Psychische problemen bij jongeren
Jaarlijks ontwikkelen minimaal drieduizend jongeren in Nederland ernstige psychische problemen. Problemen die ernstige beperkingen in het sociale en maatschappelijke functioneren van de jongeren met zich meebrengen en zorg en behandeling noodzakelijk maken. Ruim vijfenzeventig procent van de psychische aandoeningen openbaren zich tussen de leeftijd van vijftien en vijfentwintig jaar. Een groot probleem wat een goede aanpak nodig heeft.
De intake
In Nederland komen jongeren met psychische klachten meestal als eerste samen met hun ouder(s) bij de huisarts terecht. Soms is er al enige tijd verstreken voordat de huisarts beslist dat het beter is dat de jongere naar de GGZ gaat. Doorgestuurd naar de GGZ is het wachten op een intakegesprek. Bij ernstige problemen kan je dan vaak wel binnen acht weken bij de GGZ terecht. Wanneer de diagnose snel duidelijk is, volgt daarna behandeling, maar in de meeste gevallen is dit niet het geval. Na het intakegesprek wordt gestart met wekelijkse gesprekken met een psychiatrisch verpleegkundige totdat de jongere het diagnosetraject in kan. Hier gaat helaas vaak een half jaar tot een jaar overheen. Vanaf het eerste onderzoek tot de uiteindelijke diagnose kan het traject een maand of twee beslaan. Kortom: vanaf het moment dat de ouder zich met het kind meldt bij de huisarts tot het moment dat de diagnose bekend is en de behandeling gestart gaat veel kostbare tijd verloren. In vele gevallen hebben we het hier over negen maanden tot een jaar. Tijd waarin de klachten van de jongere vaak verergeren, de thuissituatie onder druk komt te staan en de jongeren kan afglijden zowel qua school als sociaal.
Natuurlijk is er voordien ook al tijd verloren gegaan. Ouders merken wel van alles op aan hun kind, maar twijfelen of dit bij de puberteit hoort of dat er iets anders aan de hand is. Ook de huisarts zal in de eerste instantie de klachten vaak bagatelliseren en bij het intakegesprek bij de GGZ zullen sommige klachten ook heel makkelijk op de puberteit geschoven worden, waardoor de jongere en zijn of haar ouders soms weer aan het twijfelen worden gebracht. Dit zal zeker gebeuren op de momenten dat de klachten minder prominent aanwezig zijn.
De diagnose
De diagnose is geen objectieve waarneming, maar een subjectieve mening over een momentopname op basis van het psychiatrisch handboek DSM (Diagnostic and Statistical Manual). Hier komt nog bij dat het bij kinderen en jongeren niet goed mogelijk is een primaire diagnose te stellen op As1 en/of As2 van de DSM-IV-TR. Geen wonder dus dat de diagnose niet altijd correct is en de kans aanwezig dat er meerdere malen een ander etiketje op de psychische aandoening geplakt wordt. Volgens sommige artsen ligt het nauwkeurigheidspercentage van de diagnose rond de dertig procent. De vraag die dan opkomt is hoeveel waarde we hieraan moeten hechten.
In geen enkel land ter wereld krijgen kinderen zo vaak een psychiatrisch etiket opgeplakt als in Nederland. In ons land heeft één op de vijf jongeren op de leeftijd van 19 jaar al eens ernstige psychische klachten gehad. Dit omdat de psychiatrie geen problemen aanpakt zonder etiket en dat terwijl het nauwkeurigheidspercentage hiervan slechts dertig procent is.
Waardeoordeel GGZ
Ondanks dat de geestelijke gezondheidszorg gebruik maakt van statistieken om te beoordelen hoe het gesteld is met de geestelijke gezondheid van hun patiënten, hebben ze het heel lang tegengehouden dat zijzelf door middel van statistieken beoordeeld werden. Gelukkig is hier sinds 2015 verandering in gekomen. Steeds meer verzekeringsmaatschappijen hebben in 2015 besloten geen zaken meer te doen met een GGZ die weigert metingen uit te voeren en aan te leveren waarin de kwaliteit van de zorg wordt gemonitord. Deze monitoring wordt kortweg ROM (Routine Outcome Monitoring) genoemd. Deze registratiemethode is al lang bekend en werd in 2001 al ingevoerd in de GGZ bij het LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum). Onbegrijpelijk dat het zolang heeft moeten duren voordat dit gemeengoed werd.
Sommige gegevens over gespecialiseerde GGZ-afdelingen zijn inmiddels openbaar en dan is het schrikbarend om te zien dat er meer gespecialiseerde GGZ-afdelingen zijn die zich bevinden in de categorieën zorg kan beter en voldoet niet aan de normen dan in de categorieën beste zorg en goede zorg.
Helaas staat deze monitoring anno 2015 nog in de kinderschoenen en wordt hier in de kinder-, en jeugdpsychiatrie nog niet veel mee gedaan. Aan de gemeenten de schone taak om te doen waarin het Rijk gefaald heeft en in hun overeenkomst met de geestelijke gezondheidszorg de vereiste te laten opnemen dat de zorgaanbieder een ROM-meting uitvoert en aanlevert aan de betrokkenen van het gemeentelijk apparaat.