COPD in Nederland
Chronische Obstructieve Longziekten - Vroeger was astma, longemfyseem en chronische bronchitis samengevoegd onder 1 naam: CARA (Chronische Aspecifieke Respiratoire Aandoeningen). De klachten van astma nemen echter af bij het ouder worden en de klachten van chronische bronchitis niet. Om verwarring te voorkomen is CARA gesplitst in astma en COPD.
Cijfers COPD
Chronic obstructive pulmonary disease, oftewel chronische obstructieve longziekten (COPD), is een chronische ziekte en komt vooral voor bij mensen van 55 jaar en ouder. (1 ) Volgens het RIVM hadden in 2003 maar liefst 316.400 mensen de ziekte. Hiervan waren 176.500 mannen en 139.900 vrouwen. De genoemde getallen zijn tot stand gekomen door 5 registraties van huisartsen. Het enige nadeel van deze registraties, is dat het aantal geregistreerde patiënten lager is dan het werkelijke aantal personen dat last heeft van COPD-klachten. Hiervoor zijn 3 oorzaken te geven: niet iedereen gaat met de klachten naar de huisarts, de huisarts erkend niet elk geval van COPD en de patiënt met COPD klachten is er inmiddels aan gewend geraakt en heeft ermee leren leven. (2)
Daarnaast is het zo dat de diagnose van COPD niet geheel universeel blijkt te zijn en is hierdoor dus enigszins onbetrouwbaar. Diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat zowel longartsen als huisartsen vaak de patiënt verkeerd diagnosticeren. (3,4)
Vroeger was astma, longemfyseem en chronische bronchitis samengevoegd onder één naam: CARA (Chronische Aspecifieke Respiratoire Aandoeningen). Deze benaming wordt tegenwoordig echter niet meer gebruikt. Astma wordt veroorzaakt door een overgevoeligheid voor inhalatieallergenen die een bronchusobstructie vormen. Deze klachten nemen echter bij het ouder worden af. Dit in tegenstelling tot de klachten van chronische bronchitis, die juist sterk toenemen met het ouder worden. CARA is daarom gesplitst in astma en COPD. (5)
In Nederland lijdt 8 % tussen 55 en 64, 12 % tussen de 65 en 74 jaar en 15 % van 75 jaar en ouder aan longaandoeningen. (6)
Comorbiditeit
Patiënten met COPD hebben een verhoogde kans op het krijgen van een longontsteking, alhoewel het meestal niet zover komt. Het is dus belangrijk om naast antibiotica ook bronchus verwijdende middelen voor te schrijven. Deze kunnen de infectie bedwingen, maar daarnaast ook zorgen voor een verbetering van de kwaliteit van het leven. (5)
De overlevingskans voor een patiënt met COPD is eigenlijk redelijk goed. Het is wel een chronische ziekte en de schade is onherstelbaar, maar toch kan men er redelijk mee leven. Dit geldt wel zolang klachten serieus genomen worden, de medicatie goed gebruikt wordt en overige adviezen aangenomen worden. (7)
Functionele beperkingen en kwaliteit van het leven
Mensen met COPD hebben vaak last van kortademigheid, een afname van de longfunctie en een slechtere conditie. Hierdoor kan men tijdens het sporten grote problemen ondervinden en kan de ziekte er zelfs voor zorgen dat het sporten onmogelijk wordt. Er kan dan een stuk van het sociale netwerk van de patiënt wegvallen en dat heeft geen positieve invloed op de kwaliteit van het leven. De patiënt zou eventueel zelfs in een depressie terecht kunnen komen. Daarnaast kan een patiënt door een slecht uithoudingsvermogen geen verre stukken lopen of fietsen en kan er sociale isolatie optreden. (8)
Zorggebruik
Mensen met een longaandoening zijn 26 % hulpbehoevend, 72 % heeft medische zorg nodig en 6 % heeft zelfs langdurige zorg nodig. (6)
