Cellulaire immuniteit
Bij cellulaire immuniteit is de respons gericht tegen intracellulaire micro-organismen en tumorcellen. De bestrijding is bijna uitsluitend gericht tegen virussen en maakt daarbij gebruik van T-lymfocyten. De stamcellen voor alle bloedcellen zijn gesitueerd in het beenmerg. Het uitrijpen van T-lymfocyten geschiedt echter in de thymus. De cellulaire afweer bestaat uit T-cellen. Deze kunnen worden onderscheiden T4-cellen, die tot de aanval aanzetten en T8-cellen, die wat groter zijn en ook gewelddadiger werken. Er bestaat een bepaalde verhouding tussen de aantallen van T4- en T8-cellen. Een verandering in deze verhouding zou mogelijk een acute of chronische virusinfectie kunnen aangeven.
Algemeen
Er zijn verschillende manieren om ziekteverwekkers te bestrijden, dit zijn de belangrijkste aldus Wikipedia:
- Een mechanische: de intacte huid en slijmvliezen vormen voor verreweg de meeste soorten een niet te nemen barrière.
- Een inwendige: Dit is bijvoorbeeld het zuur in de maag of de zuurgraad van de schede, maar ook de natuurlijk aanwezige bacteriën op de huid en in de darmen.
- Een cellulaire: vooral gericht op virussen en sommige witte bloedcellen kunnen bacteriën omhullen en zo onschadelijk maken.
- Een humorale: door middel van antistoffen, die bacteriën, sommige virussen en soortvreemde eiwitten onschadelijk maken.*
T-cellen
Er bestaan twee typen T-cellen, namelijk:
- T-helpercellen (CD-4)
- killercellen = cytotoxische T-cellen (CD8-positief)
Cellulaire immuunsysteem
Het cellulaire immuunsysteem (CI) is toegerust om wat zich in de cel bevindt te detecteren en pathogenen in de cel te doden. CI hier globaal beschreven wordt vooral bewerkstelligd door vier typen T-lymfocyten:
- CD4 TH1-
- CD4 TH2-
- CD4 TH17-lymfocyten
- CD8 cytotoxische T-lymfocyten
De CD8-cellen hebben een geheel andere functie dan de CD4 (helper) cellen. Ze doden voornamelijk naast de door virussen geïnfecteerde cellen ook andere cellen door:
- het laten vrijkomen van cytotoxische granula, waardoor poriën in de membraan van de doelwit cel ontstaan
- activatie van het eiwit Fas (CD95) op doelwitcellen
Het doden van tumorcellen
NK-cellen en CD8 kunnen tumorcellen opruimen en verder bestaan er ook NK T-lymfocyten, die de eigenschappen van NK-cellen en T-lymfocyten combineren. Eiwitfragmenten worden door antigeen presenterende cellen zichtbaar gemaakt voor T-lymfocyten. Een naïeve T-lymfocyt heeft twee signalen nodig om te worden geactiveerd, waarbij opgetekend kan worden dat één signaal tot inactiviteit leidt. De geactiveerde CD4- en CD8 T-lymfocyt zal onder invloed van IL-2 de proliferatiefase van de cellulaire immuunrespons ingaan. Tijdens deze fase treedt een groot aantal veranderingen op in de cel en aan het celoppervlak. De CD4 helper T-lymfocyt wijzigt zich in een celtype dat TH0 wordt genoemd.
T-helpercellen
Vanuit deze TH0-lymfocyt kunnen verschillende effector(help)celtypen ontstaan de TH1-, TH2- en TH17-lymfocyten, waarbij de differentiatie van TH0- in TH2-lymfocyt voornamelijk gestuurd wordt, naast het cytokine IL-4, door histamine en prostaglandine E2. Veel cytokines worden interleukine (IL) genoemd om aan te geven dat het moleculen zijn, die de communicatie tussen leukocyten onderling reguleren. T-helpercellen produceren door middel van IL-12 interferon-gamma, waarbij de afremming wordt bewerkstelligd door IL-10. De lymfocyten maken cytokines aan om de rest van het immuunsysteem te berichten dat de strijd nog moet doorgaan. Eén van deze boodschapperstofjes is het interferon, dat de hypothalamus en de hypofyse onderdrukt. Dit zorgt er onder meer voor dat:
- niet geïnfecteerde cellen virusresistent worden
- NK cellen tot de strijd ter plekke worden opgeroepen
NK-cellen
Deze cellen hebben geen geheugen en hebben geen toestemming van een T4-cel nodig om tot de aanval over te gaan. Ze kunnen derhalve zelfstandig handelen en laten interferonen vrij om virussen te beletten zich te dupliceren. Deze interferonen maken de NK cellen ook agressiever. Een mindere giftigheid van de NK-cellen daarentegen zou een indicatie geven over de ernst van ME/CVS klachten en ook zou er een verband zijn tussen geestelijke stress en de cytotoxische activiteit van NK-cellen. Als er een vreemd eiwit het lichaam binnenkomt, zal de NK-cel de cel vernietigen.
