Cellen en de energievoorziening
De cellen in ons lichaam hebben het razend druk. Ze hebben veel verschillende functies. Daarbij bevatten de kernen van cellen exact de juiste genen en chromosomen. In de cellen van het lichaam vindt de energievoorziening plaats. Voor een juiste stofwisseling in de cellen is een optimale dagelijkse opname van microvoedingsstoffen uiterst belangrijk. De cellen van de mens zijn omgeven door kanaaltjes met water. Daarbij zorgt het lymfevatensysteem middels transport van de stofwisselingsresten ervoor, dat het extracellulaire water schoon blijft. Door te bewegen komt vervolgens de lymfestroom op gang.
Cellen
Lichaamscellen bestaan uit:
De conditie van weefsels hangt in belangrijke mate af van de staat, waarin
het protoplasma verkeert. Het protoplasma is een complexe, ietwat geleiachtige vloeistof. Ze bestaat voor 80% uit water en bevat daarnaast diverse moleculen zoals eiwitten, vetten en mineralen, die van groot belang zijn voor de functies van de cel. Ze produceert haar eigen eiwitten en zorgt voor haar eigen energievoorziening. Urticalcin, Symphosan en Petasin capsules hebben een positief effect op vernieuwing van een cel. Aandoeningen zijn nogal eens het gevolg van celdegeneratie door voedingstekorten. Daarbij gaan de goede werking van de lichaamscellen geleidelijk achteruit door langdurige tekorten aan vitale voedingsstoffen. Ook verzuring van het lichaam, waardoor enzymen slechter gaan werken kan aan de basis staan van ziekten.
De celkern neemt doorgaans 30% in van de totale inhoud van een cel, is veelal afgerond tot ovaal en bevat ook een vloeistof, het kernplasma. Veruit de meeste cellen hebben één kern. Van alle omgezette zuurstof in een cel, wordt 90% verbruikt in het verbrandingsproces van de mitochondriën (MT). Dit zijn de energiecentrales van ons lichaam, die hun eigen DNA, erfelijk materiaal en membraan, hebben. Het verschil tussen cellen en moleculen is, dat een cel de kleinste eenheid is van een levend organisme en een molecuul van een dode stof.
Vrije radicalen
Het grootste deel van de zuurstof wordt omgezet in water. Slechts circa 5% draagt bij aan de vorming van vrije radicalen. Deze onttrekken aan hun omgeving elektronen onttrekken. Vrije radicalen kunnen DNA mutaties veroorzaken, oxidatie van vetzuren in het celmembraan teweegbrengen en andere schade aan cellen berokkenen. Ze komen vrij bij de normale energieproductie met zuurstof en de stofwisseling. Het lichaam verdedigt zich tegen aanvallen door vrije radicalen in de vorm van antioxidanten zoals vitamine C en E. Een teveel aan vrije radicalen noemen we oxidatieve stress.
De primaire oorzaak van veroudering
- insulinegevoeligheid, waarbij magnesium verdwijnt via de urine
- schade aan de mitochondriën door tekorten aan voedingsstoffen
Magnesiumtekort
Een magnesiumtekort heeft een verhoogde activiteit van vrije radicalen in de cel tot gevolg, waardoor het vermogen van de cel om te functioneren afneemt en ze voortijdig aan veroudering onderhevig is. Lectinen, wat gluteneiwitten zijn, kunnen celdeling stimuleren of remmen. Calcium speelt een belangrijke rol bij de overdracht van informatie binnen de cel. Daardoor beïnvloedt het de bloedstolling, spierkracht en hartfunctie. Insuline is essentieel voor het metabolisme van glucose door cellen. Zuurstofvoorziening door gliacellen, die ook belangrijk zijn voor de zuurgraad en energie, zorgt voor een verdubbeling van stamcellen. Deze kunnen in principe uitgroeien in elke gewenste cel.
