Wanneer kun je spreken van een verslaving?
Een verslaving: wat is dat eigenlijk? Wanneer je hier over nadenkt, zul je merken dat het best lastig is om aan te duiden wat een verslaving precies is. Het heeft te maken met verschillende factoren zoals je eigen normen en waarden en met de regels die officieel gesteld zijn voor het diagnosticeren van een verslaving volgens de Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders (DSM).
Wat is een verslaving?
Wat is een verslaving? Je zult merken dat het lastig is om hier een kort antwoord op te geven. Onder andere heeft dit te maken met je eigen normen en waarden. Stel je voor: je buurman drinkt twee biertjes per dag. Vind jij dan dat hij verslaafd is of nog niet? Officieel gezien – dus volgens regels en criteria opgesteld door de mens – ben je al alcoholverslaafd wanneer je minimaal twee alcoholische consumpties per dag gebruikt. Veel mensen zullen dit anders zien; de meningen hierover zullen verdeeld zijn. Om hier toch een eenduidige lijn in te trekken, zijn een aantal criteria opgesteld. Aan de hand hiervan kan bekeken worden of er sprake is van een verslaving. Deze criteria zijn opgenomen in de Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders; oftewel de DSM.
Een verslaving heeft natuurlijk niet betrekking op alcohol. Er zijn nog vele andere mogelijkheden die binnen een verslaving vallen zoals een drugsverslaving, eetverslaving, gameverslaving, et cetera. Voor het gemak zal nu worden ingegaan op middelenmisbruik.
Een verslaving volgens de DSM
In de Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders zijn een aantal criteria opgenomen die betrekking hebben op het diagnosticeren van een verslaving. Dit ziet er als volgt uit:
Diagnostische criteria voor middelenmisbruik en afhankelijkheid (DSM-IV-TR): Middelenmisbruik:
A. Misbruikpatroon van het middelgebruik leidt tot klinisch significante beperkingen of distress wat zich laat zien door één of meer van de volgende karakteristieken binnen een periode van 12 maanden:
1. Terugkerend middelmisbruik wat resulteert in het niet kunnen voldoen van grote eisen van het werk, op school of thuis.
2. Terugkerend middelenmisbruik in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is
3. Terugkerend middelenmisbruik-gerelateerde legale problemen
Doorgaan met het middelenmisbruik desondanks terugkerende sociale of interpersoonlijke problemen te hebben die veroorzaakt zijn door of verergerd zijn door de effecten van het misbruik.
B. Symptomen voldoen niet aan de criteria van drugsverslaving voor dit type middel.
Middelenverslaving wordt gediagnosticeerd als 3 of meer van de volgende symptomen zich tegelijkertijd voordoen binnen 12 maanden:
1. Tolerantie treedt op, dat wil zeggen dat er steeds meer van het verslavende middel nodig is om het gewenste effect te bereiken of dat steeds minder effect optreedt bij het gebruik van eenzelfde hoeveelheid van het verslavende middel
2. Er treden ontwenningsverschijnselen op, specifiek voor dat middel, of er worden gelijksoortige middelen genomen om de ontwenningsverschijnselen het hoofd te bieden.
3. Het middel wordt in steeds grotere hoeveelheden genomen, over een langere tijd dan eigenlijk de bedoeling was
4. Er is de drang om te stoppen met het middel, verschillende (mislukte) pogingen zijn ondernomen om te stoppen, te minderen
5. Veel tijd wordt gestoken in het verkrijgen van het middel en/of het gebruiken van het middel
6. Belangrijke sociale activiteiten, werk en/of vrijetijdsbesteding worden opgegeven of verminderd voor het middelengebruik
7. Ook al weet de persoon dat het middel dat wordt genomen zorgt voor fysieke of psychologische aandoeningen of verslechtering daarvan, hij of zij blijft doorgaan met het gebruik ervan.
Bron: Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR, 2000) - Nederlandse vertaling
Samenvatting
In de DSM-criteria lezen we verschillende zaken die van invloed zijn op het kunnen diagnosticeren van een verslaving. Allereerst wordt er geschreven dat er gedurende een periode van 12 maanden een aantal symptomen moeten optreden. Eigenlijk komt dit erop neer dat iemand verslaafd is wanneer het middelenmisbruik zodanig op de voorgrond staat dat het de persoon belemmert in het dagelijks functioneren. Iemand kan bijvoorbeeld problemen krijgen op het werk of op school. Ook kan het zijn dat iemand gevaarlijke situaties creëert ten gevolge van het middelenmisbruik. Hierbij kun je denken aan dronken in de auto stappen; omdat je hierdoor een verminderde controle hebt ontstaan en gevaarlijke situaties voor jezelf en voor anderen. Ook kan iemand psychische problemen krijgen of sociaal geïsoleerd raken omdat het hele leven draait om het middel dat iemand gebruikt.
Bij deel B komen symptomen van de feitelijke middelenverslaving aan bod. Van deze punten moeten er minimaal drie van toepassing zijn. Vaak treedt bijvoorbeeld tolerantie op; je lichaam raakt gewend aan een stofje en wordt er resistent tegen. Dat verklaart waarom de ene persoon met bijvoorbeeld zes biertjes al dronken is, terwijl de ander er misschien wel 30 nodig heeft; het lichaam heeft een hogere tolerantie. Wanneer de persoon direct zou stoppen met het gebruik van het middel, kunnen ontwenningsverschijnselen optreden. Iemand kan extreem nerveus of angstig worden, zweetaanvallen krijgen, et cetera. Ook wordt iemand steeds roekelozer in de hoeveelheden waardoor grote hoeveelheden al gauw normaal worden. Ook gebeurt het vaak dat de persoon graag wil stoppen met het middel, maar dit niet meer kan; er is geen weg terug. De persoon heeft vaak meerdere pogingen gewaagd om te stoppen maar die zijn mislukt. Het middel beheerst iemands leven; de dag staat in het teken van het gebruiken of kopen van het middel. Iemand gaat zich isoleren en onttrekken van contact met anderen, enkel om het middel te kunnen gebruiken. Ook blijft iemand vaak het middel gebruiken, ondanks dat de persoon weet wat voor gevolgen het heeft.
Een verslaving is een gecompliceerd verschijnsel. Onthoud dat de diagnose voor een verslaving enkel gesteld kan worden door een bevoegd persoon zoals een psychiater!