Cytokinen
Deze boodschapperstofjes worden geproduceerd door lymfocyten en werken op een zeer korte afstand door binding aan specifieke receptoren op de celmembraan. Lymfocyten zijn B-cellen die een belangrijke rol spelen in het cellulaire immuunsysteem. Alle lymfocyten bestaan voor 5-16% uit NK-cellen, die door markering zijn gespecialiseerd in het opsporen en vernietigen van met virussen geïnfecteerde cellen. NK-cellen scheiden stoffen uit waardoor de doelwitcel wordt gedood. Een verhoogd aantal witte bloedcellen van het T4-helper-type is in verband gebracht met ernstiger ME/CVS klachten. De T4-helpercel is het brein van de afweer, het controleert daarbij de T8-killer-cellen en de T8-suppressor-cellen. De cytokinen kunnen in hun werking worden geremd door:
- het toedienen van oplosbare cytokinereceptoren en ze te completeren met celgebonden cytokinereceptoren
- specifieke (monoklonale) antilichamen
Het doden van intracellulaire micro-organismen
Bij bovenstaande remming van cytokines bestaan de geneesmiddelen uit natuurlijk of synthetisch bereide eiwitten, die een biologische interactie aangaan met de cytokinen. Ze blijken effectief tegen chronische ontstekingsziekten, vooral bij RA en psoriasis.
Na een succesvolle bestrijding van virussen kunnen DNA-virussen toch latent aanwezig blijven, ofwel als episoom in de celkern, ofwel geïntegreerd in het gastheer DNA. Bij een verzwakte afweer kunnen deze virussen dan weer de kop opsteken. Naast zuurstof-radicalen spelen nog vele andere mechanismen een rol bij het intracellulair doden van micro-organismen. Zo kunnen intracellulair groeiende bacteriën binnen de fagocyten en dan vooral in de
macrofagen overleven. Voorbeelden van zulke bacteriën zijn: mycobacteriën, legionella en salmonella, die hun voedsel direct uit de gastheercel betrekken. NK-cellen en TH1-lymfocyten versterken de dodende capaciteit van de macrofagen. Iedere B- of T-cel heeft zijn unieke receptor.
Macrofagen
Als macrofagen zich in de huid bevinden worden ze cellen van Langerhans genoemd. Ze wisselen informatie uit met T-helpercellen en eten en verteren vreemde materie. Bij een tekort aan macrofagen kunnen stafylokokken, microben en dergelijke de kop opsteken. Daarnaast produceren ze
stikstofoxide (NO). De T-helpercellen (T4) op hun beurt activeren B-cellen, zodat antistoffen gevormd kunnen worden. Verder kunnen ze de fusie van lysosomen en fagosomen vergemakkelijken en de stikstofoxide en zuurstofradicalen productie verhogen. Tenslotte kunnen macrofagen niet alleen fagocyteren, maar ook signaalmoleculen uitscheiden, de cytokinen.
Stikstofoxide (NO)
Dit is een oplosbaar gas dat geproduceerd kan worden door endotheelcellen, macrofagen en bepaalde neuronen in het centraal zenuwstelsel. Het kan vrijgemaakt worden uit L-arginine en heeft een aantal belangrijke functies die atherosclerose tegengaan:
- het geeft vasodilatatie
- remt de adhesie van leukocyten aan endotheel
- de aggregatie van bloedplaatjes neemt af
- vermindert de profileratie van gladde spiercellen
In feite vormen verhoogde spiegels van C-reactieve proteïne (CRP) een grotere risicofactor voor atherosclerose dan verhoogde LDL-spiegels.
Lees verder