Wat is pijn? En waarvoor dient pijn?
Elk mens heeft wel eens pijn. Maar wat is pijn precies? En waarom hebben mensen pijn nodig om te overleven? Pijn is bijvoorbeeld handig voor het leerproces van jonge mensen. Zo leren ze bijvoorbeeld dat je niet je vingers tussen een deur moet stoppen. Pijn is voor mensen van essentieel belang om te overleven.
Wat is het doel van pijn?
Je zult het maar hebben: nooit pijn. Er zijn mensen die daaraan lijden. Hun leven is, op z'n zachtst gezegd, ingewikkeld. Er bestaat een aantal zeer zeldzame erfelijke aandoeningen waarbij iets mis is in de lange keten van wond naar brein. De kinderen die met deze aandoening ter wereld komen, eisen voortdurende aandacht en zorg. Als ze tanden krijgen, bijten ze zonder verkrimpen hun tong af. En breken ze een been, dan blijven ze (hoewel ongemakkelijk) doorlopen. Bekend is het geval van een jongetje wiens schedel was gespleten zonder dat iemand het gemerkt had. Kinderen met deze aandoening (er zijn verschillende vormen van, de ene erger dan de andere) halen zelden hun 25e verjaardag. Dat pijn fijn is, gaat wat ver. Maar dat pijn essentieel is om te overleven, is zeker. Dat wil niet zeggen dat alle pijn noodzakelijk is, en heldhaftig gedragen moet worden. Zo moet pijn na een operatie echt gestild worden, en pijn bij kanker is onaanvaardbaar.
Wat zijn nocisensoren?
Pijn is, kort gezegd, het besef van de hersenen dat ergens in het lichaam iets beschadigd is, of beschadigd dreigt te raken. In ons gehele lichaam (behalve in de hersenen zelf) zitten sensoren die eventuele schadegevallen moeten opmerken. Omdat 'noci' Latijns is voor 'beschadigingen' heten die nocisensoren. Deze nocisensoren zijn uitlopers van lange zenuwcellen die uit het ruggenmerg komen, en die contact maken met de hersenen. Ze zitten opeengepakt in de huid, maar ook in de spieren en in de organen zoals de darmen. Hoe het allemaal precies werkt, is nog altijd niet opgehelderd. Maar als bijvoorbeeld de huid beschadigd raakt door een prik of een snee, komen uit de kapotgemaakte cellen stoffen vrij die de nocisensoren prikkelen. De nocisensoren sturen elektrische signalen via de zenuw naar het ruggenmerg, en vandaar naar de hersenen. In een fractie van een seconde merk je dat: 'Au!'.
Er zijn verschillende soorten nocisensoren. De meeste zijn gevoelig voor verschillende vormen van schade, maar daarnaast bestaan ook specialistische sensoren. Zo zijn er die met name gevoelig zijn voor druk. Zij beginnen dus te vuren als je vinger geplet wordt. Weer andere zijn gevoelig voor warmte en kou, en komen in actie als je je brandt. En er zijn ook nocisensoren die gevoelig zijn voor beschadiging door bijtende of brandende stoffen. Ten slotte zijn er ook nocisensoren die het alleen maar doen bij ontstekingen, en die een slapend bestaan leiden als er in het lichaam geen sprake is van infecties.
Na pijn komt rust
Wat gebeurt er nu precies als een nocisensor een beschadiging in het lichaam signaleert? Je moet je zo'n sensor voorstellen als een parelketting. Elke parel is bezet met receptoren (ontvangers) voor de verschillende stoffen die cellen uitstorten als ze beschadigd raken. Voorbeelden zijn prostaglandine en bradykinine. Hecht zo'n stof zich aan de receptor, dan wordt de zenuw geprikkeld. Vervolgens gaat een alarmsignaal naar boven. Daarnaast heb je receptoren voor de stoffen die een prikkeling weer remmen. Voorbeelden zijn dynorfine en endorfine, pijnstillers die je lichaam zelf maakt. Als de pijn is doorgekomen, en het lichaam en de hersenen de juiste maatregelen hebben getroffen om verdere schade te voorkomen, dan kunnen die stoffen de nocisensoren weer tot rust brengen.
Op dezelfde manier kun je pijn kunstmatig bestrijden. Want ook morfine en andere opiumachtige stoffen hebben een remmende werking op nocisensoren. Aspirine werkt anders. Die kalmeert niet de sensoren, maar hindert de beschadigde cellen bij hun productie van prostaglandine. Het gevolg is dat de nocisensoren minder worden geprikkeld, zodat er eigenlijk minder pijn ontstaat.
Geen gewenning bij pijnreceptoren
Het bijzondere van pijnreceptoren is dat ze nooit wennen aan pijn. Vergelijk dat eens met bijvoorbeeld je geurreceptoren. Een paar minuten in een kamer staan waar gerookt wordt, en we ruiken de stank niet meer. Maar bij pijn is dat niet het geval. Zo kunnen hoofdpijn en kiespijn uren, zelfs dagen doorzeuren zonder dat de zenuwen of de hersenen er genoeg van krijgen. Nocisensoren worden ook niet ongevoeliger. Integendeel: als ze eenmaal geprikkeld zijn, wordt de gevoeligheid juist vaak erger. Iedereen weet dat na een flinke zonverbranding de beschadigde huid niet alleen extra gevoelig is voor pijn, maar ook voor een aanraking en voor gewoon lauw water. Dat komt doordat de nocisensoren wakker zijn geworden, en luid en duidelijk van zich laten horen.
