Kabuki-syndroom: Afwijkingen aan gezicht, hersenen en skelet
Het Kabuki-syndroom is een zeldzame, multisystemische aandoening waarbij de patiënt afwijkingen heeft aan het gezicht, de hersenen en het skelet. Groeivertragingen, oogproblemen, een verstandelijke handicap en een kort gestalte zijn slechts enkele van de vele mogelijke symptomen van dit syndroom dat bovendien vaak meerdere orgaansystemen aantast. De behandeling verloopt ondersteunend en symptomatisch, want het Kabuki-syndroom is niet te genezen. De vooruitzichten voor patiënten zijn relatief goed. De ziekte werd voor het eerst in de medische literatuur beschreven door de Japanse artsen Niikawa en Kuroki in 1981. De naam is afkomstig van Kabuki, een vorm van Japans theater waarbij de acteurs make-up op het gezicht gebruiken. De typische gelaatstrekken van het syndroom doen hieraan denken.
Synoniemen Kabuki-syndroom
Het Kabuki-syndroom is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- Kabuki makeup syndrome
- Kabuki make-up-syndroom
- KMS
- Niikawa-Kuroki-syndroom
Epidemiologie van de aandoening
Het Kabuki-syndroom komt voor bij ongeveer 1 op 30.000-86.000 pasgeborenen. Mogelijk is de werkelijke frequentie hoger, maar door de grote variëteit van de symptomen krijgen veel patiënten geen of een foute diagnose. Sinds het beschrijven van de aandoening zijn enkele honderden patiënten gerapporteerd. De ziekte komt wereldwijd in verschillende etnische groepen voor. Mannen en vrouwen zijn in gelijke aantallen getroffen.
Oorzaken en erfelijkheid
Genmutatie
Het Kabuki-syndroom is meestal het gevolg van mutaties (wijzigingen) in het KMT2D-gen (ook bekend als het MLL2-gen). Een klein percentage van de patiënten heeft mutaties in het KDM6A-gen. De KMT2D- en KDM6A-genmutaties geassocieerd met het Kabuki-syndroom leiden tot de afwezigheid van het overeenkomstige functionele enzym. Een gebrek aan de enzymen afkomstig van deze genen schaadt vele organen en weefsels van het lichaam. Sommige patiënten met het Kabuki-syndroom hebben geen geïdentificeerde KMT2D- of KDM6A-genmutatie. De oorzaak van de ziekte bij deze patiënten is onbekend.
Overervingspatroon
Wanneer sprake is van mutaties in het KMT2D-gen, verloopt de overerving op een autosomaal dominant patroon. Dan is één kopie van het gewijzigde gen voldoende om de aandoening te veroorzaken. Wanneer het Kabuki-syndroom het gevolg is van mutaties in het KDM6A-gen, kent de overervingswijze een X-gebonden dominant patroon. Het KDM6A-gen is gelokaliseerd op het X-chromosoom. Bij vrouwen (die twee X-chromosomen bezitten) is een mutatie in één van de twee kopieën van het gen in elke cel voldoende om de aandoening te veroorzaken. Bij mannen (die slechts één X-chromosoom hebben), veroorzaakt een mutatie in de enige kopie van het gen in elke cel de aandoening.
Bij de meeste patiënten met het Kabuki-syndroom ontstaat het syndroom spontaan (de novo), waardoor geen familiale geschiedenis van het syndroom bekend is.
Symptomen: Afwijkingen aan gezicht, hersenen en skelet
Patiënten met het Kabuki-syndroom hebben afwijkingen aan het
gezicht, de
hersenen en het skelet. De ernst en uitgebreidheid van de symptomen is zeer variabel onder patiënten. Ook komen niet altijd en bij iedereen alle symptomen tot uiting. Veel symptomen zijn reeds zichtbaar bij de geboorte, maar anderen komen pas op latere leeftijd tot uiting.
Gezicht
Het Kabuki-syndroom kenmerkt zich door karakteristieke gelaatstrekken, waaronder een ongewoon kleine grootte van het hoofd (
microcefalie), gebogen wenkbrauwen, lange en dikke
wimpers, lange openingen van de oogleden (lange palpebrale kloven = wijde oogspleten), een platte, verbrede neuspunt en grote uitstekende oorlellen. Verder is een gespleten gehemelte (
schisis) of een te hoog en gebogen gehemelte mogelijk in combinatie met een dikkere onderlip dan bovenlip. Hierbij komen vaak
tandafwijkingen voor. Sommige patiënten hebben tot slot oogproblemen zoals omgedraaid oogslijmvlies met hierdoor snel
ooginfecties, snelle, onwillekeurige oogbewegingen (
nystagmus),
iriscoloboom, scheelzien (
strabisme) of hangende oogleden (
ptosis).
