Carpenter-syndroom: Afwijkingen aan schedel en skelet
Bij het Carpenter-syndroom treden afwijkingen op aan de schedel (craniosynostose) en het skelet (de vingers en/of tenen). Vaak maar niet altijd presenteert de patiënt zich tevens met ontwikkelingsstoornissen. Dit zeldzame syndroom is erfelijk en kent een autosomaal recessieve overervingswijze. De aandoening valt zowel voor als na de geboorte met diverse onderzoeken te diagnosticeren. De behandeling is vooral ondersteunend en symptomatisch gebaseerd, waarbij de arts correctieve chirurgie toepast en medicijnen voorschrijft. Het Carpenter-syndroom werd oorspronkelijk beschreven in de medische literatuur in 1901 door G. Carpenter.
Synoniemen Carpenter-syndroom
Andere benamingen voor het Carpenter-syndroom (ACPS II) zijn:
- acrocephalopolysyndactylie 2
- acrocephalopolysyndactylie type II
- acrocephalosyndactylie, type II
- type II acrocephalosyndactylie
Epidemiologie syndroom van Carpenter
Het Carpenter-syndroom is een zeldzame aandoening. Sinds het beschrijven van de aandoening zijn enkele tientallen patiënten gerapporteerd in de wetenschappelijke literatuur. De ziekte komt voorts vooral tot stand bij patiënten van Noord-Europese afkomst die afkomstig zijn van dezelfde afstammeling.
Oorzaken en erfelijkheid
Genmutatie
Mutaties (= veranderingen) in het RAB23- of MEGF8-gen veroorzaken het Carpenter-syndroom. De meeste patiënten hebben mutaties in het RAB23-gen (type 1) en bij type 2 hebben patiënten mutaties in het MEGF8-gen. Deze mutaties leiden tot de productie van eiwitten met weinig of geen functie.
Overervingspatroon
Het Carpenter-syndroom kent een autosomaal recessief overervingspatroon, waardoor beide kopieën van het gemuteerde gen aanwezig moeten zijn opdat de ziekte tot uiting komt. De ouders van een patiënt met een autosomaal recessieve aandoening dragen elk een exemplaar van het gemuteerde gen, maar vertonen meestal geen symptomen van de ziekte.
Symptomen: Afwijkingen aan schedel (craniosynostose) en skelet
Het Carpenter-syndroom is een aandoening gekenmerkt door de premature vergroeiing van bepaalde schedelbotten (craniosynostose), afwijkingen van de
vingers en tenen en een verstandelijke beperking. Daarnaast treden bijkomende symptomen op. De symptomen zijn zeer variabel en komen niet allen tot uiting. Ook binnen dezelfde familie treden erg veel variaties op. De symptomen komen tijdens of kort na de geboorte tot uiting.
Schedel
Bij craniosynostose kent de schedel een abnormale groei. Craniosynostose houdt in dat schedelbeenderen samengroeien waarbij één of meer naden in de schedel te vroeg sluiten. Door deze afwijking heeft de bovenkant van het hoofd een puntig uiterlijk (acrocefalie). Het hoofd zelf lijkt dan kort en breed (brachycefalie). Bij zwaar getroffen patiënten leidt de abnormale fusie van de schedelbotten tot een klaverbladschedel (kleeblattschädel). Ook veroorzaakt craniosynostose een asymmetrie van het hoofd en het
gezicht. Daarnaast zorgt craniosynostose voor een verhoogde druk in de schedel (intracraniale druk). Typische gelaatstrekken bij patiënten met Carpenter-syndroom omvatten een vlakke neusbrug, buitenhoeken van de ogen die naar beneden wijzen, laagstaande en abnormaal gevormde oren, een
onderontwikkelde boven- en onderkaak, en een abnormale oogvorm waardoor mogelijk problemen met het gezichtsvermogen optreden. Sommige getroffen patiënten hebben ook gebitsafwijkingen waaronder kleine melktanden.
Skelet
Bij de patiënten met het Carpenter-syndroom treedt cutane
syndactylie op, meestal tussen de derde en vierde vinger (middenvinger en ringvinger). Hierdoor zijn de vingers en/of tenen samengegroeid. Ook ongewoon korte vingers of tenen zijn mogelijk (
brachydactylie). Zelfs bijkomende vingers of tenen (
polydactylie) komt vaak voor, naast de grote teen of tweede teen of naast de vijfde vinger (pink). Andere skeletafwijkingen zijn vervormde heupen, een ronde bovenrug met ook rondingen aan de zijkant (
kyfoscoliose), X-
benen (
genua valga) en een kromming van de vingers of tenen (
clinodactylie).
