Incarnaties van Vishnu – Boeddha
In het hindoeïsme is Vishnu een van de drie belangrijkste goden – naast Brahma en Shiva – om wie de schepping geweven is. Samen vormen deze goden de drie-eenheid van het Absolute. Vishnu beschermt het geschapene en is de hoeder van de evolutie. Bovendien behoedt de waakzame, verzorgende Vishnu ook het aardse leven voor fundamenteel onheil dat de ontwikkeling van de mens bedreigt. Door de wereldevolutie heen heeft hij tal van keren ingegrepen om te voorkomen dat de mensheid ten onder ging. Boeddha is volgens het hindoeïsme een van zijn incarnaties, naast bijvoorbeeld Krishna de fluitspelende herder, Matsya de vis en Kurma de kosmische schildpad. Boeddha als incarnatie van Vishnu is een voorbeeld van het feit dat het hindoeïsme zich uiteindelijk altijd heeft weten aan te passen aan veranderende spirituele ontwikkelingen.
Inhoud
Vishnu als beschermer van de schepping
In de drie-eenheid van het Absolute (God) vormt
Vishnu een belangrijke pijler van het hindoeïsme. Hij is de instandhouder van de evolutie (schepping), in principe een zeer welwillende god die naar verluidt al vaak in geïncarneerde vorm op aarde heeft vertoefd. Volgens de hindoeïstische geloofsleer neemt Vishnu in cruciale era’s van de schepping een aardse vorm aan om de wereld te redden of weg te leiden van een wisse teloorgang als gevolg van onder andere zeer ingrijpende agressie, negativisme, rampen en andere ontwikkelingsfrustrerende problemen. Een van deze
incarnaties was bijvoorbeeld Matsya, de kosmische vis die Manu (de eerste mens) behoedde voor de zondvloed.
Incarnatie van de toekomst
Van de tien voorspelde incarnaties in het huidige tijdperk (Kali Yuga) zal Kalki de laatste zijn. Deze ruiter op het sneeuwwitte paard, ook wel de incarnatie van de toekomst genoemd, zal aan het einde van de huidige scheppingscyclus op zijn gevleugelde schimmel verschijnen. Hij is de
Boeddha die nog komen moet, ongeveer 5000 jaar na de historische Boeddha.
Belangrijkste avatars van Vishnu
Naar verluidt is Vishnu inmiddels negen maal op cruciale momenten in de wereldgeschiedenis verschenen aan de mensheid, naast de vele andere incarnaties die van 'minder belang' waren. Volgens de hindoeïstische
geloofsleer was Boeddha de laatste incarnatie. De tien belangrijkste avatars van Vishnu zijn:
- Matsya, de mythologische vis. Matsya zorgde ervoor dat de stamvader van de mensheid, Manu, niet verloren ging in de zondvloed.
- Kurma, de schildpad. De goden hadden de berg Mandara op zijn schild gezet, waarmee ze de Kosmische Oceaan karnden en aldus het onsterfelijkheidsnectar maakten.
- Varaha, het wilde zwijn. Deze incarnatie was van groot nut toen de aarde gered moest worden uit de Kosmische Oceaan. Daarin had een demon de planeet doen verdwijnen.
- Narasimha, de leeuwenman. Deze onverschrokken strijder maakte korte metten met de demon Hiranyakashipu.
- Vamana, de dwerg, was niet bang voor de demon Bali en trad hem fier tegemoet.
- Parasurama, de indrukwekkende krijger. Hij nam het op tegen de kshatriya's, de krijgerskaste die de macht wilde grijpen.
- Rama, koning van Ayodhya, was de held uit het Ramayana-epos.
- Krishna, de fluitspelende herder was de wagenmenner van Arjuna, de held in de Bhagavad-Gita.
- Boeddha, die na een lang leerproces als Siddharta Gautama de weg naar verlossing vond en het boeddhisme stichtte.
- Kalki (of Kalkin). In de huidige scheppingscyclus zal hij als laatste avatar of incarnatie van Vishnu aan de mensheid verschijnen. Als metafoor verschijnt hij als een imposante ruiter op een wit paard, ook wel de ‘Boeddha van de toekomst’ genoemd. Een held die vrede en voorspoed zal brengen.
Hindoeïsme en boeddhisme
Zoals het pantheon van Romeinse goden geïnspireerd was op het zeer omvangrijke Griekse godendom, zo is er altijd sprake geweest van een – oneerbiedig gezegd – kruisbestuiving tussen het
hindoeïsme en boeddhisme. De hindoeïstische goden Brahman en Indra verwierven immers ook een plekje in het boeddhisme. Het hindoeïsme is altijd in staat geweest zich aan te passen aan spiritueel veranderende omstandigheden. Siddharta Gautama Boeddha werd midden 6de eeuw v.C. geboren en stierf in 477 of 480 v.C. Er zijn echter veel data ‘in omloop’ omtrent zijn geboorte- en sterfjaar, zoals 480 v.C - 370 v.C. Gautama 'Siddharta' Boeddha was van oorsprong een hindoe uit de tweede kaste, de Kshatriya’s, de heersers- en krijgerskaste. Zijn vader was de radja (Indiase koning) van de Shakya’s.
