Geschiedenis van yoga karma en reïncarnatie
De begrippen karma en reïncarnatie zijn van fundamentele waarde in het hindoeïstische denken. Ook in de yogafilosofie speelt deze visie een grote rol, waarvan de filosofie op systematische wijze is neergelegd in het achtvoudige yogapad van Patanjali. Met karma wordt bedoeld dat de mens door de wet van oorzaak en gevolg zijn lotsbestemming zelf creëert. De westerse equivalent daarvan luidt: 'Wat gij zaait, zult gij oogsten'. Breder gezegd: 'Alles is eigen verdienste'. Volgens de reïncarnatietheorie krijgt de ziel na het fysieke overlijden een nieuw bestaan in een ander lichaam, ook wel 'voertuig' genoemd. 'Niets wat ooit geboren is, zal in ongeacht welke scheppingstijd sterven,' aldus het hindoegeschrift Ramayana.
Inhoud
De Yoga-Sutra's van Patanjali
De
Yoga-Sutra's van Patanjali vormt de essentie van de
yogafilosofie en -wijsheid. Het werk is geschreven in de derde of vierde eeuw na Christus, hoewel diverse bronnen van mening verschillen aangaande de juiste datering. Met zijn sutra's vestigde de filosoof Patanjali het yogasysteem als afzonderlijk filosofisch stelsel binnen het hindoeïstische denken. Het was de eerste methodische en systematische uiteenzetting van de theorie en
praktijk van yoga, ook wel de klassieke
yoga of raja yoga genoemd.
Bron: Sonja Paetow, Pixabay Yoga
In de hindoefilosofie, en dus ook in yoga, nemen karma en reïncarnatie een grote plaats in. Daarin staat de overtuiging centraal dat alle levende wezens een
onsterfelijke ziel hebben die door de eeuwen heen telkens reïncarneert. Dit is overigens een zienswijze die in vrijwel alle oosterse filosofieën terugkomt, naar verluidt ook in de vroeg-christelijke denkwijze.
Het begrip karma
De leer van de wedergeboorte, of reïncarnatie, is als vroegste aanwijzing in het hindoedenken te vinden in de
Satapatha-Brahmana uit de achtste of negende eeuw voor Christus. Daarin wordt gesproken over een 'hernieuwde
dood' als zinspeling op de toestand na het
overlijden. Duidelijkere uitspraken zijn daarentegen te vinden in de
Brhadaranyaka-Upanishad, een van de oudste vroege Oepanishad's. Men neemt aan dat de karmische wet van oorzaak en gevolg esoterisch was binnen de Vedische orthodoxie en geïmporteerd uit de religies van niet-Vedische volkeren.
Goede daden en slechte daden
De basis van het karmisch denken vindt zijn oorsprong in het begrip dat het handelen van de mens niet alleen vaak een onmiddellijke, waarneembare uitwerking heeft, maar ook de aard van het leven in het
hiernamaals en een mogelijke nieuwe geboorte bepaalt. Goede daden (spreken, doen, denken) hebben in dat opzicht een positieve en slechte daden een negatieve uitwerking, hoewel men van mening kan verschillen over de interpretatie van 'goed' en 'slecht'. Aangezien bepaalde daden niet in het hiernamaals geneutraliseerd kunnen worden, moet iemand opnieuw geboren worden in het fysieke universum (in een nieuw lichaam). Dat kan een menselijke of lagere levensvorm zijn, hoewel ook hierover de meningen in de diverse hindoeïstische filosofieën verschillen.
Ontwikkeling
Een voorbeeld daarvan is de stelling dat een ontwikkeling (bewustzijn) hoe dan ook altijd groeit, zoals het woord al impliceert, waardoor een mens na zijn
dood dus niet meer kan
reïncarneren in een dier, dat een lager bewustzijn heeft. De bovenstaande visie was in vervlogen tijden een van de blauwdrukken van het denken over karma en reïncarnatie. Een leer die mettertijd verfijnd, genuanceerd en zorgvuldig werd uitgewerkt.
Reïncarnatie
Later werd het begrip
samskara ontwikkeld, waarbij niet zozeer iemands daden het karmische lot bepalen, maar veeleer de achterliggende mentale gesteldheid van de persoon in kwestie en de
motieven die tot handelen leiden. Deze wilsdaden laten indrukken (
samskara) achter. Samen vormen deze sporen een netwerk van indrukken, ook wel het dieptegeheugen genoemd. In karmische zin komt iemand ter wereld in een milieu of omgeving die voor de betreffende persoon geschikt is om de karmische uitwerking van al die indrukken te volbrengen, wat overigens ook geldt voor de ouders die deze persoon ter wereld brengen.
