Stemgebruik: theorie en praktijk
Je stem is een belangrijk instrument. Daarom is het belangrijk dat je er zorgvuldig mee omgaat, vooral als je een spreekberoep hebt. Maar hoe doe je dat dan? Hieronder staat in het kort de theorie van je stemgebruik en enkele praktische tips.
Houding
Je houding is heel belangrijk. Door je houding krijgen mensen een bepaalde indruk van je. Ook is een goede houding de basis voor een goede stem. Voor een goede stem is het namelijk belangrijk dat je een evenwichtige spierspanning hebt. Dit betekent dat je moet zorgen dat je niet in elkaar gezakt zit of niet je spieren teveel aanspant, of de verkeerde spieren aanspant.
Ademhaling
Ademhaling is belangrijk om je lichaam van zuurstof te voorzien en koolzuur en waterdamp af te laten geven. Er zijn twee verschillende soorten ademhaling.
Lage ademhaling
Bij een lage ademhaling beweegt de buik tijdens het ademhalen. Bij een inademing zet je buik zich uit en trekt je middenrif samen. Ook bewegen je ribben opzij, waardoor de buikholte nog groter wordt. Door de onderdruk die zo in de longen ontstaat, stroomt de lucht naar binnen. Bij de uitademing gaat de buik weer naar binnen, de buikinhoud duwt het middenrif omhoog en deze perst de lucht uit de longen. Deze manier van ademen kost weinig energie.
Hoge ademhaling
Bij een hoge ademhaling bewegen de schouders tijdens het inademen omhoog. Het middenrif wordt ook mee omhoog getrokken en blijft bij een inademing in de uitademstand staan. Dit kost veel energie.
Een lage ademhaling is beter dan een hoge ademhaling. Hiervoor zijn twee redenen:
- Voor een hoge ademhalen heb je meer energie nodig.
- Met een hoge ademhaling moet je vaak sneller en hoger ademhalen, waarbij de zuurstof minder efficiënt uit de lucht gehaald kan worden.
Gevolgen van een hoge ademhaling zijn vermoeidheid, spanning en een ‘geknepen’ stem of een stem waar een waas overheen lijkt te liggen.
Daarnaast is er bij sommige mensen ook nog sprake van specifieke problemen bij ademhalen. Deze problemen kunnen mondademen, CARA (ziekte van luchtwegen) of hyperventilatie zijn.
Stem
Om een stemgeluid te kunnen produceren zijn drie dingen nodig:
- adem
- stembanden
- klankkast
Stemgeluid ontstaat doordat de lucht die je uitademt in je strottenhoofd langs je stembanden stroomt, zodat deze gaan trillen. Als we geluid maken, bewegen de stembanden naar elkaar toe, als we ademen staan de stembanden open. De stembanden openen en sluiten zich vaak, dit noemt men het basisgeluid. Doordat de lucht in de holtes in het lichaam, zoals de borstholte en de neusholte, gaat meetrillen,wordt dit geluid versterkt. Dit wordt resoneren genoemd. Hoe meer resonantie er is, hoe meer klank een stem heeft. Een stem met veel klank heeft een groot draagvlak.
De stem kan variëren in hoogte, door verandering van lengte, dikte en spanning van de stembanden. Als iemand te hoog of te laag praat, komt er teveel spanning in het stemorgaan. De stem klinkt dan geforceerd. Een stem klinkt helder, als er een volledige sluiting van de stembanden is. Een stem kan variëren in luidheid, door het verschil in kracht waarmee de stembanden bewegen. Deze dingen worden echter ook beïnvloed door de manier waarop we ademen. Een lage ademhaling is het beste voor een heldere, duidelijke stem. Als iemand zijn stem vaak moet gebruiken, maar hij gebruikt hem vaak verkeerd, dan kunnen er stembandafwijkingen ontstaan.
