Spierwerking
Het energiepakket zit in de cellen opgeborgen. Ze kan op ieder ogenblik geopend worden waardoor energie vrijkomt. Dit gebeurt door een enzymatische werking waar bij A.T.P. of adenosinetrifosfaat met afsplitsing van een fosfaation. Deze omzetting betekent het vrijgeven van energie waardoor spierconcentratie kan plaats vinden. Anderzijds kan door middel van de energie die vrijkomt uit andere scheikundige reacties, A.D.P. weer in A.T.P. worden omgezet, zo wordt er een nieuw energiepakket gevormd dat op zijn beurt weer energie kan leveren voor nieuwe spierconctracties. We kunnen dit vergelijken met een batterij die stroom afgeeft maar zich weer kan opladen, om weer stroom te kunnen vrijgeven. Een mens die bewegelijk is gaat deze reacties snel en regelmatig uitlokken. Mensen die een gebrek aan beweging hebben gaan zeer traag hun energie opbouwen en afgeven. Vandaar dat deze mensen op zeer korte tijd en bij de minste inspanning uitgeput zijn. Het is geen kwestie van voldoende energie via de voeding op te nemen, maar wel van soepelheid om energie vrij te geven en weer op te nemen. Deze soepelheid is afhankelijk van de snelheid van de reactie. De snelheid van de reactie is afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof die per tijdseenheid naar onze spieren kan gebracht worden. Dit hangt af van de ter plaatse aanwezig zuurstof. Een kleine hoeveelheid zuurstof is steeds aanwezig in de spier; ze is gebonden aan een speciale stof; het myoglobine ( zuurstofbindende eiwit ) Deze neemt van het hemoglobine (eiwit in het bloed ) de zuurstof over en houdt ze ter beschikking van de cel voor het aërobe metabolisme (alleen met zuurstof omzetten). Verder speelt ook de aangevoerde hoeveelheid zuurstof tijdens de inspanning een grote rol. Deze hangt op haar beurt af van lokale factoren zoals de doorbloedingsmogelijkheden in de spier zelf alsook van algemene factoren zoals hart- en longwerking. Een belangrijke factor hierbij is het maximale vermogen om zuurstof op te nemen. Dit laatste hangt vooral af van oefening.
De voeding
De voeding speelt hierbij ook een rol. Een koolhydraatrijke voeding, een voeding met natuurlijke suikers zoals fruit, vruchten en bessen geven een langer uithoudingsvermogen dan een vetrijke voeding zoals vlees- en visvoeding omdat vetten, vooral dierlijke vetten, meer zuurstof voor eigen verbranding nodig hebben dan koolhydraten. Trouwens alle sterke dieren zijn planteneters.
Conclusie
We kunnen zeggen dat iedere beweging gepaard gaat met een inspanning. Door deze inspanning gaan we opgestapelde energie afkomstig van onze voeding opgebruiken en gaan we nieuwe energie vormen onder de vorm van energiepakketten. Door ons regelmatig te bewegen gaan we een zekere soepelheid krijgen in deze energiecyclus en gaan we automatisch de zuurstoftoevoer verhogen. Hoewel de beweging afhankelijk is van de spierwerking, worden alle organen bij de beweging betrokken, zoals de hartslag, bloedcirculatie, longwerking, maar ook het spijsverteringsstelsel en zelfs het zenuwstelsel. Beweging is een noodzakelijkheid om de gezondheid in stand te houden. Zwaarlijvigheid is heel vaak het gevolg van het niet gebruiken van opgestapelde energie. De reservevetten blijven jarenlang opgestapeld zonder vernieuwd te worden. In deze reservevetten kunnen zich gifstoffen afkomstig uit de moderne voeding en uit het verpest milieu opstapelen en langzaam in het lichaam infiltreren. Als deze reservevetten niet de kans krijgen langdurig opgestapeld te blijven, dan worden eventuele gifstoffen snel afgevoerd. Beweging wordt ook omgezet naar warmte en deze verhoogde warmte moet weer via een afkoelingssysteem verwijderd worden. Dat noemt men dan transpireren of zweten. Het normaal transpireren, zonder overdrijving, is van buitengewoon belang. Via het huidoppervlak worden gifstoffen, ook natuurlijke afvalstoffen die door eigen metabolisme ontstaan, uitgescheiden. Overdreven zweten bij grote inspanningen kan een nutteloos verlies van mineralen met zich meebrengen en tot uitputting leiden. Beweging is een goed middel om tot een normale transpiratie te komen. Het warmtecentrum bevindt zich in de hersenen en wordt via de hypofyse en de bijnieren geregeld. Door beweging krijgt men meer zuurstof, een betere bloedsomloop, een soepele werking in de energiecyclus, vernieuwing in de reservevetten, een zuivering van het lichaamsvocht en een normale zweetafscheiding. Gezonde, natuurlijke voeding is belangrijk maar vergeten we vooral niet dat een natuurlijke levenswijze even noodzakelijk is. Veel beweging in de buitenlucht is een belangrijk aspect van deze levenswijze.