Axenfeld-Rieger-syndroom: Skeletaandoening
Het Axenfeld-syndroom is een zeldzame autosomale dominante aandoening die de ontwikkeling van het skelet, de tanden, de ogen en de buikstreek aantast. Het syndroom is vernoemd naar de twee oogartsen Theodor Axenfeld (Duitsland) en Herwig Rieger (Oostenrijk), die het syndroom respectievelijk beschreven in 1920 en 1935. Het bekendste, maar niet enige, symptoom van dit syndroom is glaucoom. Een genetisch onderzoek is belangrijk voor de diagnose en voor prenatale diagnostiek, daar de aandoening erfelijk is.
Synoniemen Axenfeld-Rieger-syndroom
Patiënten gebruiken soms diverse namen voor het Axenfeld-Rieger-syndroom:
- ARS
- Axenfeld en Rieger-anomalie
- Axenfeld-anomalie
- Axenfeld-syndroom
- AXRA
- AXRS
- Goniodysgenesis-hypodontie
- Iridogoniodysgenesis met lichamelijke anomalieën
- RGS
- Rieger-anomalie
- Rieger-syndroom
Epidemiologie skeletaandoening
Het Axenfeld-Rieger-syndroom heeft een geschatte prevalentie van 1 op 200.000 mensen. Het treft evenveel mannen als vrouwen. De meeste gevallen worden gediagnosticeerd in de kindertijd. Glaucoom, één van de hoofdsymptomen, treedt echter meestal op in de late kindertijd of bij volwassenen.
Oorzaken en erfelijkheid ziekte
Fouten in de ontwikkeling van de foetus gedurende de eerste drie maanden van de zwangerschap - vooral van de ogen en tanden - leiden tot het syndroom. Het Axenfeld-Rieger-syndroom is een gevolg van mutaties (wijzigingen) in ten minste twee bekende genen, namelijk PITX2 en FOXC1. Onderzoekers hebben drie types van de
skeletaandoening beschreven die zijn genummerd van 1 tot 3. Het verschil zit in de genetische oorzaak. PITX2-genmutaties veroorzaken type 1 en FOXC1-genmutaties leiden tot type 3. Het gen dat geassocieerd is met type 2 is waarschijnlijk gelokaliseerd op chromosoom 13, maar het is nog niet geïdentificeerd. De overerving van het syndroom gebeurt op een autosomaal dominante wijze.
Mogelijk leidt een nieuwe mutatie eveneens tot het Axenfeld-Rieger-syndroom. Dit betekent dat de genetische mutatie bij patiënten spontaan optreedt en niet geërfd is van beide ouders. Ouders met een kind met een nieuwe mutatie hebben over het algemeen geen verhoogd risico op een kind met de aandoening. Toch is de nieuwe genetische mutatie erfelijk en is er een risico dat het kind later het gemuteerde gen aan zijn/haar kinderen doorgeeft.
Symptomen aan ogen (glaucoom) en gelaat
Ogen
Oogafwijkingen zijn de bekendste symptomen van dit syndroom. De misvormingen en afwijkingen zijn voornamelijk gelokaliseerd op het voorste oogsegment en hebben betrekking op het hoornvlies (cornea) en de iris. Af en toe hebben patiënten megalocornea of microcornea. Een oogarts merkt bij patiënten eveneens een opake ring op rond de buitenste rand van de cornea alsook adhesies in de voorkant van het oog. Daarnaast staat de pupil bij patiënten niet altijd in het midden van de iris, wat leidt tot
fotofobie (
medische term voor "lichtschuwheid") en overmatig tranen. Ongeveer de helft van de getroffen patiënten ontwikkelt
glaucoom, een ernstige oogaandoening waarbij de oogdruk toeneemt. Dit meet de oogarts via een
tonometrie. Glaucoom treedt meestal op in de late kindertijd of bij volwassenen bij patiënten met het Axenfeld-Rieger-syndroom. Niettemin is glaucoom al mogelijk vanaf de kindertijd. Door glaucoom is een patiënt slechtziend of zelfs volledig blind.
Gelaat
De symptomen van het Axenfeld-Rieger-syndroom tasten mogelijk andere delen van het lichaam aan. Veel getroffen patiënten hebben verschillende
gelaatsafwijkingen zoals ver uit elkaar geplaatste ogen (
hypertelorisme),
onderontwikkelde oren, een onderontwikkelde bovenkaak met vooruitstekende onderlip, een plat
gezicht met een brede, platte neusbrug en een prominent voorhoofd. De aandoening is daarnaast geassocieerd met gebitsafwijkingen zoals abnormaal kleine tanden (microdontie), weinig tanden (oligodontie) of kegelvormige tanden.
