De geneeskracht van knotwilg of schietwilg

Let op! Dit artikel is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur en bevat mogelijk informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is en/of aansluit bij de algemene zienswijze.

Inhoud:
- Naamgeving knotwilg
- Knotwilg in de oudheid
- Knotwilg vanaf de Renaissance tot 17e eeuw
- Knotwilg in de 19e eeuw
- Werkzame bestanddelen
- Knotwilgschors tegen pijn, artrose en reumatische aandoeningen
- Uitwendige toepassing knotwilgschors
- Overige medicinale werkingen knotwilgschors
- De geneeskracht van de mannelijke katjes
- Raadpleeg een fytotherapeut
Naamgeving knotwilg
De botanische naam voor knotwilg is Salix Alba. Salix is afgeleid van de Keltische woorden ´Sal´ en ´lis´, wat ´Bij water´ betkent. Een waterrijke omgeving heeft de voorkeur voor de knotwilg. ´Alba´ betekent wit en is een verwijzing naar de witte haartjes op het blad. In het Nederlands heeft de boom verscheidene volksnamen: Schietwilg, Witte wilg, Knotwilg, Schotwilg, Gewone wilg, Bindwilg, Zilverwilg, Kraakwilg, Knak, Windhoutboom, Fluitjeshout, Waai, Wulge, Wulvenboom, Zweepboom, Inlandse kina, Bindhout, Bindboom, Hoogstoven, Hooistoven, Knopwilg, Kopboom, Kopstoven, Stronken, Willig en Tronkboom.
Knotwilg in de oudheid
De Soemeriërs waren een volk dat 4500 jaar geleden tussen de Eufraat en de Tigris leefde. Zij gebruikten de schors als koortswerend middel. In navolging van de Soemeriérs hebben de Assyriërs en de Babyloniërs eveneens recepten op basis van wilgenschors achtergelaten ter koortsbestrijding. In het antieke Egypte werd een zalf gemaakt op basis van wilgenzaad. Deze wilgenzaadzalf werd gebruikt bij ontstoken gewrichten en botbreuken. Omslagen van gebrande wilgenbladeren in combinatie met rozenolie gebruikten de oude Egyptenaren om huidontstekingen tegen te gaan. In het oude Griekenland schreef Hippocrates een aftreksel van knotwilgschors voor bij gewrichtsontstekingen, pijn en koorts. Daarnaast constateerde hij dat buikloop werd gestopt als men wilgenschorsthee dronk. Dioscorides, pionier der geneeskunde en kruidenwetenschap, zag naast de buikloopstoppende, gewrichtspijnremmende en jichtwerende werking een geslachtsdriftremmende werking in knotwilg. De antieke Romeinen Plinius en Galenus, beiden geneesheer van beroep, schreven knotwilg voor bij gewrichtspijn.Knotwilg vanaf de Renaissance tot 17e eeuw
Volgens de signatuurleer van Paracelsus vertellen de soepele wilgentwijgen het feit dat het de gewrichten soepel maakt en reumatische pijnen bestrijdt. De wilg staat bovendien met zijn voeten in het water en heeft desondanks soepele takken. Dat benadrukt zijn gewrichtsondersteunende werking aangezien de mens altijd sneller stijve gewrichten krijgt als hij zich in vochtige omgeving bevindt. In Noord Amerika staan wilgensoorten die veel op de knotwilg lijken. Er zitten dezelfde werkzame stoffen in. De Indianen van Noord Amerika gebruikten deze boom eveneens voor geneeskrachtige ddoeileinden tegen koorts. Daarnaast werd het gezien als zweetafdrijvend middel. Matthiolus zag in de 16e eeuw dat knotwilg een rustgevende werking heeft; het verbetert het vermogen om te slapen. In de 17e eeuw was het een alom bekend medicijn tegen hoofdpijn, gewrichtspijn en jicht. Het werd eveneens tegen malaria gebruikt, totdat men kinine ontdekte, wat nog beter malaria bestrijdt. Lange tijd zag men de wilg als symbool voor verlatenheid en hartepijn. Men droeg een kroon van wilgetakken als men door een geliefde verlaten was.Knotwilg in de 19e eeuw
De naam salicylzuur, wat zeer verwant is aan acetylsalicylzuur wat in aspirine zit, is afgeleid van de botanische naam van knotwilg, ´Salix´. De Franse apotheker Leroux wist het in 1829 voor het eerst uit het schors van knotwilg te abstraheren en het in pilvorm om te zetten. Vervolgens werd een kunstmatige variant van salicylzuur aangemaakt maar deze werkte lang zo goed niet als de natuurlijke variant. Men moest er snel van overgeven. De Franse chemicus Charles Gerhardt vond de verbinding acetylsalicylzuur uit wat wel goed werkte, vergelijkbaar met de natuurlijke salicylzuur. Het kreeg vervolgens de naam aspirine, een woord dat afgeleid is van moerasspirea of Spiraea Ulmaria.Werkzame bestanddelen
