De glucosetolerantietest (bloedsuikertest) bij zwangeren
Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum) komt voor bij een op de twintig zwangerschappen. Het is een vorm van suikerziekte die meestal ontstaat na de twintigste week van de zwangerschap en in de meeste gevallen na afloop van de zwangerschap weer verdwijnt. Door zwangerschapsdiabetes kan onder andere de baby te groot en te zwaar worden, wat complicaties met zich mee kan brengen tijdens de bevalling. Het is van belang om eventuele zwangerschapsdiabetes zo spoedig mogelijk te ontdekken, zodat de noodzakelijke maatregelen getroffen kunnen worden om de kans op complicaties te verkleinen. Deze vaststelling gebeurt door middel van een glucosetolerantietest. Dit is een meting van de bloedsuikerwaarde in het bloed van de zwangere vrouw vooraf en na de inneming van een glucosedrankje. Wanneer de bloedsuikerwaarde te hoog ligt, wordt de glucose te langzaam door het lichaam verwerkt en is er sprake van zwangerschapsdiabetes.
Wat is zwangerschapsdiabetes?
Zwangerschapsdiabetes is een vorm van diabetes die ontstaat bij ongeveer een op de twintig zwangerschappen. Deze tijdelijke vorm van suikerziekte ontstaat vaak na de twintigste week van de zwangerschap en eindigt meestal na het aflopen van de zwangerschap. De hormonen die het lichaam aanmaakt tijdens de zwangerschap remmen de werking van het hormoon insuline. Insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier om de aanwezige glucose in het lichaam te kunnen omzetten als bouwstof voor lichaamscellen. Bij een normale zwangerschap maakt het zwangere lichaam extra insuline aan om de bloedsuiker stabiel te houden. Bij een vrouw met zwangerschapssuiker gebeurt dit niet, hierdoor blijft na het eten de hoeveelheid glucose in het bloed te hoog. De baby krijgt via de placenta ook deze te hoge concentratie suiker binnen. Hierdoor groeit de baby sneller dan normaal en dit kan complicaties met zich mee brengen. De bevalling kan moeizamer verlopen en eventueel kan een keizersnede nodig zijn. Ook kan, vanwege de sterke schommelingen in het bloed, de rijping van de longen van de baby langzamer verlopen. Wanneer in de laatste fase van de zwangerschap de insulineafgifte nog hoog is, kan dit na de bevalling leiden tot lage bloedsuikerwaarden van de baby. Het kan nodig zijn om de baby van extra voeding te voorzien of desnoods van extra insuline. Het is belangrijk voor zowel de moeder als voor de baby om zwangerschapssuiker zo vroeg mogelijk te ontdekken, zodat de nodige maatregelen getroffen kunnen worden om de glucosewaarden zo stabiel mogelijk te houden om complicaties te voorkomen.
Wanneer doorverwijzing voor een glucosetolerantietest?
Wanneer een verloskundige of een gynaecoloog denkt dat er sprake kan zijn van een afwijking in de suikerstofwisseling van de zwangere vrouw, krijgt zij een verwijzing voor een glucosetolerantietest. Risicofactoren en verdenkingen voor het krijgen van zwangerschapsdiabetes zijn wanneer:
- de vrouw afwijkende nuchtere bloedsuikerwaarde heeft, tussen de 6.1 en 6.9 mmol/l
- de vrouw tijdens een eerdere zwangerschap ook diabetes heeft ontwikkeld
- de vrouw te zwaar is, bij een BMI hoger dan 30 voor de zwangerschap
- de vrouw eerder een baby heeft gekregen met een geboortegewicht van >4500 gram
- bij een eerdere zwangerschap van de vrouw de baby is gestorven in de baarmoeder
- de vrouw Polycysteus Ovarium Syndroom (PCOS) heeft
- de vrouw veertig jaar of ouder is
- de vrouw een eerstegraads familielid heeft met diabetes type 2: een vader, moeder, broer of zus
- er sprake is van overmatig vruchtwater in de baarmoeder van de vrouw
- de baby te snel groeit
- de vrouw uit een bepaald geboorteland komt waar vrouwen een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van diabetes
Hoe verloopt deze glucosetolerantietest?
