Geneeskundige methodiek: Kleincellig longcarcinoom
Longkanker kan kleincellig of niet-kleincellig zijn. Ongeveer 20% van de gevallen van longkanker is kleincellig. Deze vorm van kanker kenmerkt zich door hele kleine, kwetsbare cellen die zich bijzonder snel delen. Hierdoor kunnen zij zich razendsnel door het lichaam verspreiden. Vaak is kleincellige longkanker dan ook al uitgezaaid op het moment dat klachten ontstaan.
De behandeling van kleincellig longkanker is volkomen anders dan bij niet kleincellige longkanker. In de meeste gevallen zal er niet operatief worden ingegrepen, maar wordt er behandeld door middel van radiotherapie (bestraling) en chemotherapie.
Epidemiologie
Jaarlijks overlijden meer dan 7.000 mannen en 1.200 vrouwen aan deze vorm van kanker. Uit onderzoek is gebleken dat het roken van sigaretten de belangrijkste oorzaak is voor het ontstaan van longkanker.
Etiologie
Meer dan 90 % van de gevallen van longkanker wordt door roken veroorzaakt. Het risico is afhankelijk van het aantal sigaretten per dag dat men rookt en het aantal jaren. Tabak is de belangrijkste ethologische factor van longkanker. Zo heeft een rokende man van 35 jaar 13% kans dat hij overlijdt aan longkanker. Naast sigarettenrook zijn er nog andere factoren die een rol kunnen spelen. Dit zijn onder andere: "meeroken", bepaalde stoffen als nikkel, radon, arseen en asbest, COPD en genetische factoren.
Pathofysiologie
Longkanker ontwikkelt zich meestal in de lobaire en segmentale luchtpijpvertakking ter hoogte van de bifurcaties. Het begint met lichte veranderingen in de onderste lagen van het epitheel. Wanneer de volle breedte van het slijmvlies is aangedaan, spreekt men van een kwaadaardig gezwel dat nog niet infiltratief is gegroeid. Vermoedelijk duurt deze ontwikkeling vier tot vijf jaar. Vervolgens vindt doorgroei door het basale membraan plaats tot in het onderliggende steunweefsel. Kleincellige gezwellen ontwikkelen zich meestal centraal in de long.
Symptomatologie
Een beginnend longcarcinoom geeft weinig specifieke klachten. Het is niet voor niets dat 70 tot 80% van de nieuw ontdekte gevallen, op het moment dat de tumor wordt vastgesteld, zich al bevindt in een niet meer curatief te behandelen stadium. De klachten, waarmee een longtumor zich presenteert, blijken bovendien sterk afhankelijk van de lokalisatie. De meer centraal gelegen kleincellige carcinomen veroorzaken daarentegen in een vroeger stadium hoesten, opgeven van bloed bij het slijm, kortademigheid met soms een piepende ademhaling en herhaaldelijk optredende ontstekingen van de luchtwegen.
De volgende symptomen worden bij het longcarcinoom frequent gevonden:
- afwijkingen in hoestpatroon (met name bij de CARA-patiënt);
- bronchitis cq pneumonie die niet reageert op antibiotische therapie
- versterkte sputumproductie;
- vermagering;
- haemoptoë;
- slikklachten en heesheid;
- vena cava superior syndroom;
- dyspnoe;
- stridor;
- paraneoplastische verschijnselen als trommelstokvingers.
Onderzoek en diagnostiek
Doel van het onderzoek is bevestigen van de diagnose, vaststellen van de omvang van de tumor en beoordeling behandelingsmogelijkheden.
- Anamnese
- Lichamelijk onderzoek
- Laboratoriumonderzoek
- Röntgenonderzoek (X-thorax, CT-thorax, echografie bovenbuik, soms MRI en CT hersenen)
- Radionucleair onderzoek (botscan, ventilatie-perfusiescan)
- Histologisch en cytologisch onderzoek door middel van puncties en bronchoscopie
- longfunctieonderzoek
- mediastinoscopie
Therapie (behandeling)
Het kleincellig longcarcinoom onderscheidt zich van de andere types longcarcinoom door zijn zeer snelle groeitijd (verdubbelingstijd van 30 dagen) en vroegtijdige metastasering. Het kleincellig longcarcinoom is zeer gevoelig voor radiotherapie en chemotherapie. Bij 80% van de patiënten lukt het om door chemotherapie een respons te bewerkstelligen, die over het algemeen gepaard gaat met een verbetering van de kwaliteit van leven. Helaas keert de ziekte bij de meeste patiënten op een gegeven moment weer terug. Er kan dan radiotherapie worden toegepast als palliatieve behandeling. Een bestraling op de borstkas is er dan op gericht om de ziekte af te remmen en om eventuele klachten als benauwdheid of hoesten tegen te gaan. Radiotherapie kan ook worden toegepast om pijn te bestrijden.
Prognose/ beloop
De prognose van het longcarcinoom is afhankelijk van het celtype en het stadium van de tumor, maar met name van de conditie van de patiënt. Gewichtsverlies heeft een duidelijk negatieve invloed op de prognose.
Patiënten met extensive disease hebben zonder chemotherapie een gemiddelde overleving van anderhalve maand en na chemotherapie acht maanden. De 3-jaars overleving is kleiner dan 2% en de 5-jaars overleving kleiner dan 1%.