Longinfarct: Afsterven longweefsel door afsluiting slagader
Bij een longinfarct sterft longweefsel af na een afsluiting van de slagaderen naar het aangetaste deel. De bloedvoorziening van de longen gebeurt door grote slagaderen waarbij niet snel een afsluiting optreedt. Daarom is een longinfarct ook veel minder gebruikelijk dan een hartinfarct. Dit is vaak het gevolg van een longembolie of ontsteking van de bloedvaten. Kortademigheid, ademhalingsproblemen en bloed ophoesten zijn enkele mogelijke kenmerken van een longinfarct. Diverse diagnostische onderzoeken bevestigen de diagnose. De patiënt krijgt eerst een ondersteunende behandeling zodat hij beter kan ademen, en daarna behandelt de arts de onderliggende ziekte. Hiervoor schrijft hij medicatie voor.
Epidemiologie van longinfarct
Een longinfarct, het afsterven van longweefsel door een afsluiting van een longslagader, komt relatief zelden voor, maar is een ernstige complicatie van aandoeningen zoals een longembolie. Het exacte voorkomen is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder geografische variatie, de prevalentie van risicofactoren en de beschikbaarheid van diagnostische middelen.
Wereldwijde prevalentie
Longinfarcten worden vaker gerapporteerd in regio's waar veneuze trombo-embolie (VTE) een veelvoorkomend gezondheidsprobleem is. Studies tonen aan dat longinfarcten optreden bij 10% tot 15% van de patiënten met een longembolie. Het werkelijke percentage kan echter hoger zijn, aangezien niet alle gevallen worden gediagnosticeerd, vooral bij milde of asymptomatische incidenten.
Epidemiologie in ontwikkelde landen
In ontwikkelde landen wordt een longinfarct vaker herkend en behandeld door de bredere beschikbaarheid van geavanceerde diagnostische technieken zoals CT-angiografie. De incidentie is hier nauw verbonden met risicofactoren zoals obesitas, immobiliteit en langdurige ziekenhuisopname.
Epidemiologie in ontwikkelingslanden
In ontwikkelingslanden wordt een longinfarct minder vaak gediagnosticeerd, deels vanwege beperkingen in medische infrastructuur. Bovendien kunnen sociale determinanten van gezondheid, zoals slechte toegang tot preventieve zorg, bijdragen aan een hogere incidentie van niet-herkende gevallen.
Invloed van leeftijd en geslacht
Longinfarcten komen vaker voor bij ouderen, aangezien deze populatie een verhoogd risico heeft op onderliggende aandoeningen zoals diepe veneuze trombose (DVT). Vrouwen in de vruchtbare leeftijd hebben een verhoogd risico tijdens de zwangerschap of bij gebruik van hormonale anticonceptie.
Seizoensinvloeden
Sommige onderzoeken suggereren een seizoensgebonden toename van longinfarcten tijdens de wintermaanden, mogelijk vanwege verhoogde incidentie van infecties en immobilisatie in koudere periodes.
Mechanisme
Het mechanisme van een longinfarct is complex en omvat de afsluiting van een longslagader, verminderde bloedtoevoer naar het longweefsel en daaropvolgend weefselafsterven.
Blokkade van de longslagader
Een longinfarct wordt veroorzaakt door een trombus of embolus die de bloedtoevoer naar een deel van de long blokkeert. Meestal ontstaat deze blokkade door een diep veneuze trombose die naar de longen migreert.
Verminderde perfusie
Wanneer een longslagader wordt afgesloten, kan zuurstofrijk bloed het getroffen longweefsel niet meer bereiken. Dit leidt tot hypoxie (zuurstoftekort) en ischemie (onvoldoende bloedtoevoer).
Rol van bronchiale circulatie
De longen hebben een dubbel bloedtoevoersysteem: de pulmonale en bronchiale circulatie. Hoewel de bronchiale circulatie enigszins compenseert bij een afgesloten longslagader, is deze onvoldoende om volledige zuurstoftoevoer te garanderen, waardoor infarcering van het longweefsel optreedt.
Weefselafsterven en ontsteking
Als de bloedtoevoer niet wordt hersteld, sterft het longweefsel af. Dit gaat vaak gepaard met ontstekingsreacties en kan leiden tot pleurale irritatie en vochtophoping.
Complicerende factoren
Bijkomende factoren zoals infecties, onderliggende longziekten of een zwakke algemene gezondheidstoestand kunnen de ernst van het mechanisme verergeren.
Oorzaken: Afsterven longweefsel door afsluiting slagader
Longembolie
Een
longembolie (afsluiting van een slagader in de longen) veroorzaakt in de meeste gevallen een longinfarct. Bij een embolie zijn de bloedvaten verstopt omdat een stukje van een bloedklonter is losgekomen en is meegevoerd naar de longen. Wanneer hierbij een afsluiting gebeurt van een belangrijke slagader naar de longen, ontstaat een zuurstoftekort van de delen van de longen achter deze slagaderen. Deze delen sterven bijgevolg af.
