Hartfalen: uitleg, oorzaken en behandeling
Van alle Nederlanders hebben zo'n 200.000 mensen hartfalen. Dit is een erg groot aantal en naar schatting zal dit aantal alleen maar fors toenemen de komende jaren. Dit komt door slechtere levensstijlen en door de toenemende vergrijzing. Mensen die kampen met hartfalen kunnen erg belemmerd worden in het dagelijks leven. Wat is hartfalen nou eigenlijk en hoe kan dit ontstaan? Zijn hartfalen erfelijk of is het mogelijk dat een ieder dit krijgt? Verder zijn er een aantal mogelijkheden om hartfalen te onderzoeken. Ook is het erg belangrijk om te weten wat de behandelingsmethoden zijn en of het voor altijd te genezen is.
Wat is hartfalen?
Hartfalen is de toestand waarbij het hart en de circulatie er niet in slagen om alle weefsels van voldoende bloed en voedingsstoffen te voorzien. Simpeler gezegd is hartfalen de toestand waarbij het hart er niet in slaagt om de aangeboden hoeveelheid bloed volledig door te pompen. Het hart ‘faalt’ dus in zijn taak. Dit komt door onherstelbare schade aan het hart, waardoor er allerlei vervelende fysieke gevolgen kunnen optreden. Deze verschijnselen hangen samen met de delen van het hart die niet goed meer functioneren.
Bij een pomp die slecht werkt hoopt zich vocht op vóór de pomp en komt er te weinig vocht uit. Dit is dus ook het geval bij het hart, alleen is het vocht dan bloed. Oorzaken van hartfalen zijn vrijwel altijd aan de linkerkant van het hart te vinden, omdat dit gedeelte het meest gevoelig is. Hier zit namelijk de grootste hoeveelheid spierweefsel, waardoor een aantasting ervan de meest in het oog springende gevolgen heeft.
Backward failure
Als de linkerkant van het hart vol raakt met bloed zoekt het hart een uitweg om toch het bloed ergens kwijt te kunnen. Het gevolg is overvulling van de longcirculatie. Dit wordt
Backward failure genoemd, omdat het terug gaat naar de longen. De bloedvaten van de kleine bloedsomloop zullen dan overvol raken. Hierdoor gaat er bloedvocht uit de kleine bloedvaten van de longen lekken. De ophoping van vocht zorgt er voor dat iemand met hartfalen kortademig wordt en kriebelhoest krijgt. Patiënten kunnen ook kortademig worden bij platliggen, waardoor ze hoger in de kussens slapen en soms zelfs zittend in een stoel. Een teveel aan vocht wordt dan vooral verplaatst naar de lager gelegen delen van de longen en de patiënt kan dan met de hogere delen van de longen, de bovenkwabben, beter ademhalen. Het vocht uit het bloed gaat zich ook in de longblaasjes ophopen. Dit heet longoedeem. Zo ontstaat er ‘vocht achter de longen’. Dit geeft soms een zacht borrelende ruis in de ademhaling.
Forward failure
Ook zal de aorta niet voldoende gevuld worden met bloed. Dit heet Forward failure. Het gevolg daarvan is een verslechtering van de bloeddoorstroming van organen, waaronder:
De nieren
Door de verminderde bloeddoorstroming in de nieren zal het RAAS-systeem worden gestimuleerd (renine-angiotensine-aldosteron-systeem). Door een paar lastige terugkoppelingen zal door de bijnier aldosteron geproduceerd worden. Dit hormoon zorgt voor terugresorptie van natrium en water. Hierdoor zal dus het bloedvolume stijgen, waardoor de bloeddruk hoger wordt.
De huid
Door verminderde bloeddoorstroming wordt de huid bleek-grauw van kleur en voelt koud aan.
De hersenen
Door te weinig bloed in de hersenen kan vermoeidheid, verwardheid en bewusteloosheid optreden.
