Ouder worden: het proces van veroudering
Ouder worden is een multifactorieel en complex proces waarbij verschillende elementen elkaar onderling beïnvloeden. Enkele belangrijke factoren in het ouder worden zijn onder andere genetische factoren, leefstijl, chronische ziekten, enzovoort. Om de problematieken die ontstaan bij het ouder worden goed te begrijpen is een basiskennis over het verouderingsproces noodzakelijk (Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid, s.d.). Lange tijd werd de ouderdom gezien als een periode van aftakeling en verval. Door dit beeld werd ouderdom lange tijd gezien als een periode van achteruitgang op alle terreinen, bijvoorbeeld op gebied van intelligentie, geheugen en sociale relaties (Craeynest, 2005). Doorheen de tijd is een meer genuanceerd beeld ontstaan van veroudering.
Een belangrijke evolutie in de ouderenpopulatie
De wereldbevolking veroudert en de levensverwachting is doorheen de geschiedenis spectaculair gestegen. Door betere leefomstandigheden en een betere gezondheidszorg in de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog is het aantal mensen in de hogere leeftijdscategorieën (vooral ouderen > 60 jaar) in de westerse landen sterk toegenomen. Uit onderzoek voorspelt men dat de veroudering zich nog zeker doorzet tot 2020. Deze veroudering van de maatschappij wordt vergrijzing genoemd. Naast een toename van de vergrijzing - waarbij de top van de piramide breder wordt - is er ook sprake van vergroening waarbij de basis van de piramide smaller wordt (Buijssen, 2001).
Ouderdom: begripsomschrijving
Hoewel ieder mens uniek is, verloopt de ontwikkeling van de mens volgens een bepaald algemeen patroon. Dit patroon hangt nauw samen met de leeftijd, waardoor men spreekt van levensfasen. Tussen geboorte en de dood doorloopt iedereen vijf algemene levensfasen, namelijk: de babytijd, de kindertijd, de puberteit, de volwassenheid en de ouderdom (Hoogland, ea., 2011).
Men gebruikt het begrip ‘ouderen’ bij mensen die ouder zijn dan 65 jaar. Door de toename van de levensverwachting, zoals eerder besproken, beslaat de ouderdom een periode die steeds langer wordt. Hierdoor kan de ontwikkelingsfase van de ouderdom in twee periodes ingedeeld worden. Een eerste fase is de vroege ouderdom. Hiertoe behoren mensen van 65 tot 75 jaar. Deze groep ouderen zijn meestal net met pensioen, hebben nog voldoende financiële middelen en zijn meestal nog gezond en zeer actief. Een tweede fase in de ouderdom is de late ouderdom. Tot deze fase behoren personen ouder dan 75 jaar. Deze groep ouderen zijn meestal minder actief en hebben een minder goede conditie en gezondheid. Door deze afhankelijkheid is deze groep ouderen vaak afhankelijk en hulpbehoevend (Canas & Villalobos, 2006).
Het proces van veroudering
Lange tijd werd de ouderdom gezien als een periode van aftakeling en verval. Door dit beeld werd ouderdom lange tijd gezien als een periode van achteruitgang op alle terreinen, bijvoorbeeld op gebied van intelligentie, geheugen en sociale relaties (Craeynest, 2005).
Doorheen de tijd is een meer genuanceerd beeld ontstaan van veroudering. Waar vroeger enkel aandacht was voor het medische aspect van de ouderdom, is er anno 2015 ook aandacht voor het psychologische en het sociale aspect van het ouder worden. Door deze verschuivingen wordt de ouderdom gezien als een actieve fase waarin mensen zelf vorm kunnen geven aan het verouderingsproces (Claes, 2008).
In dit artikel omtrent ouder worden wordt het proces van de veroudering nader besproken aan de hand van een vaak gebruikte indeling. Zo staan we eerst stil bij de biologische of lichamelijke aspecten van het ouder worden.
Biologische veroudering
In algemene zin wordt de term ‘biologische leeftijd’ gebruikt om de algehele lichamelijke toestand van een individu aan te duiden (Stuart-Hamilton & Buijssen, 1996). In het verouderende lichaam treden talrijke veranderingen op. Eerst gaan we dieper in op de eerste tekenen van de veroudering. Vervolgens staan we stil bij vaak voorkomende lichamelijke klachten van ouderen.
