Wat zijn looistoffen of tanninen?
Looistoffen worden ook wel tanninen genoemd. Er zijn diverse manieren om looistoffen in te delen. Looistoffen hebben over het algemeen een astringerende of samentrekkende werking waardoor eiwitten neerslaan. Deze werking zorgt op verschillende manieren voor de geneeskracht van looistoffen. Het woord tannine komt van tanna, een Hoogduits woord wat gebruikt werd voor zowel de eik als de dennenboom, in het Duits Tannenbaum genoemd. Ons woord dennenboom is een verbastering van het oude Hoogduitse woord. In eik zit namelijk veel tannine. Je kunt soms de samentrekkende werking bemerken als je een plant met tanninen eet; de mond zal dan het gevoel krijgen zich samen te trekken.
Let op! Dit artikel is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur en bevat mogelijk informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is en/of aansluit bij de algemene zienswijze.Inhoud:
Indeling looistoffen
In de indeling van tanninen wordt tegenwoordig het meest een onderscheid gemaakt tussen
- Gallotanninen
- Ellagitanninen
- Complexe tanninen
- Oligomere en polymere proanthocyaniden
Gallotanninen
Tot de categorie gallotanninen behoren alle looistoffen op basis van galluszuur. Galluszuur komt het meest voor in verbindingen met glycosiden. Gallotanninen splitsen zich als er water aan wordt toegevoegd; dat proces wordt hydrolyse genoemd. Gallotanninen komen veelal voor in geneesplanten die niet direct gegeten kunnen worden maar wel in verdunningen worden aangewend als medicinale plant. Voorbeelden hiervan zijn de
Amerikaanse toverhazelaar,
beredruif,
zomereik en
Chinese rabarber.
Ellagitanninen
Ellagitanninen zijn looistoffen die minimaal twee galluszuurmoleculen bevatten. Ze vormen de grootste categorie looistoffen in de natuur. Deze soort looistoffen is in tegenstelling tot gallotanninen niet hydrolydeerbaar. Genneesplanten waar de stoffen in voorkomen zijn:
zilverschoon,
tormentil en
spitslobbige vrouwenmantel. Verder komt het ook voor in de Amerikaanse toverhazelaar; deze bevat zowel gallotanninen als ellagitanninen.
Complexe tanninen
Complexe tanninen worden ook wel flavono-ellagitanninen genoemd. Deze vorm van tanninen zijn gebonden aan een
flavonoïde. Een voorbeeld hiervan is de Mongolische eik of
Quercus mongolica.
Gecondenseerde tanninen of oligiomere en polymere proanthocyaniden
De vierde categorie looistoffen hebben een flavan-3-ol als catechine. Als monomere molecuul heeft deze looistofvorm geen astringerende of samentrekkende werking, in tegenstelling tot alle andere looistoffen. Ze kunnen ook als polymeren voorkomen; dan zijn het lange ketenmoleculen die wel astringerende eigenschappen hebben. Bij een polymerisatie van 2 tot 8 catechinen is er sprake van Oligomere Procyaniden(OPC´s). Bij meer dan acht eenheden spreekt men van polymere proanthocyaniden. Gecondenseerde tanninen komen onder andere voor in:
groene thee,
blauwe bosbes,
druivenpitten,
ratanhia en zeeden of
pinus maritimus.
Samentrekkende werking
Tanninen hebben verschillende werkingen. Ze doen eiwitten neerslaan. Wanneer er sprake is van ontstoken slijmvlies, trekken tanninen een membraam over dat slijmvlies waardoor het beschermd wordt. Er kan dan minder slijm worden afgegeven. Dit wordt de samentrekkende werking genoemd. Deze vindt geneeskrachtige toepassing in de behandeling van diarree, maagwandontsteking en darmwandontsteking. Gedroogde blauwe bosbes en de wortel van tormentil zijn in de
fytotherapie de beste middelen tegen diarree.
Moerasspirea is een middel dat wordt ingezet bij maagwandontsteking, ook wel gastritis genoemd.
Mild ontsmettende werking
Ook eiwitten van ziekmakende micro-organismen kunnen neergeslagen worden. Op deze manier hebben looistoffen een antiseptische werking. Gorgelmiddelen worden gebruikt om ziektekiemen in de mond onschadelijk te maken. Het mondslijmvlies, tandvlees, strottenhoofd en keel kunnen middels een gorgeldrank worden behandeld met
gewone agrimonie, zilverschoon of ratanhia.
Uitdrogende werking
Ontstoken weefsels vertonen overdreven veel secretie. Deze wordt afgeremd door looistoffen. Het wordt de uitdrogende of anticattharale werking van looistoffen genoemd. Gezond weefsel wordt ongemoeid gelaten door looistoffen. Verschillende planten worden voor verschillende ontstoken slijmvliezengebruikt:
- Stijve ogentroost: op ogen en neus,
- Amerikaanse toverhazelaar: op ogen,
- Spitslobbige vrouwenmantel: op vagina.
Bloedstelpende werking
Oppervlakkige, uitgezette haarvaten worden eveneens samengetrokken. Hierdoor worden bloedingen gestelpt en roodheid van de huid verminderd. Geneesplanten die deze functie hebben zijn:
- Tormentil: bij bloedige diarree,
- Spitslobbige vrouwenmantel: bij overdreven bloedverlies tijdens menstruatie,
- Amerikaanse toverhazelaar: bij aambeien.
Mild ontstekingsremmende werking
Aangezien roodheid wordt verminderd, de secretie van de slijmvliezen afneemt en bloedingen gestelpt worden, kun je tanninen ontstekingsremmend noemen. De ontstekingswerende werking gaat altijd in samenspraak met de andere medicinale werkingen van tanninen. Alle genoemde voorbeelden van geneesplanten met tanninen kennen ook een ontstekingswerende werking. Specifieke voorbeelden van andere tanninenbevattende planten zijn:
- Beredruif bij blaasontsteking,
- Zomereik bij allerlei huidontstekingen.
Wondgenezende werking
Het beschermende laagje wat tanninen aanbrengen zorgen ervoor dat beschadigd weefsel sneller hersteld wordt. Het vochtverlies bij wonden wordt beperkt waardoor het lichaam eerder kan overgaan tot het herstellen van de huid. In medische term heet het dat de granulatie wordt bevorderd; granulatie is een onderdeel in het proces van de aanmaak van nieuwe huidcellen. Geneesplanten die goed zijn voor hethuidherstel:
Lees verder