De belangrijkste klachten bij hartfalen
- Een gevoel van vermoeidheid
- Kortademigheid
- Opgezette benen en enkels
- Een opgeblazen gevoel en verminderde eetlust, door ophoping van vocht
- Gewichtstoename door het vastgehouden vocht
- Vaker moeten plassen ’s nachts
- Prikkelhoest
- Slapeloosheid
- Vergeetachtigheid doordat de hersenen minder zuurstof krijgen
- Koude handen en voeten door slechte bloedcirculatie
Het lichaam krijgt dus te weinig zuurstofrijk bloed. Patiënten worden bijvoorbeeld bij een inspanning als traplopen of boodschappen doen kortademig en moe. Spieren hebben immers zuurstof nodig om hun werk goed te doen. Typerend voor hartfalen is ook dat mensen er ’s nachts vaak uit moeten om te plassen of dat ze het benauwd krijgen als ze voorover buigen bukken.
Als de linkerkant van het hart ‘faalt’ zal tevens de rechter harthelft ook minder goed bloed pompen. Hierdoor treedt er vochtophoping op in de grote bloedsomloop. Er treedt dan een andere verdeling van de vochthoeveelheid in het lichaam op. Eerst wordt duidelijk dat bij de lopende en zittende patiënt vocht in de enkels zit. Bij liggende patiënten is vaak te zien dat er veel vocht onder de huid van de bovenbenen zit. Ook staat er in de aderen rondom allerlei buikorganen te veel bloed, waardoor patiënten bijvoorbeeld oppressiegevoelens (een drukkend gevoel) in de maagstreek krijgen. In het uiterste geval kan ook vocht naar de pleuraholte rond de longen (hydrothorax) en naar de vrije buikruimte uittreden (ascites).
Oorzaken van hartfalen
De medische term voor hartfalen is decompensatio cordis. Er zijn verschillende oorzaken te noemen die voor schade aan het hart (decompensatie) kunnen zorgen: met name hartinfarcten, maar ook bepaalde ziekten. Deze oorzaken kunnen de pompfunctie van het hart verminderen. De pompfunctie van het hart neemt ook af door overbelasting van het hart of onherstelbare beschadiging van de hartspier, zoals bij trauma.
De pompfunctie van het hart wordt beïnvloed door:
- De hartfrequentie
- De samentrekkingskracht (contractiliteit) van de hartspier
- De preload (dit is de rekkingstoestand van de hartspiervezels vlak voordat met de samentrekking (contractie) van het hart wordt begonnen)
- De afterload (dit is de spanning in de hartspier die tijdens de contractie moet worden ontwikkeld om het bloed te kunnen wegpompen)
Als de hartspier ziek is of beschadigd, raken deze vier factoren uit balans en neemt dus de pompfunctie af. Het lichaam probeert dit te compenseren door middel van een verhoogde afgifte van adrenaline (zorgt voor versnelde pols en vaatvernauwing en dus een hogere bloeddruk) en door verdikking van de hartspier. Maar als ook dit niet helpt, treedt decompensatie op. Het onvoldoende doorpompen van het bloed leidt tot vochtophoping vóór of in het hart. Ook krijgt het lichaam te maken met zuurstoftekort, wat zich uit in kortademigheid en snel vermoeid zijn. Je krijgt hartfalen meestal niet van de een op andere dag. Het is een geleidelijk proces, het 'sluipt' er als het ware in. Hieronder staan de belangrijkste oorzaken.
Aandoeningen kransslagader
De grootste oorzaak is het optreden van één of meer hartinfarcten ten gevolge van kransslagadervernauwing. De kransslagaders kunnen vernauwd zijn door atherosclerose (aderverkalking) of spasmen. Klachten kunnen ook ontstaan bij een gedeeltelijke of totale afsluiting van een kransslagader door een bloedstolsel (trombose of embolie).