Enkele adviezen voor een goed gebruik van de stem zijn:
- Niet overbodig kuchen en/of schrapen;
- Niet schreeuwen of geforceerd spreken en/of zingen;
- Niet fluisteren;
- Vermijd een harde schraap-‘g’ .
Articulatie
Met articulatie wordt bedoeld: het duidelijk uitspreken van spraakklanken. Er zijn verschillende spraakklanken:
- klinkers;
- tweeklanken;
- medeklinkers.
Al deze verschillende spraakklanken worden op een andere manier gevormd.
Klinkers worden gevormd door de vorm van de mondholte en de holtes boven de stemspleet te wijzigen. Tweeklanken bestaat uit twee klinkers, die vloeiend in elkaar overlopen. Medeklinkers kun je in vier groepen verdelen: glijders en ploffers, stemhebbend of stemloos, de plaats waar de klank gevormd wordt en oraal of nasaal. Hieronder staat van elke groep een korte uitleg.
Glijders en ploffers
Klinkers worden glijders genoemd, als er een schurend geluid ontstaat door vernauwing van de doorgang van de uitademingslucht, zoals bij de /f/ en de /s/.
Ploffers ontstaan als de uitademingslucht plotseling een afsluiting verbreekt die door twee monddelen word gevormd, zoals bij de /p/ en de /k/.
Stemloze en stemhebbende klinkers
Sommige spraakklanken zijn stemloos, het strottenhoofd trilt dan niet. Bij stemhebbende klanken trilt het strottenhoofd wel. Voorbeelden van deze klanken zijn de /b/ en de /m/ en alle klinkers.
De plaats waar de spraakklank gevormd wordt
De medeklinkers worden op verschillende plaatsen in de mond gevormd.
- met de lippen;
- met de binnenkant van de onderlip tegen de onderkant van de boventanden;
- met de tongpunt tegen het tandvlees vlak achter de boventanden;
- met de tongrug tegen het harde gehemelte;
- met het achterste stukje van de tongrug tegen het zachte gehemelte;
- met de huig;
- met het strottenhoofd.
Nasale en orale spraakklanken
Doordat het zachte gehemelte beweegt, ontstaan er orale of nasale klanken.
Orale klanken zijn klanken waarbij de lucht door de mond naar buiten gaat. De neusholte is dan afgesloten. Nasale klanken zijn klanken waarbij de lucht door de neus naar buiten gaat. Als de lucht niet goed door de neus naar buiten kan, noemt men dit gesloten nasaliteit.
Er komen in het Nederlands maar drie nasale klanken voor: de /m/, de /n/ en de /ng/.
De rest van de klanken zijn allemaal orale klanken. Bij sommige mensen komt het voor dat er bij orale klanken ook lucht door de neus stroomt. Dit heeft als gevolg dat de stem zwak en zonder kracht klinkt. Dit noemt men open nasaliteit.
Assimilatie
Tijdens het spreken worden klanken beïnvloedt door de andere klanken in een woord. De klanken passen zich aan elkaar aan. Dit noemt men assimilatie. Als je zonder assimilatie spreekt, klinkt het onnatuurlijk.
Articulatieproblemen
Hieronder staan drie veelvoorkomende articulatieproblemen genoemd.
Klinkers
Vaak worden klinkers verkeerd uitgesproken. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals dat er te veel door de neus wordt gesproken, de kaken teveel op elkaar geklemd zitten, de lippen niet op tijd getuit worden enzovoorts.
Tweeklanken
Ook tweeklanken worden soms verkeerd uitgesproken. Hierbij kan de oorzaak zijn dat er met de verkeerde klank wordt begonnen of geëindigd.
Medeklinkers
Er zijn ook verschillende redenen waardoor medeklinkers verkeerd kunnen worden uitgesproken. Enkele redenen zijn: een klank wordt te ver achterin de mond gemaakt, of te ver naar voren, de tong is niet soepel genoeg, er wordt binnensmonds gepraat of men spreekt te snel.
