Tuberculose, wat is dat?
Tuberculose is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door bacteriën, meestal door Mycobacterium Tuberculosis. Deze bacterie is lid van het Mycobacterium Tuberculosis Complex (MBTC), en ook andere bacteriën hiervan kunnen tuberculose veroorzaken.
Besmetting
Aërogene besmetting
Meestal vindt besmetting plaats door de inademing van de bacterie. Patiënten met open tuberculose verspreiden door hoesten, niezen en zelfs spreken hele kleine druppeltjes om zich heen waarin zich de bacteriën bevinden. Andere personen kunnen dan weer deze tuberkelbacteriën naar binnen krijgen. Na inademing moeten de bacteriën eerst nog langs het slijmvlies dat de wand van de luchtwegen bedekt. De bacteriën kunnen zo in het slijm van de neusholten, luchtpijp en de takken van de luchtpijp blijven hangen en dus ten gronde gaan. Als er echter veel bacteriën zijn ingeademd, is de kans groot dat enkele de gehele luchtweg passeren en tenslotte in de longblaasjes terechtkomen. De cellen in de longblaasjes kunnen dan de bacterie opnemen. Ook kunnen de cellen die normaliter door de longblaasjes heendringen om de in de longblaasjes terecht gekomen stofdeeltjes op te nemen en af te geven aan de lymfe de tuberkelbacterie meenemen. Als de bacterie zo in de cel of in de lymfe is terechtgekomen begint de vermenigvuldiging. Hierdoor raakt het weefsel plaatselijk beschadigt, en het lichaam reageert hierop. Deze reactie is de ontstekingsreactie.
Enterale besmetting
Dit is besmetting via het spijsverteringskanaal. Als er voedsel wordt gegeten die de bacterie bevat, komt de bacterie via de mondholte, de keelholte, de slokdarm en de maag uiteindelijk in de dunne darm terecht. De bacterie kan over het algemeen niet doordringen in de slijmvliezen van deze organen, behalve in het laatste gedeelte van de dunne darm (ileum). Deze vorm van besmetting is veel moeilijker dan aërogene besmetting, er zijn ook veel grotere hoeveelheden van bacteriën. Deze besmetting vindt meestal plaats door het drinken van ongekookte en ongepasteuriseerde melk. Omdat in Nederland er streng op nageleeft wordt dat de veestapel tuberculose-vrij blijft, en omdat we hier melk kunnen pasteuriseren, komt deze vorm van besmetting hier niet meer voor.
Verspreiding
Indien de bacterie via de longen in het lichaam terechtkomt, vindt er daar plaatselijk vergroting van de lymfeklier plaats. Tezamen met de plaatselijke ontsteking wordt dit het primair complex genoemd. Bij het grootste deel van de mensen (90%) komt het proces hier tot stilstand en zijn de patiënten genezen. Bij een minderheid (en vooral bij patiënten met een stoornis van de afweer op celniveau (bijv. HIV)) zet de infectie echter door. Dit kan dan leiden tot:
- een ontsteking van de pleuraholte (de holte tussen het vlies om de long, en het vlies dat tegen de wand van de borstkas vastzit).
- een longontsteking.
- tot een kliervergroting waardoor de luchtwegvertakking worden dichtgedrukt.
- en tot het ontstaan van een infiltraat in het achtergelegen gebied.
Tuberkels, exsudatieve ontstekingen, productieve onstekingen en koude abcessen.
Tuberculose kan zich vermommen in allerlei verschillende ontstekingsprocessen:
- Een tuberkel ontstaat wanneer de cellen om het groepje bacteriën zich sterk gaan vermeerderen. Hierdoor wordt er een dikke muur om het geïnfecteerde gebied gevormd en ontstaat er een knobbeltje in het weefsel. Dit knobbeltje wordt tuberkel of tuberculum genoemd, en in het centrum ligt dood weefsel. In dit dode weefsel bevinden zich ook de bacteriën.
- Bij een exsudatieve ontsteking komt er veel vocht vanuit de bloedvaatjes in het ontstoken weefsel. Dit vindt men vooral bij ontstekingen van de vliezen van de long, de vliezen van de gewrichten en de hersenvliezen. Liters vocht kunnen zich dan bijvoorbeeld ophopen in de longholte. In andere gevallen kan er veel weefsel doodgaan. Dit afsterven van weefsel wordt verkazing genoemd. Organen kunnen door verkazing grotendeels worden verwoest.
- Bij een productieve ontsteking wordt het verwoeste weefsel vervangen door nieuw littekenweefsel. Om het verkaasde gebied vindt dan een nieuwe ontstekingsreactie plaats, en uiteindelijk wordt het afgestorven weefsel ingekapseld. In deze kaasmassa kan dan kalk worden afgezet.