Er is geen eenduidige oorzaak voor het ontstaan van coronaire (kransslagaderen betreffend) hartziekten aan te wijzen. De belangrijkste factoren die daarbij een rol spelen, zijn roken, overgewicht, suikerziekte, een hoge bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte in het bloed en gebrek aan lichaamsbeweging. 80% van alle hartfalen ontstaat ten gevolge van kransslagadervernauwing. Een hartinfarct beschadigt de hartspier waardoor een deel van de pompkracht verloren gaat. Het ligt aan de omvang van het infarct of je hartfalen kunt krijgen. Dit kan soms nog een tijd duren, en bij een klein hartinfarct hoeft niet altijd hartfalen voor te komen. Door de verbeterde medische technologie overleven steeds meer mensen een hartinfarct. Hierdoor neemt het aantal patiënten met hartfalen toe.
Hoge bloeddruk
In negen van de tien gevallen is geen duidelijke lichamelijke oorzaak aan te wijzen voor een hoge bloeddruk. Een enkele keer is hoge bloeddruk het gevolg van een ziekte van de nieren of de bijnieren. Wel is gebleken dat bepaalde leef- en eetgewoonten een nadelige invloed op de bloeddruk kunnen hebben. Mensen die roken of te zwaar zijn, hebben bijvoorbeeld meer kans op het krijgen van een hoge bloeddruk. Ook factoren als weinig lichaamsbeweging, overmatig alcoholgebruik en veel stress, hebben hierop een ongunstige invloed.
In principe kan iedereen een hoge bloeddruk krijgen, al lijkt het in bepaalde families meer voor te komen dan bij andere. Erfelijke aanleg en/of factoren in de familie spelen dan ook zeker een rol. Hoge bloeddruk kan op elke leeftijd voorkomen, maar naarmate mensen ouder worden, neemt de kans daarop toe. Tot 55 jaar komt hoge bloeddruk meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Boven die leeftijd zijn juist de vrouwen in de meerderheid.
Van hoge bloeddruk is meestal niet veel te merken. Als de bloeddruk geruime tijd te hoog is, kan dit (soms ernstige) gevolgen hebben voor de gezondheid. Door de hoge bloeddruk kunnen beschadigingen in de vaatwanden ontstaan. Hierop zetten zich gemakkelijk vetten en cholesterol af (aderverkalking of atherosclerose). Hierdoor kunnen de bloedvaten langzaam nauwer worden. De weerstand in de bloedvaten neemt toe, waardoor het hart steeds harder moet werken om het bloed rond te pompen. Dit kan leiden tot een verdikte hartspier of uiteindelijk tot hartfalen, wat betekent dat het hart minder bloed rond kan pompen.
Wanneer er een te hoog cholesterolgehalte in het bloed is vastgesteld (hypercholesterolemie), vergroot dit dus de kans op hart- en vaatziekten. Het is dus belangrijk dat het cholesterolgehalte naam beneden gaat.
Cholesterol is een vetachtige stof die het lichaam nodig heeft als bouwstof voor lichaamscellen en hormonen. Zonder cholesterol kan het lichaam dus niet goed functioneren. Een teveel ervan is echter schadelijk. Het meeste cholesterol wordt door het lichaam zelf in de lever gemaakt, een klein deel neemt het lichaam rechtstreeks op uit de voeding. Normaal gesproken maakt het lichaam precies voldoende cholesterol om goed te kunnen functioneren. Net als vetten lost cholesterol niet goed op in het bloed. Kleine bolletjes cholesterol worden daarom omgeven door een laagje eiwit. Op die manier wordt het vervoerd door het bloed. De twee belangrijkste eiwit-cholesteroldeeltjes zijn:
- LDL: vervoert het cholesterol naar de verschillende delen van het lichaam. Onderweg kan cholesterol zich makkelijk in de wanden van slagaders nestelen en zo vernauwing veroorzaken. LDL-cholesterol wordt daarom ook wel slecht cholesterol genoemd.
- HDL: voert het teveel aan cholesterol af naar de lever. De lever zorgt er dan voor dat het cholesterol in de darmen komt en vervolgens via de ontlasting wordt uitgescheiden. HDL-cholesterol wordt daarom ook wel goed cholesterol genoemd.