Verbranding zonder zuurstof van glucose
Bij een zuurstoftekort, wat ME/CVS, gevoel van onwerkelijkheid, spierkrampen en koude handen en voeten kan veroorzaken kiest het lichaam voor het gebruiken van koolhydraten (glucose) als brandstof. Behandeling van bijvoorbeeld vermoeidheid door een tekort aan gliacellen dient te beginnen in de cellen. Bij vermoeidheid stijgt het peil van de insuline en daalt het cortisolniveau. Cortisol zet aan tot actie door de beschikbaarheid van glucose en heeft onder meer als uitwerking dat vetten en eiwitten omgezet worden in suiker. Bij chronische vermoeidheid (ME/CVS) hebben we waarschijnlijk te maken met functionele afwijkingen van de stofwisseling van een cel en de manier waarop cellen werken of niet werken. De problemen, afwijkingen en beschadigingen bevinden zich op subcellulair-niveau.
Celmembranen
Het celmembraan van menselijke cellen is een extreem dun vliesje van 7-10 nanometer doorsnede. Deze zijn opgebouwd uit eiwitten, cholesterol en een dubbele laag fosfolipiden, waartussen grote klompen eiwitten zitten. In veel gevallen vindt men aan de buitenkant ook nog een complex geheel van suikermoleculen. Fosfolipiden zijn verbindingen van vetzuren en fosfor. Meervoudig onverzadigde vetten zijn zachter en flexibeler van structuur dan verzadigde vetzuren. Zo vormen ze het celmembraan waarbij ze er ook nog voor zorgen, dat de in het membraan gelegen eiwitten stabiel zijn en blijven. Waardoor de functies van deze eiwitten zoals receptoren, enzymen en ionenkanalen zich aanzienlijk verbeteren. Die eiwitten kan men zien als een soort poortwachters, die instaan voor de selectieve uitwisseling middels de ionenkanaaltjes. Membranen laten selectief verschillende stoffen zoals eiwitten, enzymen en hormonen door. Een groot deel van het membraan van een cel bestaat uit
inositol. Deze stof versterkt immuuncellen en verlaagt de bloedsuikergehaltes van onder andere diabetespatiënten. Tevens speelt het een rol in overdracht van prikkels binnen de hersenen. Gebrek ervan leidt tot depressiviteit.
Mitochondriën (MT)
Dat zijn de energiecentrales van de cel. Ze bezitten een uitwendig en een inwendig membraan. Het
buitenste membraan is glad, maar
het binnenste membraan vertoont een aantal scherpe plooien. Hierdoor ontstaat er een aanzienlijke uitbreiding van het oppervlak waarop stofwisselingsprocessen kunnen plaatsvinden. Energie wordt met name aangemaakt middels het verbrandingsproces van suikers, eiwitten en koolhydraten. Daardoor komt er door de opname van glucose, vetzuren en aminozuren gedurende vijf seconden adenosinetrifosfaat (ATP) vrij, wat vervolgens door een chemische reactie weer wordt veranderd. De meeste cellen bezitten twee soorten DNA, in de kern en in de MT. In de MT is er tien keer zoveel kans op beschadiging van DNA door vrije radicalen. Glutathion en superoxide worden door het lichaam zelf aangemaakt en doden met behulp van vitamine C en E deze vrije radicalen. Ook carnitine en het co-enzym Q10 worden door het lichaam geproduceerd.
De stofwisseling
De verbranding met zuurstof is achttien keer zo effectief als die zonder zuurstof en vindt plaats in de MT. Hier vindt de omzetting van voedingsenergie in bio-energie (dissimilatie) plaats. Dit in tegenstelling tot de verbranding zonder zuurstof, die vindt buiten de MT plaats. De MT gebruiken cholesterol voor de aanmaak van hormonen. Die hebben een bijzondere en diepe werking op het gehele lichaam. Door de enzym activiteiten in de MT te verhogen en eiwitten aan te maken in de cel, besturen ze de stofwisselingsprocessen. Ook zorgen ze er voor dat cellen groeien of dat groei wordt afgeremd, waarbij anabolen (activeren) en katabolen (onderdrukken). De groei van een cel is daarbij onderhevig aan in- en uitwendige factoren en middels celdeling planten cellen zich voort. Ze kunnen echter alleen werken als er goede en voldoende receptoren op verschillende plaatsen aanwezig zijn. Een daling van het aantal hormonen kan de grenzen tussen honger en uitputting vervagen. Daarbij instrueren deze moleculen andere cellen, weefsels of organen wat ze moeten doen. Onze MT zijn een erfenis van onze (groot)moeders.
