Immuniteit van de slijmvliezen
De slijmvliezen vormen het grootste lichaamsoppervlak van het lichaam. Ze worden beschermd door het mucosale immuunsysteem, dat zowel cellulair als humoraal werkt. Deze vliezen zijn door hun dunne epitheellaag zeer kwetsbare immunologische barrières en bestaan uit het longepitheel en het epitheel van het maag-darmkanaal. De mucosale afweer wordt grotendeels verzorgd door het aangeboren afweersysteem, daarbij effectief ondersteund door het secretoire IgA. Dit is goed bestand tegen eiwitspitsende enzymen, die op de slijmvliezen aanwezig zijn. De slijmvliezen worden beschermd door het mucosale immuunsysteem, waarbij de IgA-antilichamen een beschermende rol vervullen langs deze slijmvliezen.
Een globale beschrijving van slijmvliezen
De slijmvliezen bestaan slechts uit een enkele laag epitheelcellen. Een en ander is noodzakelijk vanwege hun fysiologische functie namelijk gasuitwisseling en voedselopname. Het mucosale immuunsysteem (MI) is dan ook uitgebreid ontwikkeld. Zo is het aantal plasmacellen dat zich langs de slijmvliezen ophoopt meer dan tien keer zoveel als in de rest van het lichaam. Een belangrijk verschil met systemische immuunresponsen is, dat de mucosale immuumresponsen zich grotendeels richten op het voorkomen dat micro-organismen het lichaam binnendringen. Grote aantallen T-lymfocyten met regulatoire functies zorgen ervoor dat ontstekingsreacties niet of nauwelijks aan de slijmvliezen optreden, niettegenstaande de aanwezigheid van talrijke micro-organismen.
Mucosale afweer in de longen
Per dag wordt er zo'n 15.000 liter lucht ingeademd. De ingeademde luchtstroom wordt in de neus en hogere luchtwegen opgewarmd en afgeremd. Daarvan belanden de meeste deeltjes op de wanden van de vele vertakkende buisjes die het luchtwegstelsel vormen tussen trachea en longblaasjes, de alveoli. De ingeademde deeltjes komen in eerste instantie terecht op plaatsen met een wand bestaande uit trilhaarepitheel met daarop een dikke laag slijm (mucus). Deze deeltjes worden als het ware gevangen in het slijm. Via dit slijm en met behulp van cilia en de hoest- en niesreflex kunnen de ingeademde deeltjes effectief naar buiten worden verwerkt, of ze komen terecht in de keelholte, waarna ze ingeslikt kunnen worden. Een belangrijke rol in de eerste afweer in de long is weggelegd voor macrofagen die aanwezig zijn in het lumen van vrijwel elke alveolus, de alveolaire macrofagen.
Granulomen
Dit zijn compacte centraal georganiseerde verzamelingen van macrofagen en epitheel-achtige cellen, omgeven door lymfocyten. Het granuloom heeft als functie om een ontsteking of infectie af te bakenen. Het vormen van granulomen wordt geïnitieerd en onderhouden door CD4-T-lymfocyten, die door een nog onbekende antigene prikkel worden geactiveerd.
Speekselklieren
Tonsillen (amandelen) vormen een beschermende ring van lymfoïde weefsel in de neus- en keelholte. Ze zijn opgebouwd uit grote follikels, vrijwel allemaal met een kiemcentrum, waar de B-lymfocyten en de folliculaire dendritische cellen liggen. De belangrijkste beschermende factor in de mondholte is het speeksel. Iedereen beschikt over twee onderkaak speekselklieren, die samen met twee oor- en twee ondertongspeekselklieren de zes grote speekselklieren vormen. Daarnaast bevinden zich nog talloze kleine speekselkliertjes vlak onder het slijmvlies van de mond- en keelholte. Al deze speekselklieren produceren in totaal een liter speeksel per dag. Naast componenten van het aangeboren immuunsysteem bevat speeksel ook hoge concentraties IgA en in mindere mate IgG. Deze verhinderen de hechting aan de orale weefsels. IgA antilichamen zijn toegespitst op een beschermende functie langs de slijmvliezen
De mucosale afweer kan door binding aan bacteriën en virussen effectief de aanhechting van micro-organismen aan slijmvlies epitheel verhinderen, of hun toxinen neutraliseren. Cystatinen zijn eiwitten die enzymen (cysteïneproteasen) remmen, worden door veel micro-organismen gebruikt om aan het afweersysteem te ontsnappen. De wijze waarop ziekmakende micro-organismen binnendringen, leidt tot een sterke stimulatie van de immuunrespons en resulteert niet in tolerantie.
Lamina propia
Vooral in deze goed gevasculariseerde bindweefsellaag onder het epitheel, gelegen in de dunne darm liggen grote hoeveelheden IgA- plasmacellen. Daarnaast vindt men tal van verschillende celtypen van zowel het aangeboren als het verworven systeem zoals macrofagen, dendritische cellen, mestcellen, (geactiveerde) T- en B-lymfocyten en plasmacellen. Het is een sterk dynamische populatie cellen waarvan de samenstelling sterk afhankelijk is van lokale activatie van het immuunsysteem. Aangenomen wordt dat een groot deel van de voorlopers van de IgA- plasmacellen wordt geactiveerd in de platen van Peyer en daarna via mesenteriale lymfeklieren en het bloed migreert naar de lamina propia. De dendritische cellen in de lamina propia spelen een belangrijke rol bij de initiatie van mucosale immuunresponsen.
Deze cellen liggen direct onder het epitheel en hebben lange uitlopers die tussen de epitheel cellen door het lumen van de darm kunnen bereiken. Net als M-cellen, die geassocieerd zijn met de platen van Peyer, bemonsteren dendritische cellen continue de inhoud van de darm. Na opname van micro-organismen migreren de dendritische cellen naar de lymfeklieren in het mesenterium. Deze lymfeklieren draineren de darmen daar worden de antigenen aan CD4-T-lymfocyten gepresenteerd. Het bindweefsel van de darm bevat ook veel mestcellen, die een belangrijke rol spelen bij de lokale afweer en ze zijn in staat andere cellen, zoals granulocyten, aan te trekken door de afgifte van ontstekingsmediatoren.
Lees verder