Help, mijn kind/vriend(in) heeft een eetstoornis!
Als je vermoedt of weet dat een vriend(in), kennis of familielid een eetstoornis heeft is het lastig te bepalen wat je kan doen. Hoe ga je om met de persoon, wat zeg je wel en wat niet, en wat doe je tijdens maaltijden? Hoewel elke eetstoornispatiënt zich anders gedraagt zijn er enkele algemene tips voor deze situatie.
Vermoedens over een eetstoornis
Misschien denk je wel dat je zus, vriend, of klasgenootje een eetstoornis heeft. Vraag jezelf dan eerst af hoe groot die kans écht is. Waarom denk je dat hij of zij een probleem heeft? Enkele verkeerde redenen om dit te denken zijn:
Hij/zij:
- zegt af en toe zichzelf dikker dan anderen te vinden
- eet één keertje niets tijdens de lunch of het avondeten
- heeft een dagje minder honger
- ziet er mager uit maar is dat altijd al geweest
- heeft iets gezegd als 'oh, ik heb vast anorexia!' maar verder zijn er geen andere aanwijzingen
Tegen iemand zeggen dat je denkt dat ze een eetstoornis hebben kan best heftig zijn; het is dus best belangrijk dat je daar niet te snel mee komt. Als iemand één keer niet eet hoeft dat helemaal niks te betekenen. Signalen die wél iets kunnen betekenen zijn:
Hij/zij:
- eet steeds minder dan vroeger en dit duurt minstens meerdere weken/maanden
- wil niet meer samen eten met anderen
- eet veel meer of ongezonder dan vroeger
- bezoekt vaak het toilet en heeft misschien soms last van keelpijn
- sport véél meer dan vroeger, wil altijd traplopen, of staan in plaats van zitten
- lijkt af te vallen of juist aan te komen
- is teruggetrokkener, minder gezellig, meer in zijn of haar 'eigen wereldje'; of juist sneller boos en geïrriteerd
Natuurlijk hoeft één van bovenstaande signalen nog steeds niets te betekenen. Maar herken je er meerdere, dan is er mogelijk wel iets aan de hand.
En hoe ga je dan verder? Als het om een klasgenootje gaat is het een idee om de leraar of mentor in te schakelen. Vertel je vermoedens en waarom je dat denkt, dan kunnen zij bekijken wat er gedaan moet worden. Maar als je zelf het gesprek aan wil gaan, hoe doe je dat?
De confrontatie
Eetstoornispatiënten ontkennen vaak dat ze ziek zijn of een probleem hebben. Het is dus belangrijk dat je het gesprek goed voorbereidt. Zorg voor een rustig plekje, waar niemand anders bij is en waar jullie alle tijd hebben om te praten. Geef rustig aan dat je je zorgen maakt en of alles met hem/haar wel goed gaat. Geef de ander eerst de kans uit zichzelf iets te vertellen. Je kan daarna zeggen dat het je is opgevallen dat hij of zij weinig eet, veel sport, of juist heel veel eet. Geef ook een paar voorbeelden, en vertel dat je bang bent dat hij/zij een eetprobleem heeft.
Het kan heel goed dat er gereageerd wordt met 'oh nee hoor, er is niks aan de hand!' of dat iemand zelfs boos en beledigd reageert. Blijf in dat geval rustig. Ga niet dreigen ('als je niet meer gaat eten wil ik niet meer met je omgaan!) en speel geen slachtoffer ('maar wat als je doodgaat, dan blijf ik alleen achter!'). Probeer lange discussies te vermijden. Zeg dat je er voor hem of haar wil zijn en dat ze altijd bij je terecht kunnen als ze het ergens over willen hebben. Helaas kan je in zo'n situatie niet zoveel doen. Eventueel kan je alsnog een leraar of mentor inschakelen, of contact opnemen met ouders of familie van de persoon. Als je er zelf erg mee zit, schroom dan niet om hulp te zoeken. Het is belangrijk dat jij je eigen gevoelens hierover bij iemand kwijt kan.
De patiënt erkent het probleem
Het is gemakkelijker als hij of zij toegeeft een eetprobleem te hebben. Vraag hoe lang dit al bezig is en hoe de eetstoornis eruit ziet. Wees niet verbaasd als er geen (volledig) antwoord wordt gegeven, schaamte speelt vaak een belangrijke rol bij een eetprobleem. Ook hier geldt: ga nooit dreigen en wordt niet boos. Ook niet als dit al langere tijd speelt of als iemand bijvoorbeeld eten heeft gestolen of juist heeft weggegooid. Zeg dat je blij bent dat ze je in vertrouwen nemen, en dat je hem/haar graag wil helpen als zij dat ook willen.
Geen hulp
Het is een veelgehoorde uitspraak binnen de 'eetstoorniswereld': "Een patiënt moet willen genezen voordat hulp enige zin heeft." Helaas schuilt hier veel waarheid in. Iemand dwingen naar een hulpverlener te gaan heeft dan ook weinig zin, en kan zorgen dat de persoon je niet meer in vertrouwen wil nemen. Het kan enorm pijnlijk en frustrerend zijn om te zien hoe iemand worstelt zonder ze te kunnen helpen. Enkele tips zijn:
- doe samen leuke dingen die niets met eten te maken hebben
- vertel over jouw week; zo heeft hij/zij afleiding en gaat het niet alleen over de eetstoornis
- probeer niet teveel te letten op het eetgedrag van de ander, of op dat van jezelf
- vermijdt discussies over eten, sport of gewicht
- en als belangrijkste: bewaak je eigen grenzen!