Mentaal
Patiënten met het Carpenter-syndroom hebben vaak een lichte tot ernstige verstandelijke beperking. Maar niet elke patiënt lijdt aan een verstandelijke handicap, want soms is de intelligentie niet aangetast.
Bijkomende symptomen
Andere symptomen die mogelijk zijn bij het Carpenter-syndroom zijn:
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
Prenataal valt het syndroom van Carpenter reeds te diagnosticeren via een foetoscopie of
echografie. Weefsel verkregen via een
vlokkentest of
vruchtwaterpunctie bevestigt eveneens de diagnose. Kort na de geboorte krijgt de patiënt een grondig klinisch onderzoek, waarbij de arts de fysieke kenmerken van de patiënt noteert. Voorts voert hij nog een hartonderzoek uit door met de stethoscoop te luisteren (
auscultatie) naar de
longgeluiden. Hij voert daarna nog bijkomende onderzoeken uit om de diagnose te bevestigen.
Diagnostisch onderzoek
De arts voert een
CT-scan, een
MRI-scan of een
röntgenfoto van de interne organen, de schedel,
handen en
voeten uit om alle hartafwijkingen en
skeletafwijkingen, slechthorendheid enzovoort in beeld te brengen. Ook zijn een
echocardiografie,
elektrocardiografie (ECG: meting van de elektrische activiteit van het hart) en
hartkatheterisatie nuttige hartonderzoeken. Een genetisch onderzoek bevestigt de juiste diagnose.
Differentiële diagnose
De symptomen van het Carpenter-syndroom lijken op het
Greig-syndroom. De overlappende symptomen zijn craniosynostose, polydactylie en hartafwijkingen. Soms verwart de arts daarom het Carpenter-syndroom met het Greig-syndroom. Ook
het Pfeiffer-syndroom (voortijdige fusie van schedelbotten), het Sakati-syndroom, het Goodman-syndroom,
het Apert-syndroom,
het syndroom van Crouzon en
het Saethre-Chotzen-syndroom (afwijkingen aan hoofd en gezicht, handen en voeten en
hersenen) zijn differentiële diagnoses.
Behandeling via chirurgie
Een snelle behandeling is nodig zodat patiënten de ontwikkelingsmijlpalen bereiken. De behandeling van het syndroom van Carpenter is gericht op de specifieke symptomen die aanwezig zijn bij elke patiënt. De ziekte valt namelijk niet te genezen. Bij de behandeling werken kinderartsen, chirurgen, orthopedisten, cardiologen (hartspecialist), neurologen, tandartsen, KNO-artsen; en/of andere zorgverleners samen. Een operatie is mogelijk bij craniosynostose. Ook is correctieve chirurgie mogelijk bij polydactylie, syndactylie en andere botdefecten of skeletafwijkingen.
Medicijnen of een chirurgische ingreep verhelpen hartafwijkingen. Patiënten met gehoorproblemen krijgen een
hoorapparaat en/of logopedie om bijkomende spraakproblemen te verhelpen. Voorts is fysiotherapie nuttig.
Prognose aandoening
De levensverwachting voor patiënten met het Carpenter-syndroom is korter dan normaal, maar dit is uiterst variabel.
Complicaties
Complicaties van het Carpenter-syndroom kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënt:
- Hartproblemen - Aangeboren hartafwijkingen en andere cardiovasculaire problemen kunnen zich voordoen, wat extra medische monitoring en behandeling vereist.
- Verhoogde intracraniale druk - Door craniosynostose kan de druk in de schedel toenemen, wat kan leiden tot neurologische problemen en een verminderde cognitieve functie.
- Groeistoornissen - De lichamelijke afwijkingen kunnen leiden tot problemen met normale groei en ontwikkeling, wat kan resulteren in verminderde fysieke prestaties en functionele beperkingen.
- Gehoorverlies - Problemen met de ontwikkeling van het middenoor of andere structurele afwijkingen kunnen gehoorverlies veroorzaken, wat invloed kan hebben op spraak- en taalontwikkeling.
- Visuele problemen - Abnormale oogvormen en andere gezichtsafwijkingen kunnen leiden tot visuele problemen en vereisen mogelijk oogheelkundige zorg.
Preventie
Er zijn momenteel geen bewezen methoden om het Carpenter-syndroom te voorkomen. Genetische expertise kan nuttig zijn voor stellen met een familiegeschiedenis van de aandoening of voor degenen die een verhoogd risico lopen, om geïnformeerde beslissingen te nemen over zwangerschap en voortplanting.