Tempo
Als je spreektempo hoog is, is er minder tijd om afwisseling in toonhoogte, luidheid en duur aan te brengen. Dit heeft als gevolg dat de kans groot is dat je monotoon gaat spreken. Een ander mogelijk gevolg van een te hoog spreektempo is dat er spraakklanken of delen van woorden worden ingeslikt, en soms zelf kleine woordjes. Daarnaast heeft iemand die te snel spreekt vaak een onregelmatige ademhaling die hoorbaar is. Doordat een persoon teveel woorden op één adem wil zeggen, kan hij zich benauwd gaan voelen en hierdoor kan er spanning op de keel komen, wat ervoor zorgt dat de stem gespannen gaat klinken.
Vooral voor leerkrachten die met jonge kinderen werken is het belangrijk om niet te snel te spreken, omdat jonge kinderen nog zo in het taalverwervingsproces zitten dat ze tijd nodig hebben om de woorden aan de betekenissen te koppelen. Door te snel of onduidelijk te spreken, wordt dit voor hun moeilijker gemaakt. Als je echter te langzaam praat, klinkt het vaak lijzig.
Melodie
De klank in je stem kan je gebruiken om duidelijk te maken dat je staat achter wat je zegt. Door melodie te gebruiken in je stem bij voorlezen, vertellen of uitleggen heb je minder kans dat de aandacht van de leerlingen verslapt. Er zijn verschillende manieren waarmee je ervoor kunt zorgen dat je niet monotoon klinkt:
- meer verschillen aanbrengen in toonhoogte;
- duidelijk articuleren, niet binnensmonds praten;
- luider praten als je geneigd ben om zachtjes te praten;
- wat je zegt op de kinderen richten;
- niet achter elkaar doorpraten, maar pauze inlassen tussen twee zinnen, komma’s en andere leestekens;
- geen stopwoordjes gebruiken;
- geen tussenvoegsels als ‘eh…’ of ‘je weet wel’ gebruiken.
Expressie
Als je zorgt voor voldoende afwisseling in toonhoogte, luidheid en tempo wordt je manier van spreken veel levendiger. Daarnaast zijn er nog een aantal andere factoren, die hiervoor kunnen zorgen: oogcontact, fiere houding, gebaren, bewegingen, gezichtsexpressie, melodie, tempo en voldoende pauzes. Deze factoren staan hieronder nader toegelicht. De factoren melodie en tempo heb ik hierbij achterwege gelaten, omdat deze in de paragrafen hierboven al uitgebreid benoemd staan.
Oogcontact
Het is belangrijk om er op te letten dat je de leerlingen echt aankijkt.
Fiere houding
Een fiere houding heeft een stimulerend effect op de leerlingen. Een ingezakte houding wekt meer passiviteit op.
Gebaren
Met gebaren kan je dingen benadrukken of dat wat je zegt levendiger, spannender of grappiger maken. Teveel gebaren, gewoontegebaren of bijvoorbeeld spelen met een pen leiden echter af. De leerlingen gaan zich daarop concentreren en luisteren niet meer naar wat je zegt.
Bewegingen
Als je voorleest of vertelt, kunnen bewegingen heel goed helpen om dingen te illustreren. Ook kan je doormiddel van beweging switchen tussen meerdere personages. Constant heen en weer lopen kan beter vermeden worden, dit veroorzaakt enkel onrust.
Gezichtsexpressie
Door duidelijke levendige mimiek wordt ook dat wat je vertelt levendiger. Daarbij hangt de wijze van mimiek vaak ook samen met de articulatie.
Voldoende pauzes
Ook al praat iemand niet te snel, toch kan een verhaal jachtig klinken of onduidelijk worden als er onvoldoende pauzes worden ingelast. Pauzes houden kun je oefenen door bij de plekken waar een pauze moet komen, even van je boek op te kijken.
Het is belangrijk om je er ten alle tijden van bewust te zijn hoe je met je stem om gaat!