Bloedtransfusie is het overbrengen van bloed
Een bloedtransfusie kan vaak een leven redden, maar wordt ook toegepast tijdens bijvoorbeeld een operatie of wanneer er een bepaalde ziekte in het spel is. In sommige gevallen kan een bloedtransfusie ook infecties overbrengen.
Eerste bloedtransfusie
Wanneer de allereerste bloedtransfusie plaats vond, is niet geheel duidelijk, maar er gaat wel een mooi verhaal over de eerste bloedtransfusie de ronde:
In juli 1494 was er een paus die er ziek bij lag. Ze wilden zijn leven verlengen en een Joodse arts adviseerden om de zieke paus bloed toe te dienen. Dit bloed moest afkomstig zijn van drie herdersjongetjes van tien jaar oud. Zo gezegd zo gedaan en de bloedtransfusie werd uitgevoerd. De drie jongetjes verloren hierbij zoveel bloed, dat ze alle drie te overlijden kwamen. Helaas, ook de paus overleefde het niet en stierf kort na de dood van de drie jongetjes.
Of dit verhaal ook echt waar is, blijft de vraag. Rond het jaar 1650 werd er volop geëxperimenteerd met bloedtransfusies tussen dieren, en de eerste bloedtransfusie was tussen een lam en een jongetje. Uiteraard stierf het jongetje en daarna nog velen. In die tijd had men nog geen verstand van bloedgroepen. Pas in 1818 lukte het iemand om mensen het leven te redden door transfusie met menselijk bloed te verrichten. Helaas stierven er ook weer mensen want nog steeds was er onwetendheid over bloedgroepen. De bloedgroepen werden pas in de 20e eeuw uitgevonden.
Bloedgroepen
Een bloedtransfusie behoort te gebeuren met bloed van dezelfde bloedgroep, anders krijgt men een afweerreactie van het lichaam. De bloedgroep en ook de resusfactor moeten daarom altijd vooraf bepaald worden. Wanneer men dit niet doet en het verkeerde bloed geeft, zal er een afweerreactie plaats vinden. Deze verschijnt al na enkele minuten maar kan ook pas na enkele dagen optreden. Er ontstaat dan koorts met rillingen, hoesten, problemen met de ademhaling, de bloeddruk gaat omlaag en de patiënt kan zelfs overlijden. in onze Westerse landen komt dit zelden voor omdat de controle op de bloedgroepen zeer streng is.
Bovenstaande verschijnselen kunnen overigens ook optreden na een afweerreactie met een andere reden. Het lichaam reageert dan op bijvoorbeeld plasma-eiwitten of het lichaam maakt anti-stoffen aan tegen de anti-genen. Dit ziet men vooral bij mensen die al eerdere een bloedtransfusie hebben ondergaan.
Bloedbank
Bij de bloedbank liggen grote hoeveelheden bloed opgeslagen, waar ziekenhuizen gebruik van maken. Dit bloed wordt in zakken opgeslagen met meestal een inhoud van 450 ml bloed. Het bloed wordt verkregen via bloeddonoren. Voordat een zak met bloed wordt gebruikt bij een patiënt, mengt men het in het laboratorium eerst met een kleine hoeveelheid bloed van de patiënt zelf. Zo kan bekeken worden of er vreemde reacties ontstaan. Is alles veilig, dan wordt het bloed aan de patiënt toegediend.
Een bloedbank heeft alleen menselijk bloed op voorraad, dat direct voor een bloedtransfusie gebruikt kan worden. Het bloed wordt vaak houdbaar gemaakt door bloedcellen en bloedplasma van elkaar te scheiden. Door het invriezen kunnen de rode bloedcellen bijna onbeperkt houdbaar gemaakt worden. Al het bloed is afkomstig van bloeddonoren die zichzelf hiervoor hebben aangemeld. Bloed geven mag tot een leeftijd van zeventig jaar.
Niet alleen bloed
Soms wordt behalve bloed, ook gebruik gemaakt van andere stoffen om toe te dienen. Alleen bloedplasma of alleen rode bloedcellen kan ook. Hemofilie, een ziekte, wordt behandeld door het toedienen van een concentraat van stollingsfactoren. En soms wordt er met het bloed ook een infectie(ziekte) meegegeven. Zoals bijvoorbeeld AIDS of hepatitis B. Daarom wordt al het donorbloed vooraf getest op antistoffen tegen deze ziekten.
Het testen begint vaak al bij de bloeddonor zelf. Men is erg voorzichtig met donorbloed. Toch kan het voorkomen dat er evengoed een infectie wordt meegegeven met het bloed. Bijvoorbeeld wanneer de bloeddonor nog maar net besmet was. Dan is er nog niks aan het bloed te zien. Of wanneer een virus in het bloed zo minimaal is, dat een test niks kan vinden. Vooral in niet-westerse landen komt besmetting via bloedtransfusie vaker voor.