Hartritmestoornissen
Wanneer het hart langdurig te langzaam of te snel klopt kan ook hartfalen ontstaan. Door een blokkade in de prikkelgeleiding kan een te traag ritme ontstaan (bradycardie), waardoor het hart te weinig bloed weg pompt. Als het hart snel en onregelmatig pompt, wat boezemfibrilleren heet, zal ook dit schadelijk zijn voor het hart. Boezemfibrilleren ontstaat vaak door een hart dat groter is dan normaal, dus wat min of meer is uitgerekt. Het hart pompt als gevolg van die omstandigheid minder bloed uit dan normaal. Langdurig bestaande hartritmestoornissen kunnen een verminderde spierfunctie en dus een verminderde pompfunctie tot gevolg hebben.
Hartklepafwijkingen
Het hart moet extra hard werken om voldoende bloed de kleppen te laten passeren, als hartkleppen zijn vernauwd of niet goed meer sluiten. De hartspier compenseert dit door dikker te worden. De hartkamer rekt uit en wordt wijder. Het hart raakt hiervan overbelast dus zal het hart pompkracht verliezen. De hartspier wordt ook wijder, omdat er bloed achter blijft in het hart doordat de hartklep niet goed sluit. Ook hierdoor verliest het hart dus pompkracht.
Cardiomyopathie
Ziekte van de hartspier, cardiomyopathie, is pas sinds de jaren 50 bekend. Het kan veroorzaakt worden door alcohol, sarcoïdose (een ziekte waarbij er spontaan ontstekingen kunnen ontstaan) of bijvoorbeeld hemochromatose (waarbij te veel ijzer uit voedsel wordt opgenomen). Bij cardiomyopathie hebben de hartspiercellen een abnormale bouw en functie, waardoor de wand van het hart te slap of te dik en stijf kan zijn. Soms is ook het hartritme verstoord, waardoor de hartslag onregelmatig is. In alle gevallen leiden deze aandoeningen ertoe dat het hart minder goed kan pompen.
Combinatie
Bij sommige mensen kunnen meerdere oorzaken een rol spelen. Iemand kan bijvoorbeeld een hartinfarct hebben doorgemaakt, maar tegelijkertijd ook een hartklepprobleem of hartritmestoornis hebben.
De diagnose
Thorax-foto
Een Thorax-foto wordt ook wel een borstfoto genoemd. Elke patiënt moet een röntgenfoto laten maken. Patiënten moeten met ontbloot bovenlichaam tegen een plaat staan en moeten diep in ademen en de adem vasthouden. Op de foto kan men de contouren van het hart zien en kijken of het hart te groot is, of de bloedvaten van de longen overvol zijn en of er vocht in de longen zit.
Bloedonderzoek
Ook moet vaak het bloed onderzoek worden bij patiënten. Men kan zo afleiden welke organen door het hartfalen niet goed functioneren. Ook kan men tegenwoordig bepaalde stoffen vaststellen, die in geval van hartfalen in verhoogde mate worden gevormd in de hartspier. Ook worden tijdens de behandeling van hartfalen bloedonderzoeken gedaan, om bijvoorbeeld de nierfunctie en het zoutgehalte van het lichaam te volgen, zodat vastgesteld kan worden of de dosering van de medicijnen goed is, of dat het lichaam de medicijnen goed verdraagt.
Hartfilmpje of elektrocardiogram
Een elektrocardiogram heet ook wel een ECG. Een ECG apparaat meet de stroompjes die het hart zelf opwekt, en maakt er een grafiek van. De stroom wordt via plakkers op het bovenlijf doorgegeven aan de meetapparatuur. Zo ontstaat er een patroon op het papier waarin je kunt zien wanneer het bloed door de kamers en boezems stroomt en weggepompt wordt. De cardioloog kan hieruit bijvoorbeeld afleiden dat iemand een hartinfarct heeft gehad, of dat er een tekort aan zuurstof in de hartspier of een verdikking van de hartspier is. De afwijking zelf kan worden vastgesteld door naar het ECG te kijken, maar voor het opsporen van de oorzaak is vaak meer onderzoek nodig. Het eigenlijke onderzoek is pijnloos en duurt maar vijf minuten.