Vasculitis
Ook een
ontsteking aan de bloedvaten (
vasculitis) resulteert mogelijk in een longinfarct. Dit is te wijten aan een
auto-immuunziekte, waarbij het lichaam antistoffen aanmaakt tegen bepaalde cellen uit het eigen lichaam. Dit vindt bijvoorbeeld plaats bij
de ziekte van Wegener,
polyarteritis nodosa (symptomen aan vele organen en weefsels) en
het Goodpasture-syndroom (auto-immuunaandoening met symptomen aan nieren en longen). Deze ziekten met onbekende oorsprong slaan plotseling toe. Hierdoor ontstaat een ontsteking van de bloedvaten die vervolgens geblokkeerd geraken, wat leidt tot een longinfarct.
Pijn op de borst komt voor bij een longinfarct /
Bron: Pexels, PixabayRisicofactoren voor longinfarct
Longinfarcten ontwikkelen zich meestal bij patiënten met specifieke risicofactoren die bijdragen aan de vorming van trombose of embolie en de bloedtoevoer naar de longen beïnvloeden.
Diepe veneuze trombose (DVT)
De meest voorkomende oorzaak van een longinfarct is een longembolie, die vaak voortkomt uit een diep veneuze trombose. Risicofactoren voor DVT, zoals immobilisatie, operaties of trauma, verhogen indirect ook de kans op een longinfarct.
Immobiele of bedlegerige patiënten
Langdurige immobilisatie, zoals bij ziekenhuisopnames of reizen, verhoogt het risico op bloedstolsels. Patiënten die langdurig in bed liggen, hebben een verminderde veneuze bloedstroom, wat trombusvorming bevordert.
Zwangerschap en postpartumperiode
Tijdens de zwangerschap en in de eerste weken na de bevalling is er een verhoogd risico op trombose door hormonale veranderingen en verhoogde druk op de bekkenaderen.
Hormonale therapieën en anticonceptie
Hormonale anticonceptiva en hormoonvervangende therapieën verhogen het risico op trombose, vooral bij patiënten met bijkomende risicofactoren zoals roken of overgewicht.
Chronische ziekten en kanker
Chronische aandoeningen zoals hartfalen, kanker en inflammatoire ziekten (bijvoorbeeld reumatoïde artritis) verhogen het risico op trombo-embolieën en daarmee longinfarcten.
Roken en obesitas
Roken beschadigt de vaatwanden en verhoogt de kans op trombusvorming, terwijl obesitas geassocieerd is met stase van bloed in de aderen en hormonale veranderingen die de bloedstolling beïnvloeden.
Genetische predispositie
Erfelijke stollingsstoornissen, zoals factor V Leiden-mutatie of proteïne C-deficiëntie, verhogen significant het risico op trombose en longinfarcten.
Risicogroepen
Bepaalde patiëntengroepen hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een longinfarct door een combinatie van medische, omgevings- en gedragsfactoren.
Ouderen
Bij ouderen komen factoren zoals verminderde mobiliteit, chronische ziekten en vaker voorkomende chirurgische ingrepen samen, wat hun risico op longinfarcten vergroot.
Kankerpatiënten
Patiënten met kanker, vooral bij maligniteiten die hypercoagulabiliteit veroorzaken (zoals pancreaskanker), lopen een verhoogd risico op longembolieën en infarcten.
Postoperatieve patiënten
Chirurgische ingrepen, vooral orthopedische operaties en ingrepen in het bekkengebied, verhogen het risico op trombose en longinfarcten door immobilisatie en bloedvatbeschadiging.
Zwangere vrouwen en kraamvrouwen
Tijdens de zwangerschap en de postpartumperiode wordt een verhoogde stollingsneiging waargenomen, wat deze groep extra kwetsbaar maakt.
Patiënten met cardiovasculaire aandoeningen
Hartfalen en atriumfibrilleren verhogen het risico op stolsels die naar de longen kunnen migreren.
Personen met een voorgeschiedenis van trombo-embolie
Patiënten die eerder een diep veneuze trombose of longembolie hebben doorgemaakt, lopen een groter risico op recidief en longinfarcten.
Symptomen: Kortademigheid en ademhalingsproblemen
De symptomen van een longinfarct variëren per patiënt in de ernst. Dit hangt af van de grootte van het infarct en de locatie. De symptomen van een longembolie omvatten
kortademigheid, acute
pijn op de borst die uitstraalt (uitstralingspijn) naar de schouder (
schouderpijn),
koorts,
pijn in de zij[/SPECIAL], matige ademhalingsproblemen/
ademhalingspijn, een verminderde ademhaling, een verhoogde hartslag (
tachycardie),
flauwvallen en soms ook hemoptoë (
medische term: het
ophoesten van bloed) bij een omvangrijk infarct. Constant
hikken,
overvloedig zweten en een
shock zijn andere kenmerkende symptomen. Ook de nieren en mogelijk nog andere organen zijn aangetast door de auto-immuunziekten.
