Gebroken pols - Diagnostiek en behandeling
Een gebroken pols (distale radius of ulna fractuur) is één van de meest frequente botbreuken die wordt gezien op de spoedeisende hulp. Tijdens bepaald periodes, bijvoorbeeld gedurende gladheid en het begin van de zomer wanneer mensen gaan skaten, wordt vaak een toename gezien. Het is meestal een resultaat van het opvangen van een val met de arm, waardoor de pols plotseling aan grote krachten wordt blootgesteld. Soms is een afwijkende botstand direct zichtbaar. Andere klachten zijn pijn, roodheid en zwelling van de pols. Meestal volstaat gips als behandeling, andere vormen zijn reponeren en chirurgie.
Inhoudsopgave
Anatomie en soorten botbreuken
De pols (Latijns: carpus) is het gewricht dat de onderarm met de hand verbindt. Het bestaat uit twee botten van de onderarm: het spaakbeen (radius) en de ellepijp (ulna) in combinatie met de handwortelbeentjes (carpalia). De mogelijke bewegingen bestaan uit het bewegen richting de handpalm (palmair flexie) en richting de handrug (dorsaal flexie). Andere bewegingen zijn pronatie (het draaien met de handpalm naar beneden) en supinatie. De ulna bevindt zich aan de zijde van de pink , de radius aan de zijde van de duim. Tevens bevinden zich in de pols zenuwen voor het gevoel en motoriek van de hand en vaten voor de afvoer/toevoer van bloed.
Met een gebroken pols wordt een onderbreking van de botstructuur (fractuur) beschreven van het uiteinde van de radius en/of ulna. Zowel beide als slechts één kunnen gebroken zijn.
Fracturen kunnen worden verdeeld op basis van de mogelijke betrokkenheid van het gewrichtsoppervlakte (intra-articulaire fractuur), communitieve breuk (meerdere fragmenten) en een open of gesloten botbreuk. Een tweede indeling kan gemaakt worden op basis van de vorm van de breuk.
Patiënt met typisch beeld van een pols (Colles) fractuur: de distale radius is richting de handrug verplaatst /
Bron: Dsprenkels, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Diagnostiek
Het trauma mechanisme zegt vaak al veel over de soort fractuur. Daarnaast vormt men een beeld over de resterende functie en de eventuele neurologische of vasculaire uitval. Na het maken van een röntgenfoto kan men een uitspraak doen over de aan- of afwezigheid van een botbreuk. Meestal worden in twee of meer richtingen een foto gemaakt, aangezien een groot aantal fracturen worden gemist op basis van één foto.
Classificatie
Een veelgebruikte classificatie op de spoed eisende hulp van polsfracturen is een indeling in de volgende categorieën: de Colles en de Smith. Een andere wijze is volgens Frykman.
Rontgenfoto met polsfractuur type Colles, met rode pijl aangegeven. Tevens fractuur distale ulna (blauwe pijl) /
Bron: Lucien Monfils, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Colles fractuur
Deze botbreuk werd in 1814 voor het eerst beschreven door Abraham Colles en wordt ook wel de Pouteau-Colles fractuur genoemd. Het betreft een fractuur van het einde van het spaakbeen (distale radius) waarbij het laatste gedeelte richting de handrug is verplaatst (dorsaal). In ongeveer 50% is er sprake van een breuk van het laatste stukje van de ellepijp, genaamd de styloideus ulnaris. De meest voorkomende wijze van ontstaan is het opvangen van een val met uitgestrekte hand.
Smith fractuur
Deze botbreuk werd in 1847 beschreven door Robert Smith en heet ook wel de ‘reversed Colles’. De reden hiervoor is dat, in contrast met de Colles, het distale einde van de radius juist richting de handpalm is verplaatst. Deze breuk ontstaat vaak door het achteruit vallen met gestrekte hand.
Classificatie volgens Frykman
Een andere indeling is volgens Frykman. Hierbij speelt de aanwezigheid van een intra-articulaire fractuur een belangrijke rol. Over het algemeen vormt dit een beter middel om een uitspraak te doen over de behandeling.
Frykman classificatie
Af- of aanwezigheid distale ulna fractuur | Extra-articulair | Radio-carpale (RC) gewricht | Radio-ulnaire (RU) gewricht | Zowel RC als RU gewricht |
Afwezig | I | III | V | VII |
Aanwezig | II | IV | VI | VIII |
Behandeling van een gebroken pols
Het belangrijkste onderdeel in de behandeling van een fractuur is het voorkomen van verder letsel van het lichaamsdeel en ten tweede het bevorderen van het herstel. De botdelen herstellen het beste wanneer zij in de fysiologische stand (‘natuurlijke stand’) bij elkaar worden gebracht. Hierna dient te worden voorkomen dat zij ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Het gevaar van een incorrecte positie van de botdelen is een verkeerde stand van de gewrichtsvlakken. Hierdoor is de kans op het ontstaan van artrose van de pols verhoogd.
Geen afwijkende stand
Indien er geen sprake is van een afwijkende stand volstaat over het algemeen een behandeling middels gipsspalk. Afhankelijk van de soort botbreuk wordt vaak voor een periode van 6 weken gips gegeven. De volledige herstel periode bestaat vaak uit 3 maanden. Met name in de eerste dagen kunnen pijnstillers de heftigheid van de pijn verminderen. Tevens wordt de arm in een draagdoek (mitella) geplaatst voor maximale ondersteuning. Direct na het ontstaan van een polsbreuk kan het soms helpen zelf een mitella te maken.
Afwijkende stand, reponeren
Indien er sprake is van een afwijkende stand heeft men twee behandelopties. De eerste bestaat uit het zogenaamde reponeren van de afwijkende stand. Hierbij wordt, meestal na het geven van een lokale verdoving, het bot weer in de normale positie gezet. Indien dit voldoende succesvol is volgt meestal een gipsspalk gedurende 6 weken. Controle foto’s kunnen direct na het zetten en na bijvoorbeeld 1 week gemaakt worden om er zeker van de zijn dat de heling in de juiste positie plaats vindt.
Afwijkende stand, operatie
Indien de pols mogelijk gebroken kan zijn is het belangrijk om niet meer te eten of te drinken indien een ziekenhuisbezoek snel plaats zal vinden. Dit heeft als reden dat er door de recente maaltijd een mogelijke operatie met narcose er een verhoogde kans op braken ontstaat. Reden voor een operatie kunnen bestaan uit het niet slagen van het reponeren en een communitieve botbreuk. De verschillende typen behandeling hiervoor zijn ondermeer een plaat met schroeven, een fixateur externe en middels pennetjes (K-draden). Mogelijke complicaties bestaan uit een wondinfectie, beschadiging van zenuwen en een bloeding. Op basis van individuele kenmerken zoals leeftijd en activiteiten in combinatie met de aard van het letsel kan een beslissing over een operatie worden genomen.