Kunstverlossing
Wanneer een natuurlijke bevalling niet vordert, is er vaak een ingreep nodig. Dit om het leven of de gezondheid van de baby of dat van de moeder te redden. Er word dan gesproken van een kunstverlossing. Er zijn vaginale kunstverlossingen, en de operatieve kunstverlossing. Welke gebruikt gaat worden, is afhankelijk van de bevalling en of er vooraf al problemen bekend waren.
Kunstverlossing
Een kunstverlossing is een ingreep die word toegepast wanneer tijdens de geboorte van een kind, dit niet via de natuurlijke weg kan, of dat dit niet snel genoeg gebeurt. Soms ontbreken de natuurlijke krachten ervoor en is ook een kunstverlossing noodzakelijk. Een kunstverlossing word altijd gedaan om het leven of de gezondheid van de baby, de moeder of van beiden te redden. Men onderscheidt twee soorten kunstverlossingen: de
vaginale kunstverlossing en de
operatieve kunstverlossing.
Verlostang
De verlostang ziet eruit als twee grote lepels met een steel eraan vast. De lepels kunnen aan elkaar geklikt worden zodat het een grote tang word. De ene lepel bevat uit een uitsteeksel, de andere lepel een inkeping waarin het uitsteeksel precies inpast. Een verlostang kan alleen gebruikt worden bij volledige ontsluiting. De verlostang wordt gebruikt wanneer de vrouw een tot anderhalf uur al aan het persen is en uitgeput raakt, of wanneer de baby het benauwd krijgt. De lepels worden door de arts om de oren van de baby gelegd, zodat het een mutsje vormt. Vervolgens word eerst goed bekeken of de tang wel goed ligt. Dan trekt de arts voorzichtig aan beide lepels, de druk word goed verdeeld en er word niet geknepen in de tang. Zo loopt de baby ook geen schade op. Wanneer het hoofdje er eenmaal is, pakt de arts de rest over met zijn handen. Meestal word de vrouw tijdens het gebruik hiervan wel ingeknipt, zodat inscheuren tot het minimale word beperkt. Er treedt zelden een beschadiging op bij moeder of kind. De eerste tangverlossing vond plaats onder leiding van de Britste arts Peter Chamberlen, die in 1670 de verlostang uitvond. De bevalling eindigde echter dramatisch, waarbij zowel moeder als kind overleed. Later werden de losse lepels met elkaar verbonden door middel van een scharnier, en men kreeg er steeds meer handigheid in. Tegenwoordig is een verlostang in ervaren handen een veilig hulpmiddel.
Vacuümpomp
De vacuümpomp of vacuümextractor is een pomp die elektrisch word aangedreven, en verbonden is met een metalen zuignap. De cup heeft een diameter van 5 tot 6 centimeter. De zuignap word op het hoofdje van de baby gezet, waarna de pomp lucht weg zuigt. Hierdoor wordt er vacuüm getrokken aan het hoofdje. Na een minuut of acht is er voldoende onderdruk en kan men voorzichtig aan de slang gaan trekken. Hierdoor zal het hoofdje geboren worden. De moeder word vaak wel ingeknipt, zodat de kans op inscheuren minimaal is. De kans op schade bij moeder of kind is heel erg klein. Meestal heeft de baby na de geboorte een punthoofd, dit trekt na enkele dagen weer bij. Dit is een vrij makkelijke methode en ook goed aan te leren. Daarom wordt deze methode ook vaker gebruikt dan de verlostang. De vacuümpomp kan alleen gebruikt worden bij volledige ontsluiting. Soms schiet de cup wel eens los, waarna deze weer opnieuw geplaatst moet worden. Of er word besloten om over te gaan tot een keizersnede.
Stuitextractie
Bij een stuitligging van de baby, word vaak gekozen voor een keizersnede, of voor draaiing tijdens de zwangerschap. Wanneer gekozen word voor een normale bevalling, spreekt men bij een stuitligging van een stuitextractie. De ontsluiting verloopt net zo snel als bij een normale bevalling. Wanneer de stuit word geboren (bij een onvolledige stuitligging) of de voetjes als eerste (bij een volledige stuitligging), word er meestal een knip gezet om inscheuren te voorkomen. Dit omdat het hoofd niet als eerste naar buiten komt en daardoor de huid langzaam kan oprekken. Wanneer de romp er bijna uit is, word er op de buik van de moeder geduwd om de rest van de baby naar onderen te duwen. Wanneer de armen nog nier geboren zijn, voert de arts een aantal bewegingen met het kind uit, zodat de armen alsnog tevoorschijn komen. Wanneer de armen er eenmaal zijn, kan het hoofd geboren worden. Dit duurt wat langer dan het lichaam. Wanneer het bekken van de moeder te smal is of het kind te zwaar is, is een normale bevalling niet mogelijk. Ook moet de gehele ontsluiting en het indalen van het kind goed vorderen. Anders gaat men alsnog over op een keizersnede.
Keizersnede
Een keizersnede is een operatieve kunstverlossing. Eerst krijgt de moeder een verdoving, in de meeste gevallen een ruggenprik. Vervolgens wordt de buik ontsmet en alles afgedekt met doeken, behalve de buik. De arts maakt een snede horizontaal op de buik, ter hoogte van de bikinilijn. De buikwand word door alle lagen heen opengesneden. Vervolgens word de baarmoeder ook opengesneden. De baby word eruit gehaald en de navelstreng wordt doorgeknipt, Daarna wordt de nageboorte verwijderd en alles weer dichtgenaaid. Deze operatie duurt 30 tot 60 minuten. De baby ziet er puntgaaf uit omdat deze niks te lijden heeft gehad van een geboorte. Het herstel van de moeder is wel langdurig: ongeveer vier tot zes weken. De eerste vier tot zes dagen blijft de moeder nog kin het ziekenhuis. Soms treedt er na de operatie een infectie in de buik op. Ook kan er een stolsel in het bloed optreden of een stolsel losschieten. Er kan ook een nabloeding optreden. Soms scheurt het litteken bij een volgende zwangerschap. En heel zelden overlijdt de vrouw aan de gevolgen van een keizersnede.