Naar het ziekenhuis

Dat je naar het ziekenhuis moet, betekent niet meteen dat je leven in gevaar is. Maak je dan ook niet direct teveel zorgen. Wel is het verstandig om je voor te bereiden op het ziek zijn. Ziek zijn betekent vaak dat je (een tijdje) niet kunt werken, het huishouden doen, autorijden of fietsen. Het kan je leven ingrijpend veranderen.

Hoe kom je in het ziekenhuis?

1. Je huisarts bepaalt bij een ziekte of het nodig is om je verder te onderzoeken in een ziekenhuis. Dit betekent niet dat je gelijk wordt opgenomen. Je maakt eerst een afspraak met een arts (specialist) in het ziekenhuis voor een kort onderzoek. De uitslag van dit onderzoek bepaalt je verdere behandeling. Het kan zijn dat je niet wordt opgenomen in het ziekenhuis. Je krijgt dan bijvoorbeeld medicijnen of fysiotherapie. Je huisarts houdt het verloop van je ziekte of aandoening in de gaten. Het kan ook zijn dat je wel wordt opgenomen, bijvoorbeeld voor nader onderzoek of een operatie.
2. Via spoedeisende hulp. Je krijgt bijvoorbeeld een ongeluk en komt plotseling in het ziekenhuis terecht.
3. Je hebt een chronische ziekte en je komt regelmatig in het ziekenhuis voor controle of behandeling.

Polikliniek

Als je via je huisarts bent verwezen naar het ziekenhuis en je hebt niets spoedeisends, dan word je niet direct opgenomen. Eerst kijkt een arts (specialist) wat er nu precies met je aan de hand is. Uit dat onderzoek blijkt of je moet worden opgenomen of niet.
Je maakt daarom eerst een afspraak met een arts op de polikliniek van het ziekenhuis. Dit werkt eigenlijk op dezelfde manier als het spreekuur bij je huisarts.

Wat neem je mee?

Voor een bezoek aan de polikliniek neem je mee:

• je afspraakbevestiging
• je verwijsbrief
• je ponsplaatje (als je dat al hebt, anders wordt het de eerste keer voor je aangemaakt)
• je verzekeringsbewijs
• een overzicht van de medicijnen die je gebruikt

Dagopname

Voor eenvoudige operaties hoef je maar één dag in het ziekenhuis te blijven. Bij deze operaties word je een paar uur in de gaten gehouden en verzorgd. Gaat alles goed, dan ga je in de loop van de dag weer naar huis. In elk ziekenhuis heet zo'n afdeling voor dagopname anders, bijvoorbeeld afdeling dagverpleging of daghospitaal. Soms besluit je behandelend arts dat je beter in het ziekenhuis kunt blijven. Dan kom je op een verpleegafdeling te liggen.

Tijden

Na een operatie mag je soms korte tijd niet eten. Als je voor een dagopname naar het ziekenhuis gaat, kun je ongeveer de volgende tijden aanhouden:

• word je in de ochtend behandeld, dan mag je vanaf 00:00 uur niet meer eten, drinken (ook geen water) en roken.
• word je in de middag behandeld, dan mag je tussen 00:00 uur en 08:00 uur alleen een beschuit met beleg eten en een kopje thee drinken. Na 08:00 uur mag je niet meer eten, drinken en roken.

Opname voor langere tijd

Voor uitgebreide onderzoeken en ingrijpende operaties, moet je langere tijd in het ziekenhuis blijven. Afhankelijk van het onderzoek of de operatie en je herstel daarna, kan zo'n opname een paar dagen tot een paar weken duren. Het ziekenhuis geeft je een polsbandje met je naam, geboortedatum en afdeling. Het is belangrijk dat je dit bandje tijdens je verblijf in het ziekenhuis blijft dragen. Ze weten dan wie je bent, ook als je het zelf niet kunt uitleggen, bijvoorbeeld tijdens operaties.

Wat krijg je te eten?