Er bestaan geen duidelijke afspraken over welke zorgverlener wat doet aan de zorg van een COPD patiënt. Een patiënt met COPD kan dus met verschillende zorgverleners te maken krijgen, afhankelijk van de klachten en de ernstigheid. De huisarts en longarts kunnen bijvoorbeeld besluiten om samen te werken, hierbij is goede communicatie wel belangrijk. De huisarts is eigenlijk de eerste zorgverlener die de patiënt met de klachten te zien krijgt en probeert na het onderzoek een goede behandeling voor te schrijven. Hij kan bij mensen met ernstige COPD voor eventuele aanpassingen in de woon- en leefomstandigheden zorgen. De patiënt kant hierdoor langer thuis blijven en hoeft minder vaak naar het ziekenhuis toe. (1)
De longarts voert meer en gerichter onderzoek uit dan de huisarts. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of de ademhaling op prikkels of inspanning reageert en of de longen goed werken. (7) Wanneer het beleid van de longarts positieve resultaten heeft, wordt de patiënt terugverwezen naar de huisarts. (1)
Tegenwoordig is er ook de longverpleegkundige. Deze kan werkzaam zijn in de thuiszorg of in het ziekenhuis. Het voordeel van werkzaam zijn in de thuiszorg, is dat de verpleegkundige bij de patiënt thuis kan komen om bijvoorbeeld extra uitleg te geven over de ziekte. (7)
Verwachte trends
Eind jaren 90 heeft de World Health Organization voorspelt dat onder andere in Nederland de prevalentie van COPD onder vrouwen zal gaan stijgen, terwijl deze bij de mannen zal gaan stabiliseren. De verklaring voor de verhoging bij de vrouwen, is dat er de afgelopen jaren steeds meer vrouwelijke rokers zijn bijgekomen. Daarnaast is het percentage van personen met COPD, volgens de WHO, hoger onder mensen met een lage sociaal-economische klasse. (9)
Naast de verwachte verhoging van de prevalentie, zal er wereldwijd een grote stijging van de mortaliteit van COPD optreden. In 1990 stond de chronische ziekte nog op nummer 6 van de doodsoorzaken, voorspeld is dat het in 2010 op de 3e plaats zal staan. Tevens zal de morbiditeit wereldwijd van een 12e plaats naar een 5e plaats gaan. (10)
Preventie
De belangrijkste preventie maatregel wat betreft COPD, is dat de patiënt stopt met roken. Roken zorgt namelijk voor een versnelde afname van de longfunctie. (2) De patiënt moet dit stoppen met roken eerst zelf proberen, maar mocht het desondanks niet lukken, dan moet er hulp ingeschakeld worden. Een longverpleegkundige of praktijkondersteuner kan hierbij uitkomst bieden. Er kan bijvoorbeeld gezorgd worden dat de patiënt mee gaat doen aan een ‘stoppen met roken’ programma. (8) Daarnaast worden er preventieactiviteiten gehouden die gericht zijn op de rokende jeugd, om longproblemen op latere leeftijd zoveel mogelijk te voorkomen. Het is niet duidelijk of preventieve interventies ter bevordering van gezond gedrag een gunstige invloed hebben. (11)
Thuiszorg en hulpbehoefte
De thuiszorg kan een belangrijke rol spelen bij patiënten met COPD. Er kan bijvoorbeeld een longverpleegkundige langskomen om een goede instructie van het inhaleren van de medicatie te geven en om daarnaast voorlichting te geven over roken. Daarnaast kan er een fysiotherapeut langskomen om voor verlichting van de klachten te zorgen. Dit geldt zowel voor een patiënt die zelf niet (meer) goed kan ophoesten als voor de oudere patiënt die een slechte ademhalingstechniek heeft. Ook kan de patiënt gestimuleerd worden om deel te nemen aan reactiveringprogramma’s om de inactiviteit te doorbreken en te laten zien wat hij of zij allemaal nog wel kan, ondanks de chronische ziekte. (12) Het is tevens belangrijk dat de patiënt een positieve instelling heeft en open staat voor onder andere nieuwe behandelingen of medicatie.