Soorten injecties – van subcutaan tot intramusculair

Inhoud
- Soorten injecties
- Intramusculair (in de spier)
- Indicaties
- Subcutaan (onder de huid)
- Intracutaan (in de huid)
- Intraveneus (in de ader)
- Andere toedieningsmethoden
- Bloedsomloop
- Gevaren van injecties
Soorten injecties
Toen Alexander Wood in 1853 de holle naald uitvond, bestond de injectiespuit nog niet. Ongeveer in dezelfde periode ontwikkelde met name de Fransman Pravaz de injectiespuit. Ook hij zocht naar een manier om medicijnen buiten het maag-darmstelsel toe te dienen. Uiteraard hebben in de afgelopen eeuwen de naald en de spuit een enorme ontwikkeling doorgemaakt, maar het prototype – de Pravaz-spuit – is nog steeds duidelijk herkenbaar.
Medicamenten per injectie worden gegeven als het onmogelijk is om een geneesmiddel per os (via de maag) in te nemen, zoals bij iemand die bewusteloos is of insuline tegen suikerziekte (diabetes) nodig heeft. Insuline is immers een eiwit. Het zou meteen door de enzymen in het maag-darmstelsel worden verteerd. De meest voorkomende toedieningsvormen van medicijnen per injectie zijn intramusculair (in de spier), subcutaan (onder de huid) en intraveneus (in de ader).
Intramusculair (in de spier)
Intramusculaire injecties worden doorgaans met een relatief lange naald in de bilspier (musculus glutaeus maximus) toegediend, specifieker gezegd in de buitenste-bovenste kwadrant van de bil. Ook gangbaar is de bovenarm (musculus deltoïdes) en de dijspier (musculus rectus femoris). Het betreft omvangrijke spierbundels, waarbij het risico van het aanprikken van een groot bloedvat of een zenuwbundel minimaal is. Niettemin zijn deze spieren zeer bloedrijk.Indicaties
Een intramusculaire injectie is in de volgende gevallen gebruikelijk:- Als een snelle opname van het geneesmiddel in bloedrijk weefsel gewenst is.
- Als de injectievloeistof stoffen bevat die subcutaan necrose (weefselversterf) kunnen veroorzaken, zoals ijzer.
- Als de injectievloeistof relatief langzaam wordt opgenomen, zoals olieachtige vloeistoffen.
- Bij een 'grote' hoeveelheid vloeistof (maximaal ca. 20 ml).
Subcutaan (onder de huid)
Subcutaan betekent 'onder de huid', het betreft dus een onderhuidse injectie met een relatief korte naald. Vaak wordt hiervoor de buikplooi gebruikt. Minder gevoelig (pijnlijk) zijn de bovenarm en het bovenbeen. Veelal gaat het om kleine hoeveelheden injectievloeistoffen die langzaam moeten resorberen, zoals insuline, morfine en bijvoorbeeld geneesmiddelen tegen reumatische aandoeningen. De hypodermoclyse (opheffen van vochttekort) wordt eveneens op subcutane wijze toegediend als alternatief voor de intraveneuze methode (infuus).Intracutaan (in de huid)
Intracutaan wil zeggen 'in de huid'. Met behulp van deze injecties worden bepaalde vaccins gegeven, zoals het BCG-vaccin en de Mantouxtest (tuberculine huidtest). Deze injecties – met een zeer kort naaldje – dient men toe op de onbehaarde huid, waar bovendien gemakkelijk een huidplooi kan worden opgepakt, doorgaans in de minder gevoelige bovenarm of in het bovenbeen.Intraveneus (in de ader)
Bij een intraveneuze injectie komt het geneesmiddel in opgeloste vorm direct in de ader terecht. Het infuus is daarvan een voorbeeld. Een intraveneuze injectie is zeer snel effectief omdat het middel direct in de bloedbaan komt, meestal via de elleboogader. Daar staat tegenover dat het toegediende middel doorgaans minder lang werkt. Controle op (ongewenste) bijwerkingen is nodig. Andere risico's van intraveneuze toediening zijn onder meer allergische reacties, bloedingen en overdosering.Andere toedieningsmethoden
Er zijn veel andere toedieningswijzen per injectie, die echter minder gebruikelijk zijn, zoals:- Intra-arterieel, via de slagader.
- Intrapleuraal, in de pleuraholtes.
- Intralumbaal, in het ruggenmergvocht.
- Intra-osseus, in het beenmerg.
- Intracardiaal, rechtstreeks in de hartspier of in de hartkamer (ventrikel).
- Intra-articulair, in het gewricht.
Bloedsomloop
De wijze van toediening van een injectievloeistof is onder andere afhankelijk van het soort vloeistof, maar ook of het middel snel of langzaam wordt opgenomen in het bloed of in de weefsels. Zeer belangrijk is de toestand waarin de patiënt verkeert. Iemand in shock zal bijvoorbeeld nooit een subcutane injectie krijgen, aangezien in shocktoestand de perifere bloedsomloop gebrekkig functioneert en het geneesmiddel dus niet of nauwelijks wordt opgenomen in het bloed.Pijnloze injectie?
Daarnaast is het geven van een injectie een kunst op zich. Sommige verpleegkundigen hebben de reputatie 'pijnloos' te kunnen prikken. De injectienaald snel inbrengen, er snel weer uithalen, de huid spannen voordat men de injectie geeft en de vloeistof niet te koud toedienen zijn enkele 'handigheidjes' om te voorkomen dat een injectie pijn doet.
Gevaren van injecties
Verder is injecteren niet zonder gevaren. Het toedienen van injectievloeistoffen verloopt dan ook volgens strenge richtlijnen (protocollen). Enkele gevaren zijn:- Allergische reacties, zoals bij penicilline.
- Afbreken van de injectienaald.
- Onbedoeld aanprikken van een bloedvat, waardoor een te snelle absorpte van bijvoorbeeld een intramusculaire of intracutane injectievloeistof.
- Aanprikken van een zenuw met verlammingsverschijnselen als risico, zoals bij een verkeerde intramusculaire toediening in de bilspier.
- Necrose of weefselversterf.