Vaak hoor je mensen klagen over het eten in ziekenhuizen. Maar toch valt het allemaal wel mee. Het is best lekker en je kunt tegenwoordig kiezen uit meerdere menu's. Ook kun je aangeven hoeveel je wilt van welk gerecht. In sommige ziekenhuizen krijg je 's morgens en 's avonds brood en 's middags warm eten. In andere ziekenhuizen krijg je 's morgens en 's middags brood en 's avonds warm eten. Voor alle drie maaltijden krijg je een keuzeformulier, waarop je kunt aangeven wat je graag wilt eten. Er is keuze uit verschillende soorten brood, beleg en drinken voor de broodmaaltijden. Er is keuze uit verschillende warme gerechten voor de avondmaaltijd. Je keuze is afgestemd op je eventuele dieet. En ook met je geloofsovertuiging wordt rekening gehouden. In de loop van de ochtend, middag, avond komen de voedingsassistenten langs met warme en/of koude dranken, zoals koffie en thee, melk, karnemelk, frisdrank en vruchtensap.

Operatiekamer

De operatiekamers liggen geïsoleerd binnen het ziekenhuis. Deze afdeling is moeilijk toegankelijk, omdat het milieu in dit gedeelte moet worden beheerst. Alles wat erin en eruit gaat, moet voldoen aan bepaalde regels. Dit geldt voor goederen, personeel, patiënten en zelfs voor toegevoerde lucht. Bacteriën mogen zich absoluut niet thuis voelen op de operatieafdeling.

Voorbereiding

Je bent de hele nacht of ochtend voor de operatie al nuchter. Misschien heb je al een kalmerend middel gekregen. Het is normaal dat je je wat gespannen voelt. De voorbereidingsruimte grenst direct aan de operatiekamer. Hier zie je de anesthesist weer die al op bezoek is geweest op de afdeling. De anesthesist en de anesthesie-assistent bereiden je voor op de operatie. Ze controleren wie je bent, zodat ze zeker weten dat ze de juiste persoon gaan verdoven. Je krijgt een infuus, je bloeddruk en je hartslag worden gemeten. In deze ruimte wordt een start gemaakt met de verdoving. Vanuit de voorbereidingsruimte kom je op de operatiekamer.

Operatie

Op het moment dat je in de voorbereidingsruimte bent, is het operatieteam (chirurg, assistenten) zich aan het voorbereiden op de operatie. Na binnenkomst op de operatiekamer word je op de operatietafel gelegd. De anesthesie-apparatuur wordt aangesloten en door de verdoving val je in slaap. Van de rest van de operatie merk je niets, tenzij je een ruggenprik of een andere plaatselijke verdoving krijgt. Het deel van je lichaam waar ze opereren wordt steriel gemaakt met een desinfecterend middel. De overige apparaten worden klaargezet en de operatie begint. Ben je geheel verdoofd, dan zorgt de anesthesist ervoor dat je aan het einde van de operatie weer zelf kunt ademen en bijna bij bewustzijn bent. Hierna nemen de verpleegkundigen op de verkoeverkamer (recovery) de zorg over. Op deze kamer slaap je uit en kom je bij. De anesthesist houdt je nog altijd scherp in de gaten en geeft aan wanneer je weer terug kunt naar de afdeling.

Herstel

Het zal je niet verbazen dat je van een poliklinische ingreep of een operatie onder plaatselijke verdoving, eerder geneest dan van een grote operatie onder gehele verdoving. Ook je conditie vóór de operatie beïnvloedt de tijd die je nodig hebt om te herstellen.

Eerste dag

De eerste dag na je operatie ben je nog zwak en breekt je lichaam de verdovende middelen af. Je krijgt sterke pijnstillers tegen de pijn. Je ligt in bed en kunt nog niet zoveel. Je mag weinig bewegen vanwege je operatiewond of vanwege spieren die tijdens de operatie zijn doorgesneden. Die moeten eerst weer aan elkaar groeien en sterk worden. Je kunt niet naar het toilet lopen of douchen. Dat valt niet altijd mee.

Na de eerste dag

De volgende dagen voel je je steeds beter. Afhankelijk van de zwaarte van je aandoening, behandeling of operatie, duurt deze fase langer of korter. De chirurg die je heeft geopereerd komt nog even bij je langs om de wond te bekijken. De anesthesist komt langs om te vragen of je nog pijn hebt of niet. Als je pijn hebt, dan kan hij je pijnstillers voorschrijven.