Andere symptomen
Sommige patiënten met het Axenfeld-Rieger-syndroom hebben extra huidplooien rond hun navel of een
navelbreuk (uitstulping van buikwand rond navel). Soms lijden mannen ook aan
hypospadie. Dit is een
aangeboren afwijking waarbij de plasbuis niet uitmondt aan de top van de penis maar aan de onderkant van de eikel of zelfs halverwege of aan de basis van de penis. Andere, minder voorkomende symptomen zijn
hartafwijkingen,
perceptief gehoorverlies, vernauwing van de anus (anale stenose), en afwijkingen van de hypofyse wat resulteert in een groeiachterstand.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
De diagnose gebeurt in het algemeen via de typische
oogafwijkingen. In sommige gevallen gebeurt de diagnose pas in de vroege kinderjaren wanneer de kleine kegelvormige tanden zichtbaar zijn. De bevestiging van de diagnose gebeurt via een genetisch onderzoek. Dit is eveneens handig voor prenatale diagnostiek.
Genetisch onderzoek
Anno augustus 2024 zijn er significante vorderingen geboekt in genetisch onderzoek met betrekking tot het Axenfeld-Rieger-syndroom. Nieuwe technieken zoals next-generation sequencing (NGS) hebben het mogelijk gemaakt om genetische mutaties met grotere precisie te identificeren, wat kan helpen bij een nauwkeurigere diagnose en gerichte behandelingsopties.
Differentiële diagnose
De differentiële diagnoses van de
skeletaandoening omvatten onder meer irishypoplasie,
primair congenitaal glaucoom en
Peters anomalie.
Behandeling van de aandoening
De behandeling van het Rieger-syndroom is symptomatisch en ondersteunend. De patiënt dient geregeld voor controle naar de oogarts te gaan om oogproblemen zo goed mogelijk op te sporen en te behandelen. Aanvankelijk behandelt de oogarts glaucoom met
oogdruppels waarvoor de patiënt correcte
oogdruppelrichtlijnen gebruikt, maar soms is chirurgie vereist. De ontwikkeling van tanden en kaken volgt een orthodontist en/of een pediatrisch tandarts regelmatig op. Een
kunstgebit (prothese) is soms nodig bij
tandafwijkingen. Verder is genetisch onderzoek handig voor de patiënt en zijn familie.
Ondersteuning en begeleiding voor patiënten
Patiënten met het Axenfeld-Rieger-syndroom kunnen baat hebben bij multidisciplinaire zorg, waarbij oogartsen, tandartsen, genetici en andere specialisten samenwerken om een geïntegreerd behandelingsplan te bieden. Psychologische ondersteuning kan ook nuttig zijn voor het omgaan met de aandoening en de impact ervan op het dagelijks leven.
Prognose
Er is geen informatie bekend met betrekking tot de prognose van patiënten die lijden aan het Axenfeld-Rieger-syndroom.
Complicaties
Bij het Axenfeld-Rieger-syndroom kunnen verschillende complicaties optreden:
- Glaucoom: Dit is een van de belangrijkste complicaties en kan leiden tot ernstige visuele problemen, waaronder slechtziendheid of zelfs blindheid. Glaucoom kan moeilijk te beheersen zijn en vereist vaak continue medische controle en behandeling.
- Gebitsafwijkingen: Abnormale ontwikkeling van de tanden kan leiden tot problemen zoals moeilijkheden bij het kauwen of spreken, en kan een invloed hebben op de algehele mondgezondheid.
- Hartafwijkingen: Sommige patiënten kunnen ook last hebben van aangeboren hartafwijkingen, wat extra medische zorg en controle kan vereisen.
- Hypospadie: Bij mannen kan deze aandoening leiden tot problemen met de urinelozing en kan chirurgie nodig zijn om de plasbuis correct te positioneren.
- Perceptief gehoorverlies: Dit kan invloed hebben op de communicatie en dagelijkse activiteiten van de patiënt.
- Vernauwing van de anus (anale stenose): Dit kan leiden tot problemen met de ontlasting en vereist mogelijk chirurgische ingrepen.
Preventie
Preventie van het Axenfeld-Rieger-syndroom is beperkt omdat het een genetische aandoening is. Er zijn echter enkele stappen die ouders en zorgverleners kunnen nemen om de impact van het syndroom te minimaliseren:
- Genetisch advies: Voor ouders die een familiegeschiedenis hebben van het syndroom, kan genetisch advies nuttig zijn om de risico’s voor toekomstige kinderen te beoordelen en om prenatale diagnostiek te overwegen.
- Regelmatige medische controle: Patiënten met het syndroom moeten regelmatig medische controles ondergaan, inclusief oogonderzoeken en controles door andere specialisten om complicaties vroegtijdig op te sporen en te behandelen.
- Educatie en ondersteuning: Het bieden van educatie aan de patiënt en hun familie over de aandoening kan helpen bij het beheren van symptomen en het omgaan met eventuele beperkingen die het syndroom met zich meebrengt.
- Multidisciplinaire zorg: Samenwerking tussen verschillende zorgverleners, zoals oogartsen, tandartsen en genetici, kan helpen bij het effectief beheren van de aandoening en het verbeteren van de kwaliteit van leven van de patiënt.