Tracer inspanningsonderzoek
Een kleine veilige hoeveelheid radioactieve stof (isotopen) wordt in het bloed geïnjecteerd in een ader in de arm of hand. Door radioactiviteit te meten kan men zien hoe het bloed door het hart stroomt. Men kan zo afbeeldingen van het hart maken. De gezonde delen van het hart nemen meer van de stof op en geven dus meer straling af dan de beschadigde delen. Eerst wordt er een ECG van het hart gemaakt en wordt er een infuus in de arm of hand aangebracht. Hierna volgt de inspanningstest. Op het moment dat er maximaal wordt ingespannen, wordt het isotoop (de radioactieve stof) in het infuus gespoten. Na deze inspanningstest moet de patiënt op een onderzoekstafel liggen en gaat er een grote camera om de tafel heen draaien. Deze camera registreert de straling van het hart en maakt hier een driedimensionale kaart van. Hierop zijn de verschillende gebieden te zien met een verschillende mate aan stralingsactiviteit. Later op de dag, of na een paar dagen, worden er weer van deze foto’s gemaakt, alleen dan in rust. Deze twee series opnamen worden vergeleken, en zo kan precies gezegd worden welk deel van het hart tijdens inspanning te weinig bloed krijgt en of er ooit een hartinfarct is geweest.
Echocardiogram
Echocardiografie is een onderzoek waarbij met behulp van ultrasone trillingen (geluidsgolven met zeer hoge frequentie) de structuren van een kloppend hart in beeld worden gebracht. Dit in beeld brengen is mogelijk, omdat het hart de geluidsgolven terugkaatst.
Er zijn twee soorten echocardiogrammen. De een is via de borst (uitwendig) en de ander via de slokdarm. Bij het uitwendige cardiogram wordt er een soort microfoontje op de borstkas aangebracht, wanneer de patiënt op de linkerzij of op de rug ligt. De beelden die zo ontstaan geven een indruk van de grootte van de hartkamers, de pompfunctie, de dikte van de hartspier en het functioneren van de hartkleppen. Op deze manier kunnen zowel lekkende als vernauwde hartkleppen worden opgespoord. Dit onderzoek duurt twintig minuten tot een half uur.
Het onderzoek via de slokdarm wordt alleen uitgevoerd als andere onderzoeken onvoldoende informatie opleveren. Doordat de slokdarm dichter bij het hart ligt, wordt de echo gemaakt vanaf deze plaats. Voor het inbrengen van het slangetje met het echokristal, wordt de keel verdoofd met een spray. Zo wordt de keel ongevoelig en gaat slikken moeilijker. Deze echo werkt op dezelfde manier als bij de echo via de borst.
Inspanningsonderzoek
Met een inspanningsonderzoek, ook inspanningstolerantieonderzoek genoemd, wordt de hartwerking en de reactie van het hart op lichamelijke inspanning bepaald. Tijdens zo’n onderzoek loopt de patiënt op een loopband of rijdt op een hometrainer terwijl er door een speciaal apparaatje geademd moet worden. Hiermee wordt bijgehouden hoeveel zuurstof wordt opgenomen en hoeveel kooldioxide uitgeademd wordt. De activiteit wordt gemeten door middel van een ECG. Als door een vernauwing in een van de kransslagaders bij inspanning een plaatselijk zuurstoftekort in de hartspier ontstaat, is dit meestal op het ECG te zien. Voor de inspanningstest wordt er ook nog een ECG gemaakt. Verder worden de hartslag en de bloeddruk van de patiënt gedurende het onderzoek gemeten. Het hele onderzoek komt uit op ongeveer een half uur.