De eerste tekenen van veroudering
Bij een mens steken de eerste tekenen van veroudering gemiddeld rond het 45ste levensjaar de kop op (Lollie, 2011). De impact van deze eerste tekenen zal individueel sterk verschillen, waardoor een algemeen patroon van veroudering niet bestaat. Toch zijn er enkele opvallende lichamelijke tekenen van veroudering (Schroots, 2002). Een eerste belangrijk teken van het dichterbij komen van de ouderdomsfase is voor vrouwen de menopauze. Deze periode vindt gemiddeld plaats tussen het 48ste en 55ste levensjaar (Lollie, 2011).
Vervolgens zijn er een aantal opvallende uiterlijke kenmerken van het ouder worden. Zo krijgen de meeste mensen grijze haren en wordt het haar dunner. Ook de huid wordt droger, brozer en er ontstaan rimpels. Een laatste belangrijk zichtbaar kenmerk van de ouderdom is de verminderde spiermassa, en bijgevolg ook verminderde spierkracht (Stuart-Hamilton & Buijssen, 1996).
Lichamelijke klachten van de veroudering
Ouder worden gaat vaak gepaard met een aantal lichamelijke klachten. Hier worden de meest voorkomende klachten kort besproken.
Osteoporose
Ouder worden gaat gepaard met een verminderde stevigheid van het skelet. Hiervoor lijken vrouwen over het algemeen iets gevoeliger te zijn dan mannen. Door een afname van de productie van oestrogeen worden de botten steeds brozer, wat uiteindelijk tot osteoporose kan leiden. Osteoporose, in de volksmond botontkalking, is een ziekte waarbij de botten brozer en breekbaarder worden (Canas & Villalobos, 2006).
Figuur 2: illustratie verminderde motoriek bij ouderen Motoriek
Qua motoriek zien we dat bewegingen bij ouderen meer moeite vragen. Met wordt langzamer en alles verloopt minder soepel. Vele ouderen gaan bij bewegingsmoeilijkheden net minder gaan bewegen, waardoor men in een neerwaartse spiraal terecht komt (Mens en gezondheid, 2012). De (zelf ontworpen) illustratie (figuur 2) verduidelijkt dit proces.
Over het algemeen kan meer bewegen dit negatief evoluerend proces tegengaan. Door actief te blijven in het algemeen en dit te combineren met functionele, meer gerichte trainingen van spiergroepen, zal de mobiliteit van de oudere vergroot worden. Hiernaast verkrijgt de oudere door meer te bewegen een beter evenwicht en een betere coördinatie, waardoor de kans op vallen opnieuw verkleint. Het is echter zeer belangrijk dat bewegingsoefeningen met senioren langzaam opgebouwd worden (Mens en gezondheid, 2012).
Gezichtsvermogen
Bij het ouder worden hoort vaak een achteruitgang van het gezichtsvermogen. Men gaat minder scherp zien en het gezichtsveld wordt kleiner. Een vaak voorkomende oogaandoening bij ouderen is cataract of grijze staar. Hierbij wordt de lens troebel en kan dit uiteindelijk tot blindheid leiden. Het slechter worden van het gezichtsvermogen vereist vaak een zekere aanpassing van de oudere. Zo wordt autorijden een stuk moeilijker, vindt de oudere vaak zaken niet meer terug, enzovoort (Canas & Villalobos, 2006).
Gehoor
Op vlak van gehoor merken we dat het vermogen om hoge tonen waar te nemen bij ouderen vermindert. Hierdoor wordt het moeilijker voor de oudere om gesprekken te volgen wanneer er veel achtergrondgeluiden zijn of wanneer mensen door elkaar praten. Een gehoorapparaat kan helpen, maar dit is niet meteen een oplossing voor het probleem. Het gehoorapparaat versterkt namelijk meestal alle geluiden, waardoor de oudere nog steeds een probleem ondervindt bij het van elkaar onderscheiden van geluiden en stemmen (Canas & Villalobos, 2006). Bij mensen die groot gehoorverlies ondervinden ontstaan bovendien vaak gevoelens van wantrouwen als de betrokkene zelf gaat invullen wat hij niet hoorde (Craeynest, 2005).
Hersenen
Een niet direct zichtbaar lichamelijk kenmerk van het ouder worden is dat de hersenen in de loop van het normale verouderingsproces met 10 tot 15% in gewicht afnemen. Deze gewichtsafname kan gevolgen hebben voor het psychisch functioneren. Waarom de hersenen gewicht verliezen is niet duidelijk. Naar alle waarschijnlijkheid spelen verschillende factoren een rol. Een van de vermoedelijke oorzaken is bijvoorbeeld een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen, waardoor de neuronen afsterven door een gebrek aan zuurstof (Stuart-Hamilton & Buijssen, 1996)