Bloedonderzoek – vingerprik, venapunctie en astrup
Bloed heeft een transportfunctie, houdt mede het interne milieu (weefselvocht) constant en speelt een belangrijke rol in de afweer. Bloed stroomt door vrijwel alle weefsels en is het belangrijkste vervoersorgaan voor de hormonen, ofwel de eindproducten van de klieren met interne secretie. Pathologische veranderingen in de weefsels komen dikwijls het eerst aan het licht door de veranderende samenstelling van het bloed. Bloedonderzoek is dan ook onmisbaar om inzicht te krijgen in de aard van talloze ziekten. Dat gebeurt voornamelijk met capillair (vingerprik, hielprik), veneus (venapunctie) en soms arterieel (astrup) bloed.Inhoud
- Capillair bloed (vingerprik en hielprik)
- Belangrijke laboratoriumbepalingen met capillair bloed
- Hemoglobine en bloedsuikergehalte
- Witte bloedcellen en bloedplaatjes
- Malaria
- Veneus bloed (venapunctie; bloedafname uit een ader)
- Belangrijke laboratoriumbepalingen met veneus bloed
- Ureum en kreatinine
- Transaminasen, diastase en ijzer
- Vitaminen en mineralen
- Stollingstijd
- Bezinkingssnelheid en hematocriet
- Arterieel of slagaderlijk bloed (astrup)
Capillair bloed (vingerprik en hielprik)
De vingerprik is een van de eenvoudigste methoden om bloed te verkrijgen voor onderzoek. Men noemt dat capillair bloed. Bij zeer jonge kinderen wordt de voorkeur gegeven aan de hielprik. Met het verkregen bloed kan onder andere het hemoglobinegehalte (Hb) worden bepaald, maar ook het aantal rode (erytrocyten) en witte bloedlichaampjes (leukocyten), de bloedplaatjes (trombocyten) en reticulocyten, ofwel de nog jonge en onrijpe rode bloedcellen.
Belangrijke laboratoriumbepalingen met capillair bloed
Capillairen, of haarvaten, bevinden zich aan de arteriële en veneuze kant van de bloedstroom. Ze zijn zeer dun en sterk vertakt. Dit haarvatennetwerk bevindt zich overal in het lichaam, met name in weefsels waar veel cellulaire verbranding is, zoals in de spieren. De kleinste slagaderen (arteriolen) vertakken zich in capillairen, die zich weer verenigen in kleine aderen. Capillair bloed is belangrijk voor onder andere de volgende laboratoriumbepalingen:Hemoglobine en bloedsuikergehalte
Aan de hand van het hemoglobinegehalte en het aantal rode bloedcellen per mm³ wordt in het laboratorium bepaald of en in hoeverre er sprake is van bloedarmoede (anemie) en in welke hoedanigheid. Ook polycytemie, ofwel een ziekelijke vermeerdering van rode bloedcellen, is daarmee vast te stellen. Naast het bepalen van het hemoglobinegehalte wordt de vingerprik ook gebruikt om erachter te komen hoe laag of hoe hoog de bloedsuikerspiegel is.Witte bloedcellen en bloedplaatjes
Doorgaans is bij infecties het aantal witte bloedcellen in het bloed verhoogd (leukocytose). Een bloeduitstrijkje biedt informatie over de aard van de infectie. Ook kan het aantal leukocyten verminderd zijn (leukopenie), bijvoorbeeld door bepaalde medicijnen. Met de vingerprik kan bovendien het aantal bloedplaatjes, noodzakelijk voor de bloedstolling, worden bepaald. Bij een beenmergbeschadiging kan een verhoogde bloedingsneiging ontstaan door een verlaging van het aantal trombocyten per mm³ (trombopenie).Malaria
Met een dikke-druppelpreparaat, ofwel een bloedfilm, kan door een gerichte kleuring de aanwezigheid van malariaparasieten worden opgespoord. Malaria is een tropische ziekte, die vroeger ook in Nederland voorkwam. Om voor de hand liggende redenen wordt dit onderzoek in Nederland niet routinematig uitgevoerd.