Hartkatheterisatie
Bij een hartkatheterisatie wordt er een slangetje vanuit de lies (de elleboogplooi), de hals of via een slagader in de pols een slangetje naar het hart geschoven. Als deze in positie is, kan via deze katheter de bloeddruk in verschillende delen van het hart en de slagaders gemeten worden. Ook kan de hoeveelheid bloed die het hart per minuut wegpompt worden gemeten. Ook kan er een kleurstof (contrastmiddel) worden geïnjecteerd, zodat de bloeddoorstroming in de kransslagaders gecontroleerd kan worden zodat eventuele blokkades of vernauwingen opgespoord kunnen worden. Dit wordt in beeld gebracht door röntgenstralen. Als de katheter in de lies is ingebracht, mag men pas na een paar uur weer opstaan, omdat een hartkatheterisatie voor misselijkheid kan zorgen.
Invloed van de levensstijl op hartfalen
Voorlichting
Het is van groot belang dat patiënten veel professionele voorlichting krijgen over de aandoening zelf en het belang van de behandelingen. Zelfzorg is namelijk een erg belangrijk onderdeel als het gaat over een succesvolle behandeling van hartfalen. Dit is goed voor het behoud van een optimale lichamelijke conditie, vermijding van gedrag dat de ziekte nadelig kan beïnvloeden en het opmerken van vroege symptomen van verslechtering. Daarom is actieve betrokkenheid van de hartfalenpatiënt een voorwaarde. Het is ook van belang dat familie en verzorgers bij de voorlichting betrokken worden. Belangrijke aspecten zijn: herhalen van de informatie en de uitvoering van leefregels. Naast mondelinge informatie, krijgt de patiënt natuurlijk ook informatie op papier mee. Ook is er voor de patiënten en familie een speciale site opgericht: www.heartfailurematters.org
Eten en drinken
Het is erg belangrijk wat je eet, maar ook hoe je eet en wanneer je eet. Bij sommige hartfalenpatiënten is er stuwing in de lever en vochtophoping in de buik. Als gevolg van een te grote belasting op het hart ontstaat een hart dat slecht functioneert. Soms neemt de druk in de hartholten en het vaatstelsel dan toe, met als gevolg vochtophoping in lichaamsweefsels. Dit kan het gevoel geven dat je continue volzit. Het is dan beter om meerdere keren per dag kleine lichtverteerbare porties te eten, in plaats van drie gewone maaltijden. Ook is het belangrijk dat er gevarieerd wordt gegeten. Het is belangrijk dat er dagelijks uit elk van de volgende vier groepen wordt gegeten:
- Brood, aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten
- Groente en fruit
- Halfvolle of magere melk en melkproducten
- Halvarine, margarine en andere smeersels voor op brood met minder dan 17g verzadigd vet per 100g, olie
Het is erg belangrijk dat iemand met hartfalen het gebruik van zout sterk vermindert. Zout bevat namelijk natrium en dit houdt vocht vast. Het zout dat je lichaam van nature nodig heeft, zit al in het voedsel dat je gewoon eet. Wanneer je gevarieerd eet, is al het zout dat je daarnaast nog toevoegt overbodig en dus te veel. Het is van belang dat je voldoende gevarieerd eet en zo de belangrijkste vitaminen, eiwitten en mineralen binnenkrijgt. Het menselijk lichaam bestaat voor het grootste deel (70%) uit water. Dit wordt dagelijks ‘ververst’. Je krijgt vocht binnen bij het eten en drinken, terwijl je tegelijkertijd vocht verliest via urine, transpiratie en waterdamp in je uitademing.
In het lichaam wordt het vocht verspreid via de bloedsomloop met het hart als grootste werker. Grote schommelingen in de dagelijkse vochtinname vragen van het hart een sterk wisselende spanning. Bij hartfalen is de hartpomp niet altijd goed in staat om deze grote toename goed op te vangen; er is te weinig reservepompkracht. Voor mensen met hartfalen is het daarom aan te raden om per dag ongeveer dezelfde hoeveelheid vocht binnen te krijgen, om grote schommelingen te voorkomen. Meestal wordt ongeveer 2 liter geadviseerd.