De bast van de driejarige knotwilg wordt het meest gebruikt voor het maken van medicijnen. Het wordt onder andere als poeder, moedertinctuur, extract, zalf en nebulisaat verkocht. De blaadjes kunnen ook worden gebruikt maar hebben een zwakkere geneeskrachtige werking, net als de mannelijke katjes. In knotwilg zitten de fenolglycosiden salicoside of salicine, salicortine, 2´-O-acetylsalicortine, salireposide, gentisinezuur, tremulacine, triandrine en fragiline. Vervolgens bevat de knotwilg polyfenolen in de vorm van flavanolen, tanninen en catechollooistoffen. Er zitten de volgende flavonoïden in: apigenine, quercetine, isoquercitrine, rutine, eriodyctol-7-glycoside, naringine en isosalipurposide. Verder bevat het looistoffen, coumarinen, aromatische aldehyden, aromatische zuren, de salicylalcohol saligenine, vezels, betacaroteen, de vitaminen B1, B2, B3 en C. Voorts bevat het de mineralen calcium, chroom, seleen, zink, kalium, fosfor, mangaan, natrium, kobalt en silicium. In de katjes zitten fyto-oestrogenen; dat zijn bio-identieke hormonen.Knotwilg werkt binnen een uur bij 75% van de hoofdpijnen.
Knotwilgschors tegen pijn, artrose en reumatische aandoeningen
Knotwilg heeft een ontstekingswerende en pijnstillende werking en deze is niet alleen verklaard door de zeggen dat er salicylzuur in zit. Het komt door een synergie van salicaten, polyfenolen en flavonoïden plus de manier waarop deze stoffen worden omgezet in de darmen. Polyfenolen beschermen daarbij bovendien het kraakbeen. Verder zorgen de catechinen ervoor dat het als antioxidant werkt zodat reumatische aandoeningen worden bestreden. In de fytotherapie worden medicijnen op basis van knotwilg voorgeschreven bij de volgende indicaties:
- Artrose, artritis,
- Chronische lage rugpijn,
- Milde hoofdpijn,
- Jicht, spierpijn.
Uitwendige toepassing knotwilgschors
De geneeskrachtige eigenschappen van knotwilg kunnen naast inwendig gebruik uitwendig worden gebruikt. Het werkt samentrekkend, ontstekingswerend, bloedstelpend, wondhelend en infectiebestrijdend. Daarnaast breekt het de hoornlaag af. Deze laatste werking is vooral goed bij wratten. De geneeskrachtige eigenschappen van knotwilgschors maken dat het kan worden voorgeschreven door fytotherapeuten bij:- Zweren,
- Wonden,
- Roodheid,
- Wratten.
Wonden en zweren in de keel kunnen worden bestreden door een gorgelmiddel op basis van knotwilgschors.
Overige medicinale werkingen knotwilgschors
- De looistoffen in knotwilgschors zorgen voor een samentrekkend effect. Daarnaast is het een natuurlijk antisepticum. Hierdoor kan het worden voorgeschreven bij diarree, buikgriep, chronische diarree, dysenterie, en als adjuvans bij blaasontsteking.
- Het is een koortswerend middel en het werkt eveneens zweetafdrijvend. Daarom kan een fytotherapeut het voorschrijven bij: koorts, milde grippale aandoeningen en verkoudheid.
- De diuretische werking zorgt ervoor dat urinezuur wordt afgevoerd en het bloed gezuiverd wordt. Daardoor wordt het voorgeschreven bij mensen met een hoog urinezuurgehalte, jicht en als ondersteunend middel bij reinigingskuren.
De mannelijke katjes van knotwilg / Bron: Willow, Wikimedia Commons (CC BY-SA-2.5)
De geneeskracht van de mannelijke katjes
Mannelijke knotwilgkatjes worden net als de schors gebruikt als geneesmiddel. De fyto-oestrogenen zorgen voor een andere werking dan het schors, waar deze bio-identieke hormonen ontbreken. De katjes zijn vooral een rustgevend middel. Het werkt krampstillend op de baarmoeder. Verder is het een bekend anafrodisiac. Er zijn mensen die last hebbenvan overdreven geslachtsdrang. Voor hen is de rustgevende werking van wilgkatjes een uitkomst. Door deze medicinale eigenschappen kan een fytotherapeut knotwilgkatjes voorschrijven bij:- Angst en slapeloosheid,
- Baarmoederkrampen,
- Overdreven sexuele drang.