Voor de diagnose zwangerschapsdiabetes is een laboratoriumonderzoek nodig. Dit vindt plaats in het ziekenhuis bij de polikliniek bloedafname. De test vindt doorgaans plaats tussen de 24ste en de 28ste week van de zwangerschap. Wanneer bij eerdere zwangerschappen sprake was van zwangerschapsdiabetes, kan de test al in week zestien of achttien plaatsvinden. Wanneer blijkt dat later in de zwangerschap de baby te snel groeit of er sprake is van te veel vruchtwater in de baarmoeder, kan de test ook na de 28ste week plaatsvinden. Op de afgesproken tijd meldt de vrouw zich nuchter bij de polikliniek van de bloedafname. De laborant zal bloed afnemen via de arm. Hierna zal de vrouw een suikerdrankje met 75 gram glucose krijgen, welke binnen enkele minuten moet worden opgedronken. Deze hoeveelheid glucose in het drankje is bepaald door de Wereldgezondheidsorganisatie. Na de inname van het suikerwater moet de vrouw twee uur wachten in de wachtkamer. Ze mag zich niet te veel inspannen en er mag nu niet gegeten of gedronken worden. Twee uur na het nuttigen van de suikerdrank zal nogmaals een bloedmonster worden afgenomen. Direct na inname van deze suikerdrank zal de glucosewaarde van het bloed hoog zijn, maar na 2 uur zal de bloedsuikerspiegel tot een bepaalde waarde moeten dalen. Als deze waarde onvoldoende gedaald is, dan wordt de glucose te langzaam door het lichaam verwerkt en is er sprake van zwangerschapsdiabetes.
De uitslag en het vervolg van de glucosetolerantietest
De bloedsuikerwaarde wordt gemeten in mmnol per liter en geeft het aantal millimol glucose per liter aan, de hoeveelheid suiker die zich in het bloed bevindt. De uitslag van de test is positief, wanneer twee uur na de belasting met glucose, de bloedsuikerwaarde boven de 7,8 mmnol/l ligt. Dit houdt in dat wanneer de glucosewaarde < 7,8 mmnol/l is, de bloedsuikerwaarde normaal is en er geen sprake is van zwangerschapssuiker. Wanneer de uitslag uitwijst dat de vrouw zwangerschapssuiker heeft, wordt het vervolgtraject ingezet.
Diabetesverpleegkundige
Na de diagnose van zwangerschapsdiabetes zal er een doorverwijzing plaatsvinden naar de diabetesverpleegkundige. Deze zal de vrouw voedingsadvies geven met betrekking tot een gelijkmatige verdeling van de glucosebelasting van de verschillende maaltijden. Hierbij zal gestreefd worden naar een nuchtere waarde < 5,9 mmnol/l en een waarde van < 7,8 mmnol/l, anderhalf tot twee uur na een maaltijd. Na uitleg van de bloedglucosemeter krijgt de vrouw deze mee naar huis, met het advies een dagcurve te maken van de bloedglucosewaarden die, via bloed uit de vinger, op verschillende momenten op een dag worden gemeten met de bloedglucosemeter. Na ongeveer 2 weken vindt er een nieuwe afspraak plaats. Wanneer blijkt dat de waarden genormaliseerd zijn, kan de vrouw onder behandeling blijven van de diabetesverpleegkundige en de verloskundige.
Gynaecoloog en internist
Wanneer blijkt dat de waarden nog steeds te hoog zijn, vindt er een verwijzing plaats naar de internist en wordt er eventueel gekeken of het noodzakelijk is om medicatie in te zetten. Deze medicatie zal bestaan uit het bijspuiten van insuline. Het bijspuiten van insuline is een indicatie om de controles en de bevalling te laten plaatsvinden in het ziekenhuis, onder toezicht van een gynaecoloog. Deze zal met enige regelmaat een groei-echo maken om het geboortegewicht van de baby te controleren, om de kans op complicaties zo veel mogelijk te verkleinen. Door het vroeg opsporen en goede medische begeleiding zullen de meeste baby's van een vrouw met zwangerschapsdiabetes gezond ter wereld komen. Eenmaal na de bevalling zal meestal binnen 24 uur de bloedsuikerspiegel weer stabiel zijn.