Schedelligging tijdens de zwangerschap
De schedelligging is de meest ideale ligging van de baby tijdens de laatste weken van de zwangerschap. Met de schedelligging neemt de baby een veilige houding aan die het meest voorkomt tijdens de bevalling. Er zijn meerdere soorten schedelliggingen, waarvan de achterhoofdsligging het meest voorkomt. Soms is er sprake van een stuitligging of een dwarsligging.
Wat is een schedelligging?
De schedelligging betreft de ligging van het ongeboren kind, waarbij dit zich normaal gesproken met het hoofd als voorliggend deel in het baringskanaal bevindt. Een aantal weken voor de geboorte neemt de baby deze houding aan. Soms echter, wanneer de baby voldoende ruimte heeft om zich nog te draaien, kan deze de schedelligging pas veel later aannemen.
Waarom een schedelligging?
De schedelligging is de meest voorkomende ligging van de baby tijdens de bevalling. Een andere ligging is de stuitligging, waarbij het stuitje als eerste door het geboortekanaal komt. Bij een dwarsligging ligt het kind overdwars en past niet door het baringskanaal.
De schedelligging is de meest ideale en ook de natuurlijke geboorteligging. Het hoofd is het grootste gedeelte van het lichaam van de baby, en maakt op deze wijze de weg vrij tijdens de geboorte. Daarbij is de schedelligging ook de meest veilige ligging: een baby begint met ademhalen zodra hij in contact komt met de koude buitenlucht. Wanneer een baby met een stuitligging geboren wordt, zal de stuit als eerste naar buiten komen. De baby voelt de koude lucht en zal adem gaan halen. Hierdoor kan de baby stikken: het hoofd bevindt zich immers nog in het baringskanaal.
De schedelligging is iets dat we typisch bij mensen zien. Bij veel dieren zoals bij het paard of de moe, komt de kopligging voor: de voorpoten zijn gestrekt en hierop ligt de kop. Het dier wordt dus als eerste met de voorpoten geboren, waarna de kop volgt. Bij de mens wordt als eerste de schedel geboren.
Baby draaien van stuitligging naar schedelligging
Rond de 34-35 weken van de zwangerschap neemt de baby de definitieve houding voor de bevalling aan. De baby kan tot 36 weken nog terug draaien. Na de 36 weken is de kans heel klein dat de baby zich nog draait: de ruimte is nu te klein geworden. Een arts of verloskundige kan de baby proberen te draaien: meestal doet men dit vanaf 37 weken zwangerschap. De slagingskans hiervoor bedraagt 40 tot 60 procent.
Bij een eerste zwangerschap is het draaien van de baby soms moeilijk, omdat de buikwand nog zeer stug is. bij een volgende zwangerschap gaat het vaak makkelijker. Over het algemeen geldt: hoe makkelijker de baby van stuitligging naar schedelligging te draaien is, hoe groter de kans dat de baby ook weer terug draait naar stuitligging. Wacht men echter te lang met het draaien van de baby, dan is dit soms niet meer mogelijk omdat er te weinig ruimte in de baarmoeder is om nog te draaien. Het draaien van de baby neemt 30 seconden tot soms wel 15 minuten in beslag.
Verschillende schedelliggingen
Er zijn meerdere schedelliggingen. De meest voorkomende schedelligging is de achterhoofdsligging. De schedel ligt naar beneden en de baby heeft de kin op de borst. Deze schedelligging komt het meest voor en is ook het meest veilige. Een andere schedelligging is de kruinligging. De kruin van de baby ligt naar beneden. Deze houding is verre van ideaal. Vaak wordt bij deze ligging besloten om tot een keizersnede over te gaan.
De aangezichtsligging is een schedelligging waarbij het kind met het gezicht naar beneden ligt. Het kijkt dus richting de uitgang. Hierdoor ontstaat er niet voldoende druk op de baarmoedermond, wat de bevalling bemoeilijkt. In sommige gevallen wordt ook hier besloten om tot een keizersnede over te gaan.
Bij de voorhoofdsligging ligt het voorhoofd als eerste naar beneden. In deze houding is de omvang van het hoofd groter dan bij de achterhoofdsligging. Vaak zal de bevalling hierdoor zwaar worden. Wanneer blijkt dat de bekken te klein zijn om het hoofd op deze manier door te laten, zal besloten worden een keizersnede uit te voeren.
Soms is een bepaalde schedelligging tijdens de bevalling nog te corrigeren. De verloskundige duwt hierbij op de buik van de zwangere vrouw en probeert op deze manier het hoofd in een andere houding te dwingen. Soms lukt dit en kan de bevalling verder normaal verlopen.