Diastrofische dysplasie: Skeletafwijking met kort gestalte
Diastrofische dysplasie is een zeldzame aandoening die de ontwikkeling van het kraakbeen en het bot aantast, hetgeen resulteert in een klein gestalte. Daarnaast treden gewrichtsproblemen en bijkomende afwijkingen aan het skelet op bij de aangeboren aandoening. Ondersteunende en symptomatische behandelingen zijn inzetbaar bij deze skeletaandoening. Meestal zijn de vooruitzichten zeer goed, maar af en toe treden wel complicaties op, zoals ademhalingsproblemen.
Epidemiologie van skeletafwijking
De exacte prevalentie van de
aangeboren aandoening diastrofische dysplasie is onbekend anno oktober 2020. Onderzoekers vermoeden dat circa 1 op de 500.000 pasgeboren
baby’s lijdt aan de
skeletaandoening. Diastrofische dysplasie komt voorts vaker voor in Finland, waar het ongeveer 1 op 33.000 pasgeborenen treft. Uit de geraadpleegde bronnen is het anno oktober 2020 niet duidelijk waarom de prevalentie in Finland hoger is. Mannen en vrouwen zijn even vaak getroffen door de skeletaandoening.
Oorzaken van diastrofische dysplasie
Diastrofische dysplasie is een autosomaal recessieve skeletaandoening veroorzaakt door mutaties (wijzigingen) in het SLC26A2-gen. Dit gen codeert voor het aanmaken van een eiwit dat nodig is voor de normale ontwikkeling van kraakbeen en voor de omzetting van kraakbeen in bot. Kraakbeen is een taai, flexibel weefsel dat tijdens de vroege ontwikkeling veel het grootste deel het skelet vormt. Het meeste kraakbeen wijzigt later in bot, behalve het kraakbeen dat de botuiteinden blijft bedekken en beschermen (in de neus en buitenoren). Mutaties in het SLC26A2-gen veranderen de structuur van de ontwikkeling van kraakbeen, waardoor de botvorming niet goed gebeurt. Dit resulteert in de typische skeletafwijkingen van diastrofische dysplasie.
Symptomen: Kort gestalte en afwijkingen aan skelet
Gewrichtsproblemen
Een patiënt met diastrofische dysplasie heeft een
kort gestalte met zeer korte armen en benen. De meeste patiënten lijden ook al snel in het leven aan
gewrichtspijn door
artrose (reumatische aandoening van het gewrichtskraakbeen). Bovendien kampen patiënten met contracturen, een soort gewrichtsmisvormingen, waardoor ze een beperkt bewegingsbereik hebben. Lopen is hierdoor bemoeilijkt. Naarmate de patiënt veroudert, verergeren de klachten.
Bijkomende skeletafwijkingen
Ook andere skeletafwijkingen treden op bij patiënten met diastrofische dysplasie zoals:
- abnormaal gepositioneerde duimen (liftersduimen)
- abnormaal korte vingers (brachydactylie)
- een abnormale voorwaartse kromming van de wervelkolom (kyfose: tijdens de adolescentie)
- een naar binnen en naar boven draaiende voet (een klompvoet)
- een progressieve abnormale zijwaartse kromming van de wervelkolom (scoliose: tijdens de kindertijd)
- heupdysplasie
Soms treden ook afwijkingen aan het hoofd en
gezicht (craniofaciale afwijkingen) op. Ongeveer de helft van de kinderen met diastrofische dysplasie komt namelijk ter wereld met een gespleten gehemelte (
schisis) en soms ook met micrognathie (
kleine onderkaak). Een zwelling van de buitenste gehoorgang komt ook vaak voor bij pasgeborenen en leidt mogelijk tot verdikte, vervormde oren die bekend staan als ‘
bloemkooloren’.
Diagnose en onderzoeken
Voor de geboorte
Wanneer een diastrofische dysplasie in families optreedt, is het mogelijk om de skeletaandoening vóór de geboorte tijdens het eerste zwangerschapstrimester op te sporen via genetische testen (DNA-marker-testen). Bovendien detecteert de arts soms de skeletafwijking tijdens het tweede zwangerschapstrimester via een foetale
echografie. Bij dit gespecialiseerd beeldvormend onderzoek gebruikt hij geluidsgolven om een beeld te creëren van de zich ontwikkelende foetus.
Na de geboorte
In de meeste gevallen diagnosticeert en/of bevestigt de arts diastrofische dysplasie bij de geboorte op basis van een grondig klinisch onderzoek, de identificatie van kenmerkende fysieke bevindingen en een beeldvormende testen zoals een
CT-scan en
MRI-scan. Gehoorproblemen spoort de arts op tot slot op met een
gehooronderzoek.
Differentiële diagnose
De symptomen van diastrofische dysplasie doen denken aan de skeletaandoening atelosteogenese type 2 (neonatale osseusdysplasie I), maar bij diastrofische dysplasie zijn de symptomen doorgaans minder erg. Andere differentiële diagnoses omvatten:
Behandeling
Diverse artsen behandelen de aanwezige symptomen van diastrofische dysplasie die verschillend zijn per patiënt. De arts volgt een baby met de skeletaandoening goed op en voert een preventieve of corrigerende behandeling uit bij
ademhalingsproblemen. Een chirurgische ingreep corrigeert een gespleten gehemelte en/of bepaalde misvormingen en skeletafwijkingen. Fysiotherapie is nuttig voor het verbeteren van de mobiliteit. Steroïde-injecties en/of andere maatregelen behandelen oormisvormingen. Andere behandelingen voor deze aandoening zijn symptomatisch en ondersteunend.
Prognose
De meeste patiënten met diastrofische dysplasie hebben een normaal en productief leven met een normale levensverwachting, al komen er af en toe wel complicaties voor. Volwassen patiënten bereiken een gestalte tussen 100 en 140 cm.
Complicaties
Sommige kinderen hebben ademhalingsproblemen als gevolg van de progressieve kyfose of door de vorming van kraakbeen in de luchtpijp het strottenhoofd, en bepaalde luchtpassages in de longen (bronchiën). Verder zijn sommige patiënten gevoelig voor een gedeeltelijke verplaatsing van gewrichten tussen de centrale gebieden van de nekwervels, hetgeen resulteert in een
ruggenmergletsel. Dergelijk letsel resulteert dan in
spierzwakte (parese) of
verlamming en/of levensbedreigende complicaties.
Lees verder