- Een koud abces is een ook een holte. In plaats van de vaste tuberculeuse kaas, is hier de kaas vloeibaar geworden. Dit vocht heeft de neiging om door de wanden van de inkapseling te breken, waardoor er verbindingen kunnen ontstaan met andere holtes. Hier kunnen de bacteriën zich dan weer naar verplaatsen.
Verspreiding via het bloed
Er kunnen ook tuberkelbacteriën in het bloed terechtkomen. Via hier kunnen er allerlei tuberculeuze haardjes in allerlei organen ontstaan. Meestal geneest dit wel, maar het kan zich ook uitbreiden in dat betreffende orgaan. Als in één orgaan de tuberculeuze haardjes zich uitbreiden, spreekt men van orgaantuberculose. Indien er verscheidene organen tuberculeuze haardjes ontstaan, spreekt men van tuberculosis disseminata. Eigenlijk kunnen alle organen hierbij betrokken zijn, maar er zijn wel verschillen:
- De spieren, het hart en de meeste klieren zijn haast nooit betrokken.
- In de lever en de milt wordt vaak wel wat gevonden, maar deze haardjes ontwikkelen zich haast nooit tot grote tuberculeuze haarden.
- De nieren, bijnieren, lymfeklieren, hersenen, beenmerg en beenweefsel komt dit echter wel vaak voor. Hier kunnen grote processen met veel verwoesting van het orgaan ontstaan.
Verdere ontwikkeling van het primaire complex
Zoals al eerder gezegd geneest het primaire complex meestal. De bacteriën worden ingekapseld, gaan uiteindelijk dood en in de kaasmassa wordt kalk afgezet. Dit zijn dan littekens die levenslang blijven bestaan en op een röntgenfoto te zien zijn. In sommige gevallen blijven echter de bacteriën in de kaas in leven. De haarden breiden zich niet meer uit, de patiënt lijkt niet ziek, maar is ook niet volkomen genezen. Men spreekt dan van latente tuberculose. Het gevaar is dat deze bacteriën zich dan weer kunnen vermeerderen. Dan kunen ze het kapsel binnendringen en kan het proces zich eventueel weer uit gaan breiden. Ook kan het zo zijn dat de haarden zich blijven uitbreiden. De haard in de long wordt groter en er wordt steeds meer weefsel aangetast. Zo kan dan een groot deel van de longen worden aangetast. Dit noemt men verkazende longontsteking of caseëuze pneumonie. Dit is ernstig en eindigt zonder behandeling vaak met de dood. Ook kunnen er op allerlei nieuwe plaatsen in de longen nieuwe tuberculeuze haarden ontstaan.
Miliaire tuberculose
Deze vorm van tuberculose ontstaat als er verschillende organen plotseling zeer veel tuberkels ontstaan. Dit gebeurt wanneer de bacteriën zich in grote hoeveelheden via het bloed hebben kunnen verspreiden. De patiënten zijn meestal ernstig ziek, en vroeger was deze ziekte gewoonlijk in enkele weken dodelijk. Meestal vindt dit plaats bij patiënten die al een minder goede conditie hadden (bij bijvoorbeeld HIV).
Niet-primaire tuberculose
Zoals al eerder behandeld kan tuberculose ook latent worden. Indien deze later weer gereactiveerd worden, spreekt men van niet-primaire tuberculose. Dit gebeurt vooral bij mensen met een verminderde afweer: ouderen, HIV-patiënten, en mensen die medicijnen gebruiken om hun afweer te onderdrukken (na een transplantatie bijvoorbeeld). Deze reactivatie kan in elk orgaan ontstaan, maar het komt meestal voor in de long. Vele jaren na de primaire infectie krijgen patiënten dan last van algemene symptomen als koorts, anorexie, hoesten en gewichtsverlies. Op een röntgenfoto kan men dan de infiltraten zien.
Klachten en verschijnselen
Vaak hebben mensen die geïnfecteerd zijn met tuberculose geen klachten. Zij die wel vroeg of laat gevolgen van hun besmetting ondervinden, vertonen vaak een aantal algemene symptomen als koorts, gewichtsverlies, nachtzweten, pijn in de borstkas. Ook kan men bloed ophoesten, een minder algemeen symptoom. Ook kunnen de lymfeklieren opzwellen.
Een besmetting is na te gaan door de tuberculinereactie (ook wel Mantoux-test genoemd). Echter bij ouderen of bij mensen met een gestoorde afweer kan de Mantoux-reactie negatief uitvallen, terwijl er wel besmetting is. Men kan ook het sputum onderzoeken, en dan kijken of er zich hier bacteriën in bevinden. Op een röntgenfoto is longtuberculose vrijwel altijd zichtbaar, maar bij een slechte afweer (HIV/AIDS) is dit minder betrouwbaar omdat de afwijkingen dan af kunnen nemen.