Hersenen
Patiënten met het Kabuki-syndroom hebben een ontwikkelingsachterstand en een verstandelijke handicap die varieert van mild tot ernstig. Getroffen patiënten ervaren eveneens
epileptische aanvallen of een zwakke spierspanning (
hypotonie).
Skelet
Andere karakteristieke kenmerken van het Kabuki-syndroom omvatten een
kort gestalte en
skeletafwijkingen zoals abnormale zijdelingse kromming van de wervelkolom (
scoliose), korte vijfde
vingers, of problemen met de heup en de kniegewrichten.
Bijkomende symptomen
Een groot aantal andere gezondheidsproblemen zijn mogelijk bij sommige patiënten met het Kabuki-syndroom, waaronder:
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
De arts voert een grondig lichamelijk onderzoek uit, bevraagt de patiënt en/of diens begeleiders en noteert de symptomen. Vele aandoeningen wijzen in de richting van dit syndroom, dus vele bijkomende onderzoeken zijn nodig voor de diagnose van deze ziekte.
Diagnostisch onderzoek
De arts voert een genetisch onderzoek uit om te zoeken naar een mutatie in het KMT2D-gen of het KDM6A-gen. Hij werkt hiervoor vaak samen met een geneticus. Is de mutatie aanwezig, dan bevestigt dit de diagnose. Evenwel is bij een aantal patiënten geen mutatie aanwezig, en dan moet de arts naar andere afwijkingen speuren via ander diagnostisch onderzoek, zoals:
- een abdominale echografie (echografie van de buik)
- een echocardiografie (onderzoek van het hart via geluidsgolven)
- een electro-encefalografie (EEG: hersenfilmpje met behulp van elektroden)
- MRI-onderzoek (gedetailleerde beeldvorming van inwendige lichaamsstructuren door magnetische straling)
- een röntgenfoto van de wervelkolom
- onderzoek van de ogen
- urineonderzoek
- zenuwgeleidingsonderzoek (onderzoek waarbij de snelheid gemeten wordt waarmee zenuwen elektrische signalen doorgeven)
Behandeling van Kabuki-syndroom
De behandeling van het Kabuki-syndroom is ondersteunend en symptomatisch. Een multidisciplinair team van specialisten is nodig, dat samenwerkt met de patiënt en/of diens begeleiders, om de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. Zo nodig krijgen ouders advies over hoe ze een kind met het Kabuki-syndroom het best opvoeden. Dit team bestaat uit onder meer een audioloog, cardioloog, geneticus, nefroloog, neuroloog, orthopedisch chirurg, plastisch chirurg en tandarts. Andere betrokkenen zijn een diëtist, ergotherapeut, logopedist en een psycholoog.
Prognose
De levensverwachting van patiënten met het Kabuki-syndroom is normaal, tenzij patiënten kampen met ernstige
hartafwijkingen of ernstige andere medische problemen.
Gehoorverlies,
epileptische aanvallen en een verstandelijke handicap beïnvloeden de levenskwaliteit.
Complicaties
Patiënten met het Kabuki-syndroom kunnen te maken krijgen met diverse complicaties die variëren in ernst en aard. Enkele mogelijke complicaties zijn:
Preventie
Er is geen manier om het Kabuki-syndroom te voorkomen, aangezien het meestal het gevolg is van spontane genetische mutaties. Preventieve maatregelen richten zich voornamelijk op het vroegtijdig herkennen en behandelen van de symptomen en complicaties om de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. Enkele preventieve aanbevelingen zijn:
- Vroegtijdige genetische expertise voor gezinnen met een voorgeschiedenis van het Kabuki-syndroom
- Regelmatige medische controles om hartafwijkingen, epilepsie, en gehoorverlies vroegtijdig op te sporen en te behandelen
- Een multidisciplinaire aanpak om skeletafwijkingen, voedingsproblemen, en andere gezondheidsproblemen tijdig aan te pakken
- Adequate behandeling van infecties om complicaties zoals gehoorverlies te voorkomen
- Vroege interventie en begeleiding voor ontwikkelingsachterstanden en leerproblemen