Soms is het hart zo zwak, dat een vochtbeperking nodig is. Dat wil zeggen dat een patiënt meestal niet meer dan 1,5 liter vocht binnen mag krijgen. Het vocht dat je binnenkrijgt via producten als yoghurt en soep, moeten hierbij meegerekend worden. Een vochtbeperking zorgt er samen met de plastabletten voor dat er minder vocht in de bloedsomloop zit dan normaal. Dit is beter dan wanneer er te veel vocht in de bloedsomloop zit, omdat je dan bijvoorbeeld vocht in de longen krijgt, waardoor benauwdheid kan ontstaan.
Beweging
Zeker als je hartfalen hebt, is het erg belangrijk goed en vaak te bewegen. Wanneer er weinig bewogen wordt door een hartfalenpatiënt, raken de spieren, de longen, het hart en de bloedvaten niet meer/niet gewend aan werken. Wanneer ze dan wél aan het werk moeten, hebben ze daar moeite mee. Dat is duidelijk te merken door de patiënt: deze is snel buiten adem en wordt snel moe. Omdat dit de motivatie om opnieuw te gaan bewegen bijna niet bevordert, is het voor het team dat de patiënt begeleidt erg belangrijk de patiënt te blijven stimuleren. Wanneer er namelijk wel genoeg bewogen wordt, zijn de spieren, het hart, de longen en de bloedvaten wel gewend aan werken. Hierdoor voelt de patiënt zich fitter en houdt meer energie over. Ook houdt deze zijn hart en bloedvaten in goede conditie, zodat de kans op terugval of verslechtering kleiner is. Als laatst heeft beweging een bloeddrukverlagend effect, wat de kans op hart- en vaatziekten, en daarmee ook het risico op een beroerte kleiner maakt.
Het is wel belangrijk dat elke hartfalenpatiënt beweegt op de manier die goed voor hem of haar specifiek is. Voor de een is een ‘matige tot redelijke inspanning’ wat anders dan voor de ander. Het gaat er om dat hart en bloedvaten dagelijks even goed aan het werk worden gezet. De patiënt en zijn begeleiding zullen dus zelf uit moeten zoeken, welke mate van bewegen bij die patiënt het gewenste effect heeft. Wel zijn er een viertal vuistregels.
De patiënt zit met de mate van inspanning goed als:
- Deze er behoorlijk voor moet ademhalen
- Het hart er sneller van gaat kloppen
Wat niet zo mag zijn is het volgende:
- Dat de patiënt zo buiten adem raakt, dat deze bij de inspanning niet meer in staat is te spreken
- Dat de patiënt lange tijd nodig heeft om weer bij te komen
De hoeveelheid beweging moet geleidelijk opgebouwd worden. Dit kan als ingevoerd worden in de dagelijkse routine: de trap in plaats van de lift, een boodschap op de fiets op lopend in plaats van met de auto.
Gewicht en overgewicht
Het is altijd verstandig je lichaamsgewicht goed in de gaten te houden. Overgewicht betekent namelijk een overbelasting van het hart. Wanneer iemand met hartfalen in enkele dagen tijd meer dan 2 kg zwaarder wordt, terwijl deze toch normaal eet, houdt het lichaam waarschijnlijk vocht vast.
Overgewicht dat niet komt door vasthouding van vocht, is ook een extra belasting voor het hart. Hoe meer overgewicht, hoe hoger het risico op hart- en vaatziekten. Dit komt voor een deel omdat overgewicht het cholesterolgehalte in het bloed verhoogt. Daarnaast verhoogt het het risico op een verkeerde verhouding tussen ‘goed’ en ‘slecht’ cholesterol. Door veel cholesterol kunnen plaques in de vaten ontstaan. Er worden voortdurend beschadigingen aan de binnenkant van je bloedvatwanden gerepareerd. Op plaatsen met kleine, niet gerepareerde beschadigingen blijven in de loop van de tijd vetachtige stoffen kleven, vooral in de slagaders. Dit zijn plaques. Doordat ze de bloedvaten versmallen, kan het bloed er minder goed doorheen stromen. Hierdoor moet het hart dus harder pompen om toch bloed op de gewenste plekken te krijgen. De kans op hartfalen wordt hier dus vergroot. Het is dus van groot belang dat je patiënten therapietrouw zijn, zodat ze hun conditie op peil kunnen houden. Op het plaatje is te zien wat ‘plaque’ nou eigenlijk inhoudt.