Er is één uitzondering hierop: op het moment dat de patiënt zijn/haar leven in gevaar brengt (bij ernstig onder- of overgewicht, overmatig veel overgeven) is gedwongen hulp vaak wél de beste -en enige- optie. Dit is echter een laatste redmiddel waar niet licht over gedacht moet worden.
Sommige patiënten weigeren jarenlang iedere vorm van hulp, of blijven ontkennen dat er een probleem is. Als je hier zelf niet meer tegen kan, neem dan afstand. Dat is heel erg pijnlijk en verdrietig, maar jij hebt wél je eigen leven.
Wel hulp
Waarschijnlijk komt er wel een moment waarop de patiënt wel hulp wil. Dit kan al meteen bij het eerste gesprek zijn, maar het kan ook maanden duren. Ga samen rustig kijken naar de soorten hulp die er zijn en wat hij/zij graag zou willen. Probeer niet teveel invloed uit te oefenen, en laat blijken dat je trots bent op deze stap. Er zijn verschillende mogelijkheden:
- Diëtiste (gespecialiseerd in eetstoornissen): hulp specifiek gericht op het eetpatroon; hoeveel moet je eten en hoe bouw je dat op?
- Ambulante hulp: gesprekken met een therapeut. Dit kan van eens in de 2 weken tot bijna dagelijks.
- Deeltijd: je verblijft één of meerdere dagdelen in een kliniek of instelling, maar je slaapt er niet. Dit kan van één tot vier dagen in de week.
- Vrijwillige opname: je wordt opgenomen in een kliniek, en alleen in de weekenden mag je naar huis. Dit kan van twee maanden tot een jaar of langer. Je mag op elk moment besluiten de behandeling te stoppen en weg te gaan.
- Gedwongen opname: een laatste noodmiddel. Je wordt gedwongen in een kliniek geplaatst waar je niet weg mag.
De behandelingen richten zich vaak op meer dan alleen de eetstoornis. Het gaat vooral over de oorzaken: waar heb je de eetstoornis voor nodig, zijn er in het verleden dingen gebeurd, hoe sta je nu in het leven, hoe ga je om met lastige situaties - en nog veel meer. Verder komt ook lichaamsbeleving vaak aan bod: eetstoornispatiënten hebben vaak een verstoord lichaamsbeeld (ze vinden zichzelf lelijker of dikker dan ze in werkelijkheid zijn).
Bespreek deze opties rustig met hem of haar en geef ze de tijd om te kiezen. Het is tenslotte een behoorlijk ingrijpende stap.
Tijdens de behandeling
Als een eetstoornispatiënt in behandeling gaat gebeurt er van alles. Het eetpatroon zal waarschijnlijk moeten veranderen, wat voor boosheid, verdriet en frustraties kan zorgen. Als ouder kan gevraagd worden een eetlijst te hanteren. Het is heel goed om een kind hierin te ondersteunen, maar ga niet te ver: de ouders bepalen de maaltijden en producten, niet het kind! Bij een vriend(in) of klasgenoot kan je helpen door dezelfde dingen te eten (bijvoorbeeld een cakeje, als hij/zij dat lastig vindt) of samen iets leuks te gaan doen als ze X kilo zijn aangekomen/afgevallen, of voor het eerst weer 2 boterhammen hebben gegeten, of...vul zelf maar in.
Verder kunnen er ook andere dingen omhoog komen. Trauma's, onzekerheden, of prestatiedruk komen regelmatig voor bij eetstoornispatiënten. Geef hem of haar hier de ruimte voor. Geef aan dat ze altijd bij je terecht kunnen, maar blijf niet eindeloos doorvragen. Zorg ook dat je niet zelf in de rol van therapeut stapt. Als hij/zij stiekem toch minder of meer eet dan moet, of toch braakt, laat de verantwoordelijkheid dan bij hem of haar. Zeg hooguit dat je het jammer vindt om te zien en hoopt dat het snel weer beter zal gaan. Maar zeg nooit 'ik wil niet dat je dat doet!' of 'je mag geen pak koekjes eten!'
Na de behandeling
Voor sommige patiënten is het na de behandeling ook echt klaar, en hebben ze geen problemen meer. Voor anderen is dat lastiger. Misschien krijgen ze een terugval, of blijven ze moeite houden met sommige producten, of het staan op een weegschaal. Durf hiernaar te vragen. Als je graag samen uit eten wil, vraag gewoon of dat oké is, en zeg dat je best samen het restaurant wil kiezen. Of vraag even of je het over je gewicht mag hebben of dat ze dat heel erg lastig vinden. Al geldt ook hier dat je niet met álles rekening hoeft te houden.
Het is zeker niet gemakkelijk om een kind, vriendin, of klasgenoot te hebben met een eetstoornis. Maar er zijn wel manieren om ze te helpen als je dat wil - en daar kan je ze uiteindelijk een groot plezier mee doen!