Alarmsymptomen bij longinfarct
Het herkennen van alarmsymptomen bij een longinfarct is cruciaal voor een snelle diagnose en behandeling om ernstige complicaties te voorkomen.
Acute pijn op de borst
Pijn op de borst is een veelvoorkomend symptoom en ontstaat vaak door pleurale irritatie als gevolg van een infarct. De pijn verergert meestal bij ademhaling of hoesten.
Kortademigheid
Plotselinge en ernstige kortademigheid kan wijzen op een longinfarct. Dit symptoom treedt op door een verminderde zuurstofopname in het aangedane longgebied.
Bloed ophoesten (hemoptoë)
Het ophoesten van bloed is een alarmerend teken en kan duiden op beschadigd of necrotisch longweefsel.
Snelle hartslag (tachycardie)
Een verhoogde hartslag is een niet-specifiek, maar belangrijk symptoom dat vaak gepaard gaat met longinfarcten.
Flauwvallen of duizeligheid
Verminderde zuurstoftoevoer kan leiden tot collaps of duizeligheid, vooral bij ernstige gevallen.
Koorts en zweten
Lage koorts of koorts kan optreden als reactie op ontsteking in het longweefsel.
Diagnose en onderzoeken van de longen
Diagnostisch onderzoek
Een
bloedonderzoek is nodig. Hieruit blijkt dat de patiënt lijdt aan metabolische
acidose. De ophoping van zuren leidt tot een daling van de pH-waarde (zuurgraad) van het bloed, als gevolg van het zuurstoftekort in de weefsels. Uit het bloedonderzoek blijkt eveneens dat de patiënt een toename van het aantal witte bloedcellen en een verhoogde bezinkingssnelheid (samenklontering van rode bloedcellen) heeft. Daarnaast is een thoraxfoto (
röntgenfoto van de borst) nodig. Dit onthult de karakteristieke wigvormige schaduwen aan de randen van de longen. Een
CT-scan van de
borstkas en
echocardiografie zijn andere nuttige diagnostische onderzoeken.
Differentiële diagnose
Volgende aandoeningen hebben een symptomenreeks die sterk doet denken aan een longinfarct:
Behandeling via zuurstof en medicatie
De patiënt krijgt een zuurstofmasker om de werking van de longen en de bloedsomloop te bevorderen. Mogelijk is beademingsapparatuur nodig wanneer de ademhaling moeilijk is voor de patiënt bij een ernstig infarct. De arts behandelt daarna de onderliggende oorzaak.
Bloedverdunners (antistollingsmiddelen) en
spasmolytica (spierontspanners) helpen bijvoorbeeld bij een longembolie.
Immunosuppressiva (afweer onderdrukkende [SPECIAL=8966]geneesmiddelen) helpen bij vasculitis.
Prognose longinfarct
De prognose van een longinfarct varieert afhankelijk van de ernst van de aandoening, de snelheid van behandeling en de aanwezigheid van onderliggende risicofactoren.
Prognose bij snelle diagnose en behandeling
Wanneer een longinfarct tijdig wordt behandeld, is de prognose over het algemeen gunstig. De meeste patiënten herstellen zonder blijvende schade, mits er geen complicaties optreden.
Invloed van complicaties
Complicaties zoals longabces, infectie of pulmonale hypertensie kunnen de prognose aanzienlijk verslechteren.
Langetermijngevolgen
Sommige patiënten ontwikkelen blijvende littekens in het longweefsel, wat kan leiden tot verminderde longfunctie of chronische kortademigheid.
Sterftecijfers
De mortaliteit van een longinfarct is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van ernstige complicaties en andere onderliggende aandoeningen.
Complicaties van longinfarct
Bij een longinfarct kunnen ernstige complicaties optreden, waaronder:
- Longabces (met etter gevulde holte in de long)
- Chronische pulmonale hypertensie (verhoogde bloeddruk in de longen)
- Secundaire infecties
- Longfibrose (vorming van littekenweefsel in de longen)
- Hartfalen door verhoogde druk op het hart
Preventie van longinfarct
Preventieve maatregelen zijn gericht op het verminderen van risicofactoren voor trombose en embolieën om longinfarcten te voorkomen.
Tromboseprofylaxe bij ziekenhuisopnames
Het gebruik van bloedverdunners of compressietherapie bij patiënten met een hoog risico, zoals na operaties, helpt bloedstolsels te voorkomen.
Beweging en mobilisatie
Regelmatige lichaamsbeweging en het vermijden van langdurige immobilisatie verkleinen het risico op trombose, vooral tijdens lange reizen of na operaties.
Aanpak van risicofactoren
Stoppen met roken, gewichtsverlies en het behandelen van chronische aandoeningen zoals hartfalen of diabetes zijn essentieel in preventie.
Medicatie en preventieve zorg
Voor patiënten met een voorgeschiedenis van trombose of bekende stollingsstoornissen zijn langdurige antistollingstherapieën een belangrijk onderdeel van preventie.
Lees verder