De sociaal-affectieve ontwikkeling van een kind
Vanaf de geboorte, begint de ontwikkeling van het affectieve gebied. Stap voor stap vorm het kind tot wie hij later zal zijn op sociaal en emotioneel vlak. Iedere leeftijdsfase heeft zijn eigen ontwikkeling op sociaal en affectief gebied. De sociale en affectieve ontwikkeling wordt vaak in een adem genoemd, omdat sociaal betekent hoe kinderen met elkaar omgaan en affectiviteit betekent hoe het kind omgaat met gevoelens. Deze twee aspecten hangen nauw met elkaar samen.
Wat is de sociaal-affectieve ontwikkeling?
Het sociaal-affectieve aspect bestaat uit twee verschillende aspecten. Het sociale aspect en het affectieve aspect. Bij het sociale aspect gaat het erom hoe het kind omgaat met de mensen om hem heen. Het affectieve aspect betekent hoe het kind tijdens het omgaan met mensen, omgaat met de gevoelens die hij heeft. Denk hierbij aan jaloezie, veiligheid, liefde en angst.
Aanlegfactoren
Onder de aanlegfactoren van de sociaal affectieve ontwikkeling vallen: erfelijkheid, persoonlijkheid en temperament. Familieleden hebben vaak sociale eigenschappen met elkaar gemeen. Bij probleemgedrag zoals agressiviteit speelt vaak een erfelijke factor een rol. Onze persoonlijkheid wordt vanaf de geboorte al duidelijk en is bij iedere baby anders. Twee kinderen van dezelfde ouders zijn dan ook niet hetzelfde, niet qua uiterlijk, maar ook niet qua innerlijk. Wanneer twee ouders agressief zijn, zal het ene kind zich door zijn karakter daar beter op kunnen aanpassen dan de ander.
De verschillende leeftijdsfasen
Iedere leeftijdsfase heeft zijn eigen kenmerken hoe ver het kind zich heeft ontwikkeld in zijn ontwikkeling:
De baby
De peuter
De kleuter
Het jonge schoolkind
Het oude schoolkind
De baby
Wanneer de baby ongeveer 6 weken oud is, begint het sociaal-affectieve aspect een rol te spelen.
Eenkennig
Ongeveer 6 weken na de geboorte, toont de baby de eerste vormen van sociaal zijn. Hij begint al voor het eerst bewust te lachen naar een persoon die hij kent of naar prikkels in de omgeving. Het lachen naar alles en iedereen gebeurt tot 7 maanden. Na die 7 maanden, lacht hij alleen nog maar selectief, hij wordt dan eenkennig. Het selectief lachen hangt af van de erfelijkheid, persoonlijkheid en temperament. De ene baby zal kiekeboe wel leuk vinden, de ander niet. Ook krijgt de baby verlatingsangst. Wanneer de moeder bijvoorbeeld uit de kamer is, denkt de baby dat ze helemaal weg is, terwijl ze achter de deur naar beneden loopt.
Hechting
De baby gaat verschillende banden aan. Door vaak bij de baby aanwezig te zijn, gaat het kind een blijvende emotionele band aan met de persoon die vaak bij hem is. Dit kan met een of meerdere personen. Hechting zorgt voor zekerheid en veiligheid bij de baby. Wanneer de baby zich op zijn gemak voelt, zal hij zich ook beter ontwikkelen in cognitieve en motorische aspecten. De baby reageert op emoties van een ander. Wanneer er in zijn omgeving niet goed wordt omgegaan met emoties, krijgt hij niet het goede voorbeeld.
Geen ik-besef
Een baby beseft nog niet dat hij een eigen persoon is. Wanneer hij zichzelf in de spiegel ziet, zal hij niet weten dat hij dit is. Dit besef komt pas later. Wel heeft het kind al een eigen persoonlijkheid. De ene baby zal rustig zijn, de ander zal wat vaker van zich laten horen.
De peuter
Ik-besef
De peuter krijgt langzamerhand wel een besef dat hij een eigen ik heeft. Tot ongeveer 3 jaar zal de peuter zich bij zijn eigen naam noemen. Zo zegt hij: 'Jasper eet een appel'. Immers wordt hij door iedereen Jasper genoemd, hij denkt dan dat dit zo moet. In het derde levensjaar zal hij zichzelf 'ik' noemen. Hij heeft dan zijn eigen ik. Door deze ontwikkeling belandt hij in de zogenoemde peuterpuberteit. Het is ikke, ikke, ikke! Hij wordt egocentrisch. Zijn wil is wet, anders wordt hij koppig.
Ontwikkeling van geweten
De peuter heeft nog niet een besef, wat goed en wat slecht is. Hij gaat hiermee experimenteren. Hij ziet alleen nog niet de gevolgen. Zo schopt een peuter een ander kind. Hij weet dat hij schopt, en dat dit slecht is. Maar de reden waarom het slecht is om te schoppen, weet hij nog niet. Zo zal een peuter, een ander kind niet snel troosten.
Vriendschappen
Een peuter krijgt zijn eigen vriendjes. Ze zoeken elkaar op en kijken naar elkaar, maar samen spelen gaat nog niet echt. Peuters hebben al eigen voorkeuren. Zoals welke kinderen hij op gaat zoeken. Kinderen die van jongs af aan in contact komen met andere kindjes, zoeken andere kindjes sneller op dan kindjes die dit niet hebben meegekregen in de peuterjaren.