Het lichaam heeft energie nodig. Die energie wordt uit voedsel gehaald. De toevoer en het verbruik moeten met elkaar in evenwicht zijn. Wie te veel eet en/of te weinig beweegt, wordt dikker. Het overschot aan energie wordt in de vorm van vet in het lichaam opgeslagen. Als je meer beweegt, draait de ‘motor’ harder, zodat er meer energie wordt verbruikt. Meer bewegen is dus erg belangrijk als iemand zijn of haar gewicht wil verbeteren. Bovendien houdt beweging hart en vaten in conditie. De drie belangrijkste veranderingen die je bij overgewicht moet invoeren zijn:
- Verandering in eetgewoonten
- Meer bewegen
- Zorgen dat er geen eetproblemen ontstaan (zoals in korte tijd snel grote porties eten zonder dat anderen het merken, dan weer vasten, laxeermiddelen gebruiken, vinger in de keer steken)
Roken en alcohol
Voor iedereen is het natuurlijk beter voor zijn of haar gezondheid om niet te roken en geen drugs te gebruiken. Roken is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van een (eventueel volgend) hartinfarct. Nicotine en koolmonoxide die in tabaksrook zitten, zijn de belangrijkste oorzaken. Nicotine tast de vaatwanden aan, wat het ontstaan van vernauwingen in de bloedvaten bevordert. Koolmonoxide bindt zich aan de rode bloedcellen en laat dit bijna niet meer los. Hierdoor kunnen die bloedcellen minder of zelfs geen zuurstof vervoeren. Hierdoor krijgt het lichaam, maar ook het hart, een tekort aan zuurstof. Ook kunnen bloedstolsels ontstaan die kunnen losschieten. Wanneer deze ergens in het bloedvat blijven steken en de bloedtoevoer afsluiten is er sprake van een infarct. Een drietal feiten is bekend over rokers in verband met hart- en vaatziekten:
- Rokers hebben twee keer zoveel kans op een hartinfarct dan niet-rokers.
- Rokers worden veel vaker getroffen door een beroerte dan niet-rokers.
- Rokers hebben vaker last van vernauwing van slagaders in de benen (etalagebenen) dan niet-rokers. Dan heeft men pijn in de benen bij een klein stukje lopen.
Stoppen met roken is dus altijd heel zinvol. Ook blijkt dat meeroken heel erg slecht is. Sinds het verbod op roken in openbare ruimtes, is het aantal hartinfarcten door roken afgenomen.
Uit wetenschappelijk onderzoek komt ook naar voren dat er onder matige drinkers minder hartinfarcten voorkomen dan onder niet-drinkers; zij overlijden minder vaak aan een hartinfarct dan diegenen die niet drinken. Verklaringen hiervoor zijn: gunstige effecten op bloed, cholesterolgehalte en bloedstolling. Wanneer men echter meer dan drie glazen alcohol per dag drinkt, heeft dat een bloeddrukverhogend effect. Dit kan ernstigere vormen aannemen; hart en bloedvaten gaan eronder lijden. Omdat alcohol ook een negatief effect kan hebben op spieren in ons lichaam, kan ook de hartspier schade oplopen. Overmatig alcoholgebruik heeft best veel met de spieren te maken. Alcohol verwijdt de bloedvaten, waardoor het hart dan een grotere inspanning moet leveren om voldoende bloed rond te kunnen pompen. Door de vaatverwijding wordt de bloedcirculatie in de spieren verminderd. Hierdoor wordt de kwaliteit van de spieren slechter en kunnen er spierbeschadigingen optreden. Verder wordt door alcohol extra melkzuur gevormd. Melkzuur zorgt ervoor dat men lang last heeft van vermoeide en stijve spieren. Ernstige spierpijnen en krampen in vooral de kuiten zijn het gevolg.