Kattenkrabziekte
De kattenkrabziekte (vroeger geschreven als kattekrabziekte) wordt veroorzaakt door de krab van een kat of door het prikken aan stekels of doornen van planten. Een bacterie dringt de huid binnen en veroorzaakt de kattenkrabziekte. Het ziekteverloop is in de meeste gevallen gunstig en geneest uiteindelijk vanzelf. Wel kan de ziekte gepaard gaan met onder andere koorts en blaasjes op de huid. De lymfeknopen of lymfeklieren raken gezwollen. In ernstige gevallen ontstaat er een hersenvliesontsteking.
Oorzaak van kattenkrabziekte
De veroorzaker voor de kattenkrabziekte is de bacterie Bartonella henselae en soms ook Bartonella clarridgeia. Bartonella henselae is een bacterie die veel voorkomt bij katten, de bacterie kan zich daar goed vermenigvuldigen. Een kat kan de bacterie overdragen aan andere katten of aan mensen. Vooral jonge katten zijn vaker besmet met de bacterie. Oudere katten hebben vaker een afweer opgebouwd. De meeste katten worden niet ziek van de bacterie, waardoor het vaak onbekend is of een kat drager is. Via vlooien wordt de bacterie ook verspreid. De mens wordt nagenoeg nooit gebeten door de honden-of kattenvlo, waardoor besmetting via vlooien op mens zelden plaatsvindt. Jaarlijks krijgen ruim 2.000 mensen in Nederland de ziekte. Geschat wordt dat dit waarschijnlijk nog hoger ligt, omdat veel mensen met lichte klachten niet langs hun huisarts gaan.
Besmetting
De bacterie dringt de mensenhuid binnen door de krab van een kat of door het prikken aan een stekel of doorn van een plant. Wanneer de kat of de plant besmet is met de bacterie kan deze zeer snel de huid binnendringen. Wanneer er niet direct maatregelen wordt genomen kan de bacterie dieper de huid binnendringen en daar een infectie veroorzaken. Ontsmetten van de wond na een kattenkrab of het prikken aan een plant is daarom aan te raden. Het ontsmetten zal het risico nooit helemaal wegnemen maar verkleint wel de kans op besmetting.
Symptomen
De eerste symptomen treden op 2 tot 3 weken na verwonding waarbij de infectie is opgelopen. De lymfeklieren zwellen op en voelen pijnlijk aan. Op de plek van verwonding ontstaat er een zwelling dat een blaasje wordt. Dit blaasje zal een korstje worden en weer vanzelf verdwijnen. Het is niet nodig dit blaasje te behandelen. Soms vormt zich een abces dat wel behandeld moet worden. Het zijn vooral de lymfeklieren waar patiënten last van hebben. De lymfeklierontsteking zal ook zonder behandeling volledig verdwijnen na 5 tot 8 weken.
In een aantal gevallen leidt de ziekte tot een hersenvliesontsteking. Dit komt vooral voor bij mensen waarvan de afweer verzwakt is. Een hersenvliesontsteking is een ernstige ziekte die kan leiden tot de dood. Mensen met een verzwakte afweer kunnen daarom beter stekende planten en katten vermijden, om infectie zoveel mogelijk te voorkomen. Wanneer ze toch gestoken of gekrabd zijn is het belangrijk om de wond direct en goed te ontsmetten. Bij de eerste symptomen, twee tot drie weken na de verwonding, is het nodig om alsnog een arts te raadplegen. Katten worden niet ingeënt tegen de bacterie dus in principe kan iedere kat, ook de huiskat, besmet zijn. Katten die nooit buiten komen hebben veel minder kans om besmet te zijn met de bacterie.
Behandeling
In de meeste gevallen is behandeling niet nodig. De ziekte zal uit zichzelf genezen. Het is ook niet altijd nodig om naar de huisarts te gaan wanneer er alleen sprake is van lichte symptomen. De arts zal verder dan niet veel kunnen doen. Bij abcessen is het vaak wel nodig de pus te verwijderen. Doe dit niet zelf, de arts kan dit beter doen. Bij een verzwakte afweer zullen de symptomen veel ernstiger zijn. Dan is behandeling wel noodzakelijk. Lymfeklieren kunnen gaan veretteren. Dit maakt het genezingsproces langer. De lymfeklieren kunnen dan middels een operatie geopend worden. Wanneer zich een fistel heeft gevormd zal de lymfeknoop weggehaald worden. Het toedienen van antibiotica heeft nauwelijks zin. Bij een hersenvliesontsteking is opname in het ziekenhuis noodzakelijk. Katten die besmet blijken kunnen met antibiotica behandeld worden. Bij hun lijkt dit wel aan te slaan.
Er is nog geen duidelijke test die de kattenkrabziekte kan aantonen. Er wordt gebruik gemaakt van een test die het bloed controleert of antistoffen tegen de ziekte. Wanneer deze aanwezig zijn in het bloed, dan is duidelijk dat de patiënt de kattenkrabziekte heeft. Toch is niet iedere test even betrouwbaar. Zo zijn er bij sommige testen antistoffen tegen kattenkrabziekte gevonden, terwijl de patiënt de ziekte niet had. Het is belangrijk dat de ziekte goed opgespoord wordt, vooral voor mensen met een verlaagde afweer. Bij deze groep kan de kattenkrabziekte dodelijk aflopen. Heb je klachten die steeds ernstiger worden of niet vanzelf verdwijnen, neem dan zo snel mogelijk contact op met een arts. Doe dit vooral als je weet dat je in aanraking bent gekomen met de nagels van een kat of met stekende of prikkende planten en wanneer je afweer verlaagd is.