Angst
Peuters hebben een rijke fantasie. Tijdens het spelen fantaseren ze wat er gebeurt. Fantasie brengt ook iets negatiefs mee. Zo kan een peuter bang worden in het donker of bang worden van schaduwen. Kinderen die van nature angstiger zijn, moeten niet geremd worden in hun angst. Ze moeten hun grenzen leren opzoeken. Door het kind goed te begeleiden, merkt hij dat spoken niet bestaan en dat er geen krokodil onder zijn bed ligt.
De kleuter
Het speelgedrag
De kleuter gaat steeds meer van de wereld ontdekken. Ook komen andere personen in zijn leven zoals de juffen, klasgenootjes en mensen van de buitenschoolse-opvang. Het egocentrische gedrag van de baby en peuter dat hij toont bij een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, maakt plaats voor een socialer leven. Hij leert samen spelen met kinderen, en kan meeleven met de gevoelens van anderen. De kleuter houdt van mensen helpen en helpt dan ook graag zijn ouders of leerkracht.
Identificatie
Een kleuter imiteert het gedrag van zijn ouders of juf. Het kind speelt dan na, wat de vader of moeder in het dagelijks leven doen. Daarom is er in kleuterklassen vaak een poppenhoek. Hoe rijker de poppenhoek, hoe meer hij het gedrag kan imiteren. Vaak speelt het meisje de moeder, en het jongetje de vader. Deze personen komen immers het meest voor in hun leven. Dit kan ook negatief uitpakken. Wanneer een van de ouders de hond schopt, kan het kind dit ook gaan doen.
Het geweten
Kleuters krijgen een besef, van wat goed en wat fout is en krijgen ook schuldgevoelens. Een kleuter denkt, ik heb iets gedaan wat niet mag, ik moet hem troosten en sorry zeggen. Alleen is het geweten is nog niet volledig ontwikkeld, dus zal hij nog wel regelmatig de fout in gaan.
Het jonge schoolkind
Vriendschappen
Het jonge schoolkind gaat steeds meer vriendjes maken. Vriendschappen zijn vaak nog van korte duur. Het ene moment zullen ze nog vrienden zijn, en nadat er een ruzie is geweest opeens niet meer. In deze vriendschappen zijn er ook al de verschillende rolverdelingen, de leiders, meelopers en de kinderen die worden buitengesloten uit deze vriendschappen.
Emoties
In deze leeftijd zijn kinderen vaak terughoudend in het tonen van hun emoties. Het besef van dood, scheiden en geweld komt nu sterk naar voren. Er komen slapeloze nachten. Het jonge schoolkind kropt deze emoties op, tot het niet verder kan. Dan komt het er allemaal in een keer uit. Het jonge schoolkind moet het goede voorbeeld krijgen van begeleiders, hij moet zien dat hij zijn emoties mag laten zien.
De omgang met mensen
Pesten, vechten en schelden komt al voor op deze leeftijd. Stoornissen en problemen thuis zijn vaak de oorzaak. Praat hier over met het kind om te zorgen dat dit opgelost wordt. Deze leeftijd staat er ook om bekend dat ze graag de regels overtreden en de grenzen opzoeken. Al vanaf dat ze baby zijn, moeten er duidelijke grenzen aangeven worden en zullen deze ook gehanteerd moeten worden.
Het oude schoolkind
Groepen
Er ontstaan groepen naar interesse. De gamers, de ijdeltuiten, de paardrijders, de voetballers, ze zoeken elkaar op. Waar een jongen vaak een grote groep vrienden heeft, heeft een meisje meestal een paar goede vriendinnen waarbij ze zich veilig voelt om dingen te vertellen. De samenwerking binnen deze groep wordt al beter. Er zijn nog wel rolverdelingen zoals de leider en de meeloper, maar het verschil wordt kleiner.
Pesten
Pesten komt in deze leeftijd steeds frequenter voor. Dit gebeurt, omdat ze in deze leeftijd nog niet beseffen, wat het met de ander doet. Kinderen die gepest worden, krijgen minder zelfvertrouwen en worden dan ook minder sociaal in de omgang. Ze kroppen hun emoties op. Wanneer een kind niet in een vriendengroep zit, zal het zich minder goed kunnen ontwikkelen op sociaal-affectief gebied. Ook schoolresultaten kunnen achteruitgaan.
Wat te doen als er problemen zich voordoen?
Er zijn tientallen oorzaken te noemen die te maken hebben met problemen in de sociaal-affectieve ontwikkeling. Pesten, stoornissen, opvoeding en trauma's zijn allemaal redenen waardoor een kind zich belemmerd voelt om zich sociaal te kunnen ontwikkelen. Voorkomen is beter dan genezen. Zorg dat het kind zich op zijn gemak voelt.
Signalen
Signalen van problemen in de sociaal-affectieve ontwikkeling zijn:
- Huilbuien;
- Niet willen praten;
- Niet aan tafel komen;
- Zichzelf opsluiten in kamer
- Nooit afspreken met vrienden;
- Pesten etc.