Boeddhabeeld, Mahayana-stroming, Pala Dynasty, 11de eeuw. Te bezichtigen in Museum Guimet, Parijs. /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD) Boddhiboom
Op zijn dertigste verliet prins Siddharta zijn paleis (ouderlijk huis), vrouw en kind. Hij liet daarmee alle comfort en weelde achter zich om zichzelf gedurende zes jaar spirituele disciplines op te leggen om zijn ziel te louteren. Onder de vermeende boom in Bodhgaya, de boddhiboom, zat Gautama Boeddha terwijl de waarheid zich aan hem openbaarde. Het betrof een vijgenboom (
Ficus religiosa) die enkele duizenden jaren oud kan worden. Een stek van die boom werd naar Anuradhapura gebracht, de hoofdstad van Ceylon waar elk jaar duizenden
pelgrims komen mediteren.
Boeddha en zijn nieuwe leer
Het duurde niet lang of Siddharta Gautama werd in het hindoeïsme als een avatar van Vishnu beschouwd, als negende incarnatie in de beginfase van het huidige tijdperk (Kali Yuga of IJzeren Tijdperk). Een era die gedomineerd wordt door ontucht, zelfzucht, fysieke gerichtheid en geestelijke degeneratie, waarbij spiritualiteit gebaseerd is op gezag en angst voor het hiernamaals. Uiteindelijk ontstond er
rivaliteit tussen het boeddhisme, dat steeds populairder werd, en enkele machtige stromingen binnen het hindoeïsme.
Brahmanen
Sinds de 6de eeuw v.C. was er onrust ontstaan met betrekking tot de Brahmanen, die met hun religieuze sancties macht uitoefenden op de bevolking. Deze onrust of revolte stond aan de basis van de zoektocht naar een nieuwe spirituele invulling van het hindoeïsme. Veel godzoekers en profeten trokken in die tijd door het toenmalige India om nieuwe inzichten te verkondigden aan wie het maar horen wilde. De leer van
Siddharta Gautama was daar een van. Een leer die echter beklijfde en wereldwijd een van de belangrijkste spirituele stromingen werd.
Brahmanen en macht
Het hindoeïsme is een religie met verbazingwekkend veel geschriften, mythen, legenden en rituelen. Dat is een van de redenen waarom veel nieuwe stromingen zich thuis voelden in dat brede geloofskader met de veelvormigheid en de ‘drukke godenhemel’. Voor wie dat niet zocht, was er het 'Onpersoonlijke Absolute', ofwel de oorsprong van geest en materie, het zuivere bewustzijn, de essentie van het leven. In deze (meditatieve) zoektocht was geen plaats voor het
pantheon van
goden. Een visie die overigens van oudsher vrij gemakkelijk ingang vond in het Westen, mede dankzij
yoga.
Heilsleer
Het hindoeïsme had en heeft met andere woorden voor elk wat wils. Toen in de 5de en 6de eeuw v.C. de stamverbanden hun langste tijd hadden gehad, vond er een opgang plaats van de vorstendommen. Nederzettingen veranderden in florerende steden, de handel bloeide, er kwam meer welvaart voor iedereen. De eeuwenoude verering van een ‘bezielde’ natuur maakte plaats voor de offercultussen van de Brahmanen, die daarmee ook streefden naar macht en bezit in de samenleving. Zij vertegenwoordigden, zo beweerden ze, de enige ware heilsleer die grotendeels bestond uit hun
rituelen. Aldus probeerden ze ook bezit te nemen van het opkomende boeddhisme.
Boeddha-standbeeld bij het Diskit-klooster in Ladakh, India /
Bron: Shams amu, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Vishnu als Boeddha
Het was niet verwonderlijk dat de snel gepopulariseerde leer van Boeddha ook grote
sociale gevolgen had. In het boeddhisme was immers geen plaats voor het kastensysteem. De machtsstrijd tussen de boeddhisten en hindoes heeft eeuwenlang geduurd, hoewel de brahmanen op het Indiase subcontinent altijd het overwicht hebben behouden.
Islam
Zoals in de Europese middeleeuwen werd de islam in de 11de eeuw ook in India een invloedrijke koloniserende macht. Als gevolg van de
islamitische onderdrukking ging het boeddhisme een kwijnend bestaan leiden in India en werd de stroming verjaagd naar China en delen van Zuidoost-Azië, waar de leer van Siddharta Gautama Boeddha overigens zeer vruchtbare bodem vond.
Spirituele stagnatie
Maar in die periode maakte Boeddha inmiddels deel uit van het hindoeïsme, als integraal onderdeel van de hindoeïstische geloofsleer. Aldus werd Boeddha een avatar (incarnatie) van Vishnu met als symbool de
lotusbloem, die de ontplooiing van de menselijke spiritualiteit symboliseerde, volgend op een periode van spirituele stagnatie. Dat was volgens de hindoeïstische religieuze zienswijze de reden waarom Vishnu ingreep en zich openbaarde als het boegbeeld Boeddha om het ‘
spirituele schip’ van de mensheid weer vlot te trekken.
Lees verder