Bevalling: medische ingreep
Soms loopt de bevalling niet zoals gewenst. Voor de gezondheid van kind én moeder, wordt er dan gekozen voor een medische ingreep. Afhankelijk van de problemen die zich voordoen tijdens de bevalling, kunnen er verschillende medische ingrepen worden toegepast.
Weeënopwekkers
Wanneer de weeën niet vorderen of helemaal stoppen, wordt het voor de vrouw vaak te vermoeiend om het nog lang vol te houden. Om die reden kan de verloskundige kiezen voor weeënstimulerende middelen toe te dienen. Dit dient altijd onder toeziend oog van een gynaecoloog te gebeuren en in het ziekenhuis.
De vrouw wordt aan de CTG gelegd: dit apparaat meet de hartslag van de baby en de samentrekkingen van de baarmoeder. Via een infuus wordt het weeënstimulerend hormoon oxytocine toegediend. Oxytocine brengt de weeën op gang en wordt door het lichaam geproduceerd bij een normale bevalling. Afhankelijk van de weeënactiviteit en de toestand van de baby, kan de toediening van oxytocine verhoogd worden. De vrouw kan gewoon, net als bij een normale bevalling, zitten, liggen of staan, net wat ze zelf prettig vind om de weeën op te kunnen vangen.
Vacuümpomp
Soms duurt het persen te lang: de vrouw raakt uitgeput en de baby krijgt het benauwd. De meeste artsen of verloskundigen vinden één uur persen wel voldoende, afhankelijk van de conditie van de baby en moeder wordt er besloten een handje te helpen. Bevallen met een vacuümpomp kan alleen in het ziekenhuis, bij een thuisbevalling zal dus verhuisd moeten worden naar het ziekenhuis.
Wanneer je moet bevallen met behulp van de vacuümpomp, wordt er via de vagina een kegelvormig metalen of plastic kapje op het hoofdje van je baby geplaatst. Dit kapje is kegelvormig en gemaakt van metaal of van zacht plastic. Het inbrengen van het kapje kan pijnlijk zijn, de vrouw kan hierbij haar ademhalingstechniek gebruiken. Aan het kapje is een slangetje bevestigd dat verbonden is met de vacuümpomp, via dit slangetje wordt de lucht die in het kapje zit weggezogen zodat het kapje vacuüm zuigt aan het babyhoofdje. De gynaecoloog trekt nu bij elke perswee aan een kettinkje dat ook aan het kapje bevestigd zit. Zo wordt de baby langzaam uit het geboortekanaal getrokken. Inknippen is bij het gebruik van de vacuümpomp meestal niet nodig.
Verlostang
De verlostang bestaat uit twee grote lepels die precies aan weerszijden van het babyhoofdje passen. Inknippen is hierbij wel gebruikelijk, omdat de kans op inscheuren wel groot is. De lepels worden één voor één ingebracht en om het babyhoofdje gelegd en vastgezet, dit kan voor de vrouw pijnlijk zijn. De gynaecoloog trekt nu bij iedere wee voorzichtig mee. De verlostang wordt alleen gebruikt als er volledige ontsluiting is en het hoofdje al zichtbaar is, anders kiest men voor de vacuümpomp.
Keizersnede
Een keizersnede kan gepland zijn door allerlei oorzaken, de vrouw weet dan van te voren wat haar te wachten staat. Soms wordt er tijdens een natuurlijk bevalling besloten om over te gaan tot een keizersnede. De oorzaken hiervoor zijn vaak omdat de ontsluiting niet vordert ondanks weeënstimulerende middelen,te nauwe bekken om het kind door te laten of de gezondheid van moeder en/of kind in gevaar dreigt te komen. De verdoving die gegeven wordt is afhankelijk van de mate van spoed voor de keizersnede: er kan gekozen worden voor algehele verdoving waarbij de vrouw slaapt en enige tijd na de bevalling weer wakker wordt, of een ruggenprik. Bij de ruggenprik wordt er een verdovende vloeistof tussen de ruggenwervels ingespoten, de vrouw kan hier door de bevalling bewust meemaken.
De gynaecoloog maakt meestal een bikinisnede, dit is een horizontale snede vlak boven het schaambeen. Na de snede in de huid, snijdt de gynaecoloog door het vet en bindweefsel heen. De lange buikspieren worden opzij geschoven en zo kan de buikholte geopend worden. De blaas wordt losgemaakt van de baarmoeder en via een dwarse snede kan de gynaecoloog de baarmoeder binnen komen. Na de geboorte van het kind wordt de navelstreng doorgeknipt en de vrouw krijgt een medicijn via het infuus om de baarmoeder te laten samen trekken. Nadat de placenta heeft losgelaten e is verwijderd, wordt alles weer netjes dicht gehecht. Kort na de operatie heeft de vrouw pijn aan de wond en soms ernstige naweeën. Na 1 tot 2 dagen beginnen de darmen weer te werken en kan begonnen worden met licht verteerbaar voedsel. Meestal mag de vrouw tussen de derde en zevende dag na de keizersnede weer naar huis.