Trombose en embolie
Trombose is een ziekte waarbij ergens aan de wand van een bloedvat een stolsel ontstaat.
Meestal is dit het geval in de aders, vaak gebeurt dit in de aders van de benen.
Een bekend voorbeeld van trombose in een slagader is de trombose van de kransslagaders van het hart.
Bij wie komt het voor?
- Trombose komt vooral bij de volgende categorieen patienten voor:
- na een operatie
- in het kraambed
- bij een ernstige uitputtende ziekte
- bij oudere mensen, vooral bij langdurige bedlegerigheid
Factoren die trombosebevorderen zijn:
- langzamere stroming van het bloed
- beschadiging van de vaatwand
- verandering in de samenstelling van het bloed
Hoe beter de bloeddoorstroming is, hoe minder de kans op trombose. Bij bedlegerige patienten circuleert het bloed minder dan bij bewegende patienten.
Het is daarom ook van belang om patienten zo snel mogelijk, indien mogelijk, te mobiliseren. Is de kans eenmaal opgestaan dan is de kans op het ontstaan van trombose veel kleiner.
Wanneer zich in een grote ader (bijvoorbeeld in het been) een stolsel vormt dat het vat geheel of gedeeltelijk afsluit ondervindt het bloed moeilijkheden bij het terugstromen naar het hart. Het wordt dan opgestuwd achter het stolsel. Zo'n bloedopstuwing heeft tot gevolg dat vocht uit de bloedvaten treedt en in de weefsel terechtkomt. Er ontstaat dan oedeem (vochtophoping). Het been wordt dikker.
Embolie
Wanneer een stolsel losschiet wordt dit meegevoerd met de bloedstroom. Het gaat dan naar de onderste holle ader die het in de rechterboezem van het hart brengt. Via de rechterkamer komt het daarna in de longslagader. Deze longslagader vertakt zich in steeds kleiner worden vaten en tenslotte komt het op een punt dat de vaten zo nauw zijn geworden dat het stolsel er niet meer door kan. Het blijft dan steken; en wordt dan een longembolie genoemd. Achter de plaats waar het stolsel is blijven steken krijgt het longweefsel geen bloed meer en sterft af.
De patient krijgt op het moment dat het stolsel ergens in een tak van de longslagader blijft steken plotseling heftige pijn op de borst, hij wordt heel kortademig en kan in een shock raken. Een longembolie kan tot directe dood lijden wanneer het stolsel meteen bij het begin van de longslagader blijft steken; de long krijgt daardoor helemaal geen bloed meer waardoor de de circulatie zeer sterk geblokkeerd wordt. Hoe kleiner de embolie des te groter de overlevingskans.
Verschijnselen bij een trombosebeen
- Het been wordt dikker en kan soms beginnen te glimmen
- het been wordt warmer
- de kleur verandert in blauwachtig wit
- meestal ontstaat pijn in de kuit
- snellere pols
- temperatuurverhoging
De behandeling is erop gebaseerd om zoveel mogelijk te voorkomen dat het stolsel losschiet. Vaak worden er middelen voorgeschreven die de stolbaarheid van het bloed verminderen, waardoor de kans op verdere vorming van stolsels wordt tegengegaan (bijvoorbeeld Sintrom).