ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrilator) bij hartfalen
Hartritmestoornissen komen, helaas, steeds vaker voor in Nederland. Meer dan vijftienduizend mensen per jaar krijgen te maken met een hartstilstand. Het dubbele aantal hiervan overlijdt jaarlijks aan hart- en vaatziektes. Hierdoor is dit in 2016 doodsoorzaak nummer één in Nederland. Zijn er apparaten om dit te voorkomen? Vaak kunnen een pacemaker of een ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrilator) mensen met hartproblemen helpen.
Inhoudsopgave
Wat is een ICD
Een ICD of Implanteerbare Cardioverter Defibrilator is een soort pacemaker die geplaatst kan worden bij hartfalen. Als een hart op hol slaat dan grijpt de ICD in door een schok te geven aan het hart, waardoor deze weer in een "normaal" ritme verder gaat. Meestal heeft de patiënt genoeg aan één of twee stoten van de ICD om weer een rustig hartritme te krijgen. Hij verkleint dus eigenlijk de kans op een hartaanval bij mensen die een hartritmestoornis hebben. Verder slaat de ICD de gegevens op zoals een kleine computer, maar dan vlakbij je hart. De cardioloog kan aan de hand van die gegevens precies zien wat het hart gedaan heeft en of de ICD heeft moeten ingrijpen.
Speciale ICD
Naast een ICD die alleen ingrijpt als het hart op hol slaat, zijn er nog andere meer specialistische ICD's. Deze ICD's hebben een
extra functie of worden anders geïmplanteerd.
CRT-D biventriculaire ICD
Een ICD die niet alleen ingrijpt bij gevaarlijke hartritmestoornissen, maar er ook voor zorgt dat het hart efficiënter pompt. Dit wordt ook wel cardiale resynchronisatietherapie genoemd.
S-ICD
Deze ICD heeft geen elektrode die in het hart zit, maar wordt onder de huid van de linkerborstkas geplaatst.
Uitwendig draagbare defibrillator
Dit is een vest dat onder de kleding wordt gedragen. Het vest wordt ingezet als de cardiologen denken dat het een tijdelijke hartritmestoornis is of dat een ICD nog niet geplaatst kan gaan worden. Het gaat hier dus om een tijdelijke behandelingsvorm.
Wie krijgt een ICD?
Een ICD kan nodig zijn bij hartritmestoornissen zoals kamertachycardie en kamerfibrilleren.
Kamertachycardie
Kamertachycardie is een te snel ritme van het hart. Bij een gezond hart beginnen de elektrische prikkels in de rechterboezem van het hart. Bij kamertachycardie beginnen de elektrische prikkels op een willekeurige plek op het gehele hart. Hierdoor is er in de kamers van het hart een veel sneller ritme dan in de boezem van het hart. Kamertachycardie kan overgaan in kamerfibrilleren.
Kamerfibrilleren
Bij kamerfibrilleren worden de hartkamers snel en chaotisch geprikkeld, waardoor het hart niet meer samen kan trekken en het bloed niet meer door het lichaam kan duwen waardoor er een hartstilstand ontstaat.
In de volgende twee situaties krijgt een hartpatiënt een ICD:
- Er is bij de patiënt een gevaarlijk hartritmestoornis vastgesteld of heeft een verhoogd risico.
- Medicijnen tegen hartritmestoornis helpen te weinig en een operatie is niet mogelijk.
Plaatsen van de ICD
De ingreep brengt over het algemeen weinig risico met zich mee. Voor het plaatsen van deze ICD wordt de patiënt gedeeltelijk of geheel onder narcose gebracht. In de meeste gevallen zal de ICD onder het linkersleutelbeen geplaatst worden. In een paar gevallen zal deze onder het rechtersleutelbeen worden geplaatst of heel soms zelfs in de buik.
De cardioloog maakt een kleine snee onder de huid waar de ICD in geplaatst gaat worden. Deze chip heeft één, twee of drie elektroden die aan het hart worden bevestigd. Hoeveel van deze elektroden geplaatst worden is afhankelijk van het hartritmestoornis van de patiënt. Er wordt altijd één elektrode op de rechter kamer geplaatst en als het nodig is worden er elektrodes geplaatst in de rechterboezem en/of de linkerkamer.