Veneus bloed (venapunctie; bloedafname uit een ader)
Voor veel onderzoeken is er meer bloed nodig dan er met de vingerprik verkregen kan worden. Bloedafname uit een ader (venapunctie) geschiedt meestal via de elleboog of onderarm. Het afgetapte bloed wordt onderzocht op bijvoorbeeld ureum, cholesterol, transaminasen, ijzer, natrium, kalium en tal van andere mineralen. Ook de hemoglobine, de stollingstijd en de bezinking wordt ermee bepaald. Er kan ook een kweek mee worden gedaan in geval er sprake is van een (dreigende) sepsis.Belangrijke laboratoriumbepalingen met veneus bloed
Een ader voert achter het capillair netwerk het bloed weer terug naar het hart. Veel oppervlakkige adernetwerken zijn zichtbaar onder de huid. Belangrijke afvoerende adersystemen zijn de onderste en bovenste holle ader (vena cava inferior en vena cava superior). Deze aderen, met bloed uit het onderste en bovenste gedeelte van het lichaam, monden uit in het rechteratrium (hart). Belangrijke laboratoriumbepalingen met veneus, ofwel zuurstofarm bloed zijn onder andere:Ureum en kreatinine
Ureum is een afbraakproduct van eiwitten. Bij nierziekten is het ureumgehalte in het bloed doorgaans verhoogd. Dat geldt ook voor kreatinine, een afbraakproduct uit het spierweefsel. Bij een slechte nierfunctie zijn deze twee waarden vrijwel altijd verhoogd.Transaminasen, diastase en ijzer
Van de bloedtransaminasen, ofwel intracellulaire enzymen die een rol spelen bij de omzetting van aminozuren, zijn twee vormen bepaalbaar: het G.O.-transaminase uit de hartspiercellen en het G.P.-transaminase, dat voornamelijk in de levercellen zit. Het eerstgenoemde enzymgehalte (S.G.O.T) in het bloed is verhoogd bij onder andere een hartinfarct. De laatstgenoemde enzymspiegel, ofwel het S.G.P.T., is met name bij leveraandoeningen aan de hoge kant. Diastase speelt een rol in de koolhydraatstofwisseling en wordt in grote hoeveelheden aangemaakt in de alvleesklier (pancreas). Een verhoogde diastasespiegel in het bloed wijst met name op pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier). IJzer is noodzakelijk voor de aanmaak van hemoglobine. Dankzij bloedonderzoek kan bepaald worden of er in het lichaam een gebrek aan is.Vitaminen en mineralen
Mineralen vervullen een cruciale functie in de stofwisseling. Lever- en nieraandoeningen en bijnierstoornissen veroorzaken doorgaans schommelingen in de concentratie van mineralen, waaronder natrium, kalium en chloor. Ook uitdroging als gevolg van overmatig transpireren, diarree en braken verstoort de vochthuishouding door verlies van water en mineralen. Met veneuze bloedafname kan ook een tekort aan vitaminen worden bepaald, zoals vitamine D en K.Stollingstijd
Dit wordt ook wel protrombinetijd genoemd, beïnvloed door allerlei stoffen in het bloed die de bloedstolling regelen. Ook medicijnen spelen daarin een rol. De P.T.T. wordt dan ook bij gebruik ervan regelmatig geprikt, zoals bij een vermoeden van leverstoornissen. Pijnstillers, zoals NSAID's, staan er overigens om bekend dat ze afwijkingen in het bloedbeeld kunnen veroorzaken.Bezinkingssnelheid en hematocriet
De bezinkingssnelheid (van erytrocyten) wordt beïnvloed door bijvoorbeeld veranderingen van de bloedeiwitten, weefselafbraak, ontstekingen, infecties en kwaadaardige gezwellen. In al deze gevallen neemt de bezinkingssnelheid toe. Hematocriet is van belang bij de beoordeling van de vochtbalans. Normaliter is de verhouding tussen het vloeibare gedeelte van het bloed en de bloedlichaampjes (hematocriet) respectievelijk ongeveer 60 en 40 procent. Bij overvulling van het vaatstelsel is de hematocrietwaarde laag, maar bij uitdroging juist hoog.
Arterieel of slagaderlijk bloed (astrup)
Op de intensive care wordt bij patiënten regelmatig een zogeheten astrup geprikt, genoemd naar de Deense klinisch laborant Poul Astrup. Arterieel bloed is nodig om de arteriële bloedgaswaarden te bepalen, zoals zuurstof en kooldioxide. Ook wordt de astrup gebruikt om de zuurgraad (pH) van het bloed vast te stellen. De afname van slagaderlijk bloed geschiedt doorgaans via de pols (arteria radialis) of lies (arteria femoralis).Oxymeter
Vaak wordt de oxymeter of saturatiemeter gebruikt om de zuurstofspiegel in het bloed te bepalen. Het is een snelle en redelijk betrouwbare methode. Dit instrument schuift men om het topje van de wijsvinger. Met behulp van fotometrie meet dit apparaatje onder andere het zuurstofgehalte in de arteriolen (kleine slagaderen) en de vaatvulling die op de ecg-monitor wordt omgezet in een grafiek.