Snelle en langzame zenuwvezels
Bij een verwonding voelen we meestal eerst een stekende pijn, en daarna een doffere, wat langer aanhoudende pijn. De reden? Er bestaan twee soorten zenuwvezels: snelle en langzame. De snelle vezels horen bij de gespecialiseerde sensoren. Zij geven hun signaal door met een snelheid van twintig tot honderd kilometer per uur. De langste vezels, uit de tenen, zijn ongeveer anderhalve meter, dus hun alarmsignalen zijn in tienden van seconden bij het ruggenmerg. De langzame vezels, van minder gespecialiseerde sensoren, halen snelheden van minder dan een meter per seconde. Zij veroorzaken de doffe pijn, die vaak wat minder goed te lokaliseren is, en langer aanhoudt. Als de snelle reactie is geweest, herinneren de langzame vezels de hersenen eraan dat er nog steeds schade is. Het belangrijkste centrum in de hersenen dat pijn moet verwerken, is de thalamus. De thalamus is de poortwachter van de hersenen. In de thalamus worden de signalen van de zintuigen voorbewerkt en doorgegeven aan het verstand en het gevoel, dus aan de hersenschors en het limbisch systeem, dat er onder meer voor zorgt dat we de pijn als herinnering opslaan. Dat is erg belangrijk, want we moeten merken dat pijn vervelend is, en dat we het in de toekomst dus maar beter kunnen vermijden. En daardoor branden we ons niet twee keer aan de hete kachel.
Het ultieme middel tegen pijn: pijnstillers
Pijnstillers heb je in drie soorten: opioïde pijnstillers, niet-opioïde pijnstillers, en de rest. De opioïde pijnstillers zijn allemaal verwant aan morfine, die weer verwant is aan de stoffen die het lichaam zelf maakt om de nocisensoren te dempen. Ze werken heel goed, maar ze hebben ook veel bijwerkingen. Je kunt er langzamerhand aan wennen, zodat steeds hogere doses nodig zijn. Maar daarnaast leiden ze ook vaak tot darmverstoppingen en misselijkheid. Veel mensen zijn een beetje bang voor opioïden, en aarzelen om ze zelfs bij hevige pijn te gebruiken. Maar zodra de pijn verdwenen is, komen de meeste mensen weer makkelijk van de pijnstiller af. De niet-opioïde pijnstillers lijken allemaal op de aspirine (behalve dan paracetamol). Zoals gezegd, remt dit soort pijnstillers de aanmaak van prostaglandine die de nocisensoren pijnprikkels geven. En ze werken ook remmend op de ontstekingsreactie die vaak de oorzaak van de pijn is. Aspirine, en verwante stoffen als ibuprofen, dicofenac en naproxen, werken niet zo snel en sterk pijnstillend als morfine, en hebben ook allemaal bijwerkingen. Paracetamol werkt eveneens op het prostaglandine-systeem, zij het niet in het lichaam maar in de hersenen. Ten slotte heb je nog de oneigenlijke pijnstillers. Sommige antidepressiva kunnen, ook bij niet-depressieve mensen, goed werken als pijnstiller. Bijvoorbeeld in het geval van lage rugpijn, hoofdpijn en neurogene pijn (dat is pijn die ontstaat door beschadiging van de pijnzenuw zelf). Ook medicijnen die worden gebruikt bij epilepsie en als lokale verdoving kunnen pijn tegengaan. Ondanks alle beschikbare medicijnen kunnen ook niet-medicinale behandelingen verlichting brengen. Veel mensen hebben baat bij een warm of koud kompres, bij een warm bad, of bij behandelingen met ultrageluid. En vergeet vooral ook niet de psychologische kant van pijn. Niet alleen helpen vertier en afleiding om pijn te vergeten, daarnaast maakt psychologische steun de pijn veel draaglijker.
Wat is fantoompijn?
Het interpreteren van de pijn, en het bepalen van de herkomst, is soms een hele klus voor de hersenen. Dat komt vooral doordat pijnsignalen uit verschillende delen van het lichaam via dezelfde baan in het ruggenmerg naar de hersenen worden geleid. Zo weten de hersenen bijvoorbeeld niet altijd het onderscheid te maken tussen pijn uit het hart, uit de hals of de armen. Daardoor dient een hartinfarct zich vaak aan met 'uitstralende pijn', met pijn die ook wordt gevoeld in de linkerarm en bovenin de buik. Het kan ook voorkomen dat iemand die zijn arm of been heeft verloren, daar toch pijn krijgt. Dan worden op een of andere manier de zenuwen geprikkeld die verantwoordelijk waren voor die arm of dat been, en denken de hersenen dat het signaal rechtstreeks daarvandaan kwam. Dat heet fantoompijn, en het been is dan een fantoombeen. Het is zelfs mogelijk het gevoel in een fantoombeen op te wekken: het aanraken van de borst voelt alsof het bovenbeen van een fantoombeen wordt gekriebeld.