Tijdens de operatie voert de cardioloog verschillende test uit om te kijken of de ICD naar behoren werkt. Onder lichte narcose wordt een hartritmestoornis opgewekt om dit te testen. De gehele operatie duurt één tot enkele uren. Bij een biventricularie ICD duurt de operatie langer omdat er een extra elektrode geplaatst moet worden en de plaats in de linkerkamer soms lastig te vinden is. In de meeste gevallen wordt de ICD gelijk aangezet door middel van een draadloos apparaat.
Herstel
Na de operatie blijft de patiënt één tot twee dagen in het ziekenhuis. Daarna heeft de elektrode nog zeker zes tot acht weken nodig om vast te groeien aan het hart. Om dit herstel zo goed mogelijk te laten verlopen zijn er een aantal regels waar de patiënt zich in deze weken van herstel aan moet houden. Deze regels zijn te vinden bij de
hartstichting.
Na deze weken kan de patiënt de meeste huishoudelijke activiteiten gewoon weer uitvoeren. Wel moet er een nieuw rijbewijs aangemaakt worden waarop vermeld staat dat de patiënt een hartpatiënt is en een ICD draagt. Als de patiënt op vakantie gaat is het verstandig om in verschillende talen op papier te hebben staan dat hij/zij een ICD draagt. Mocht de ICD dan een stoot geven dan kan de patiënt in ieder land naar het ziekenhuis voor een bezoek aan een cardioloog.
Controle van de ICD bij de cardioloog
Meestal moet de patiënt twee keer per jaar terug komen bij de cardioloog voor controle en het uitlezen van de ICD. Er wordt dan eerst een hartfilmpje gemaakt en de ICD uitgelezen. Hierna gaat de patiënt naar de cardioloog gaat om te bespreken hoe het is gegaan. Hier wordt zowel het hartfilmpje besproken als de uitslagen van de ICD.
Omdat de ICD op een batterij werkt wordt deze ook gecontroleerd door een ICD-technicus. Behalve de batterij test de technicus ook of de ICD nog goed werkt en of alle instellingen juist zijn. De batterij van de ICD gaat vijf tot tien jaar mee. Dit is afhankelijk van de instellingen van de ICD en of de ICD schokken heeft moeten geven aan de patiënt. Als de batterij van de ICD bijna leeg is moet de gehele ICD vervangen worden. Dit wordt ruim op tijd gedaan, om te voorkomen dat de batterij geheel leeg raakt. Als de elektroden, die in het hart zijn geplaatst, nog goed werken dan worden deze weer aangesloten op de nieuwe ICD, zodoende hoeven ze niet vervangen te worden.
Wanneer moet een patiënt met een ICD de cardioloog bellen
Als de patiënt andere medische behandelingen heeft naast de ICD kan het voorkomen dat de behandelingen de werking van de ICD verstoren. Indien de patiënt voor behandeling naar het ziekenhuis moet, overleg dan met de cardioloog of de desbetreffende behandeling mogelijk is. Bij bijvoorbeeld een MRI-scan kunnen de radiogolven ervoor zorgen dat de ICD niet meer goed werkt of wordt gereset terwijl dit niet de bedoeling is. Veel patiënten krijgen naast een ICD ook medicijnen voor het hart. Overleg dus ook met de cardioloog of andere medicijnen kunnen in combinatie met de hartproblemen die de patiënt heeft.
In een aantal situaties is moet er altijd een cardioloog gebeld worden (
bron: Hartstichting):
- Als de ICD een schrok heeft gegeven.
- Als de patiënt merkt dat hij/zij een ernstig hartritmestoornis heeft.
- Als de patiënt (even) buitenwesten is geweest.
- Als de ICD piept omdat de batterij op raakt.
- Als er ontstekingsverschijnselen zijn in de borst of buik.
Voor velen geeft een ICD hebben een veilig gevoel omdat het de kans op een hartinfarct verkleint. Voor anderen geeft het hebben van een ICD juist een angstig gevoel. Het kan dan een goed gevoel geven om samen met lotgenoten te kunnen praten. In Nederland zijn er twee patiëntenorganisaties.
- De hart&vaatgroep: http://www.hartenvaatgroep.nl
- Stichting ICD dragers Nederderland (stin): http://www.stin.nl