Abnormale plaveiselepitheelcellen
Abnormale plaveiselepitheelcellen komt wel eens voor wanneer er onderzoek gedaan wordt naar baarmoederhalskanker middels het uitstrijkje. Het uitstrijkje wordt iedere 5 jaar verricht bij Nederlandse vrouwen vanaf 30 jaar, in België om de 3 jaar. De uitslag van het uitstrijkje wordt weergegeven in KOPAC of PAP-code. Abnormale plaveiselepitheelcellen kan betekenen dat er sprake is vane en voorstadium van baarmoederhalskanker of kanker zelf.
Wat zijn plaveiselepitheelcellen?
Plaveiselepitheel is een laag cellen, ook wel plaveiselepitheelcellen genoemd. Deze cellen vinden we in de huid, de mond, de slokdarm en in de vagina. Deze platte cellen liggen op elkaar gestapeld zoals plaveisel. We onderscheiden plaveiselepitheel van één laag en van meerdere lagen. Epitheelcellen die verhoornen vinden we in de huid, epitheelcellen die niet verhoornen vinden we onder andere in de vagina. De vagina omgeeft aan de bovenkant de baarmoederhals, die ook uit plaveiselepitheelcellen bestaat. De baarmoederhals heeft aan de kant van de vagina een opening, de baarmoedermond genoemd. Aan de andere kant gaat de baarmoederhals over in de baarmoeder.
Baarmoederhalskanker
Kanker van de baarmoederhals wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door het HPV virus. Dit virus komt vooral voor bij vrouwen die seksueel actief zijn, maar komt ook soms voor bij maagden. In de meeste gevallen ruimt het lichaam het virus vanzelf op. Waarom dit bij sommige vrouwen niet of onvoldoende gebeurt is onbekend, maar het virus kan baarmoederhalskanker veroorzaken. In het slijmvlies van de baarmoederhals ontstaat tumorgroei oftewel kanker. Een tumor bestaat uit kankercellen: dit zijn snel delende cellen. Van een tumor kunnen kankercellen losraken en zich verspreiden in het lichaam. Daar groeien de cellen weer uit tot een nieuwe tumor. Dit noemen we uitzaaiingen. Ook kunnen uitzaaiingen ontstaan doordat de tumor doorgroeit in andere weefsel. Het zijn juist die uitzaaiingen die de meeste klachten veroorzaken en tot de dood leiden. Ongeveer 70 procent van alle vrouwen met baarmoederhalskanker geneest na behandeling. Jaarlijks wordt bij ongeveer 700 Nederlandse vrouwen baarmoederhalskanker vastgesteld.
Voorstadium
Baarmoederhalskanker ontstaat niet plotseling maar kent een voorstadium. Deze vorm van kanker groeit in de meeste gevallen zeer langzaam, ongeveer 10 tot 15 jaar voordat het daadwerkelijk baarmoederhalskanker genoemd kan worden. Het voorstadium ontstaat doordat de cellen die zich normaal delen, ontregeld raken in hun deling. Een infectie met het HPV virus of een ontsteking is vaak de oorzaak. Het afweersysteem moet nu in actie komen en de ontsteking of infectie opruimen, waardoor de cellen zich weer normaal gaan delen. Soms gebeurt dit niet en blijven sommige cellen zich sneller delen dan dat het lichaam ze kan vervangen. Er ontstaat een ongeremde celdeling die steeds groter wordt. Een kleine afwijking van deze celdeling wordt het voorstadium van baarmoederhalskanker genoemd.
Abnormale plaveiselepitheelcellen
Bij het voorstadium zien we abnormale plaveiselepitheelcellen: cellen die zich anders gedragen en er anders uitzien. Middels een
uitstrijkje worden plaveiselepitheelcellen onderzocht. Zo kan men erachter komen of er abnormale cellen bijzitten. Er kunnen weinig abnormale cellen bijzitten maar ook zeer veel afwijkende cellen. De ernst van de afwijking wordt aangegeven met een code, de PAP of KOPAC. Een lichte afwijking kan nog uit zichzelf genezen, een middelmatige afwijking wordt soms behandeld en een zware afwijking moet altijd behandeld worden of kan zelfs als baarmoederhalskanker zijn. Vooral
PAP 3B, 4 en 5 worden behandeld.
Een voorstadium van baarmoederhalskanker is echter nog geen baarmoederhalskanker zelf: in de meeste gevallen verdwijnen de abnormale cellen uit zichzelf. Toch wordt vanaf PAP 3A/ 3B uit voorzorg een lichte behandeling voorgeschreven. De abnormale cellen worden verwijderd waardoor de cellen zich weer herstellen. Het risico op het uiteindelijke ontstaan van baarmoederhalskanker wordt hiermee grotendeels weggenomen. Na de behandeling zal er weer ene uitstrijkje gemaakt worden die na enkele weken tot maanden herhaald wordt. Afhankelijk van de ernst zal de vrouw onder strengere controle blijven en daarna weer terug gaan naar het bevolkingsonderzoek.
Bevolkingsonderzoek
Het is daarom belangrijk om regelmatig een uitstrijkje te laten maken. Een uitstrijkje zit in het bevolkingsonderzoek en iedere vrouw vanaf 30 jaar ontvangt hiervoor automatisch een oproep. In België kunnen vrouwen contact opnemen met hun arts voor een uitstrijkje. Geadviseerd wordt om iedere vijf jaar dit uitstrijkje te laten uitvoeren. In België gebeurt dit om de twee tot drie jaar. Tegenwoordig vinden veel mensen dat een uitstrijkje al op jongere leeftijd gedaan moet worden: juist bij jonge vrouwen delen cellen zich sneller. Maar jongere vrouwen hebben ook een grotere kans op spontane genezing. Jonge meisjes kunnen een inenting krijgen tegen het HPV-virus. Dit moet gebeuren voordat ze seksueel actief worden. Gedacht wordt dat de enting veel gevallen van baarmoederhalskanker kan voorkomen. Het virus is niet tegen te houden middels voorbehoedsmiddelen. Een infectie met het HPV-virus kan niet opgemerkt worden. De meeste vrouwen krijgen er ook nooit last van. Een voorstadium van baarmoederhalskanker wordt vaak ook niet opgemerkt. Pas wanneer deze ernstiger wordt krijgen sommige vrouwen last van tussentijdse bloedingen of contactbloedingen. Iedere bloeding buiten de menstruatie of eisprong om is niet normaal en moet onderzocht worden.