Carnitine, co-enzym Q 10 en ijzer zijn essentieel voor het functioneren van mitochondriën. Carnitine vervoert de vetzuren naar de MT en beschermt het energiesysteem. De grondstoffen om energie aan te maken worden van het buitenvlies naar het binnenvlies van de MT vervoerd. Bij aantasting van het buitenvlies door toxinen kan een slechte functie van de werking van de MT ontstaan.
ATP-tekorten
Tekorten aan deze stof kunnen ontstaan door:
- een mitochondriale disfunctie
- een tekort aan neurotransmitters, waardoor pijnsensaties versterkt worden
- een inefficiënte verbranding zonder zuurstof buiten de MT
De mitochondriale disfunctie houdt in dat er minder zuurstof via de longen naar de cellen wordt vervoerd. Dit is aan te tonen door een VO2 max test. Door een tekort aan zuurstof schakelt het lichaam sneller over van een verbranding met zuurstof, achttien keer zo effectief, naar een verbranding zonder zuurstof middels glucose.
Receptoren
Die bestaan in feite uit twee delen:
- een antenne, meestal in de vorm van suikervrije takjes, die de receptoren voorzien van specifieke hechtplaatsen.
- een membraan eiwit dat boodschappen doorgeeft
Cellen bevatten duizenden receptoren, waaraan zich neurotransmitters en allerlei stoffen hechten. Receptoren beïnvloeden elkander. Mucines beschermen GPI, het slijmstof dat het slijmvlies beschermt. Insuline stimuleert enzymen die GPI moleculen omzetten in de stof IPG (inositolfosfoglycaan). De juiste verhouding tussen GPI en IPG is van belang. IPG is een insuline imiterend hormoon, dat de opname van glucose door de lichaamscellen stimuleert. Het heeft grote invloed op de lever, schildklier, pancreas en vetcellen. Mucines kunnen beschadigd worden door het GPI afbrekend enzym. Er is een gezonde en ongezonde hechting tussen receptoren en schadelijke cellen. Op de uiteinden van receptoren zitten stoffen die er niet horen en daar valse signalen van pijn en vermoeidheid veroorzaken. Deze receptoren kunnen schoon geveegd worden door vitamine B12. Parasieten maken extra receptoren aan, waardoor er meer glucose in de cel kan worden toegelaten om voor meer groei en energie productie te zorgen. De insuline neemt daarbij toe. Een tweede fase verbranding ATP is nodig voor de vorming van die moleculen die essentieel zijn voor onze cellen. Door afwijkende rode bloedlichaampjes kan er:
- minder zuurstof naar de cellen worden getransporteerd
- een afname zijn van vervoer van afvalstoffen vanuit de cellen
Een gebrek aan zuurstof
Het gevolg daarvan is dat er een groot aantal gifstoffen ontstaan, waardoor een verzuring in de cellen optreedt. Het lichaam neutraliseert deze verzuring, wat de capaciteit om zuurstof te vervoeren verminderd. Het glutathionniveau in de cel neemt af en het citraatgehalte stijgt. Citraat bindt magnesium, waardoor er een magnesiumtekort in de cel ontstaat. Een magnesiumtekort vermindert het doorstromen van het bloed, waardoor er opnieuw een zuurstoftekort onder andere in het spierweefsel ontstaat. Een remedie hiervoor is het injecteren met vitamine B12.
Medicatie
- MSM 500-3.000 mg om de vier dagen ophogen en chroom 50-200 mg p/dag, geneest insuline intolerantie.
- magnesium malaat of aspertaat, glycinate 100 mg om de vier dagen verhogen en appelzuur
- L-carnitine 1.000-2.000 mg, wordt in het algemeen slecht opgenomen
- bij verbetering dan vitamine B-complex nemen
- NADH 2.5-10 mg, verhoogt de ATP-productie, co-enzym Q10 en zink
- injecteren met thiaminepyrosfaat, wat de verbranding met zuurstof bevordert
- adenosine monophoshate 50 mg (A.M.P.)
Lees verder