Bron: Peggy Marco, Pixabay Geen plaats voor toeval
Alles is dus karma. Ook de kleinste zaken in het dagelijkse persoonlijke leven zijn karmisch bepaald, de goede en de slechte dingen. Ook de keuzes die men maakt. Keuzes die immers gemaakt worden op basis van voorgaande slechte of goede ervaringen (ofwel karma), en wat men de vermeende vrije wil noemt. Voor toeval is in deze visie geen plaats. Verder vormen de genoemde
samskara de hoofdlijnen van de levensloop. Het zou het
dieptegeheugen zijn dat de dood overleeft, de oorzaak van het telkens geboren worden in een nieuw lichaam, ofwel de 'kringloop der wedergeboorten' (
samsara).
Wie zaait zal oogsten
Het Sanskriet-woord
karma betekent 'doelgerichte handeling', 'lot' of 'bestemming'. Daarmee wordt aangeduid dat elke handeling in dit leven gevolgen heeft, zo niet in het huidige bestaan dan beslist in een volgend leven. Kort gezegd komt het erop neer dat de mens zijn eigen lot schept door de wet van oorzaak en gevolg, een wet die in de hele natuur zichtbaar is. In de
hindoefilosofie betreft het veeleer een vereffening of evenwichtsherstel in een spiritueel krachtenspel. Daarbij is karma te sturen met behulp van een tegengestelde kracht in het denken, handelen, spreken, enzovoorts.
Mystiek
In de mystiek stelt de ziel alvorens die reïncarneert een levensplan op, een concept inzake ervaringen en leermomenten in relatie tot het gecumuleerde karma uit vorige levens. Positief denken, en handelen, kan eventueel negatief
karma uit een ver verleden tenietdoen. In het hindoeïsme zijn meditatie, opwekking van trances, het doorleven van dromen en
rituele wassingen mogelijkheden om bij de ziel te komen en kennis te verkrijgen over vroegere levens, handelingen en het opgebouwde karma.
Soorten karma
Kort gezegd houdt de reïncarnatiegedachte in dat als een persoon zijn karma accepteert en op een positieve manier uitwerkt hij daar in een volgend leven de zoete vruchten van zal plukken. Reïncarnatie is ook een belangrijke pijler van het
achtvoudige yogapad van Patanjali. Daarin wordt niet gedacht in termen van tijd en dood. Het betreft veeleer 'werken aan zichzelf' en in die zin en in het verlengde daarvan ook op een positieve wijze werken aan de omgeving en dus aan de omgang met de medemens.
Zelfrealisatie of 'verlossing' is het doel, waarbij het niet uitmaakt of dat in dit leven of in een volgend leven wordt bereikt, nu of over duizend jaar. Karma betekent in bijbelse termen: 'Wat gij zaait, zult gij oogsten'. In dat opzicht zijn er drie soorten karma:
- Prarabbdha-karma. Ofwel de emoties, neigingen en eigenschappen waarmee de persoon in het reine moet komen.
- Sanjitha-karma. Karma uit vorige levens dat zijn invloed doet gelden in het huidige bestaan.
- Agamya-karma. Het karma dat in het huidige leven verzameld wordt en wordt toegevoegd aan het sanjitha-karma.
Bron: Volfdrag, Pixabay Hindoeïsme, yoga en karma
Volgens de Veda's zijn leed en geluk voorbestemd. Niettemin is de mens in staat om conform zijn eigen verantwoordelijkheidsgevoel door middel van zijn daden (doen, spreken, denken) aldus zijn lotsbestemming zelf te bepalen. Een belangrijk punt in de karmafilosofie is dat de mens door zijn eigen daden uit het verleden in de huidige situatie terecht is gekomen (wie zaait, zal oogsten), maar kan hij zelf beslissen hoe hij met deze situatie omgaat (karmische uitwerking). Dat heeft tot gevolg dat hij in het 'rad der wedergeboorten' dankzij zijn nieuwe opgebouwde karma weer in nieuwe
levensomstandigheden zal verkeren. Het betreft echter geen schuld, of straf, termen waar de christelijke filosofie doorgaans toe neigt. Alleen de mens heeft de mogelijkheid om aan deze eeuwige kringloop der ontwikkelingen te ontsnappen (verlossing, hemel), ofwel opgaan in het Albewustzijn, als een druppel in de oceaan.
Vereniging met God
In de oorspronkelijke leringen kan met behulp van yoga het opgebouwde karma de som van alle gevolgen door doen, denken en spreken als het ware opgelost of geneutraliseerd worden. Het behelst de bevrijding of verlossing uit de eeuwige kringloop der
wedergeboorten. De 'techniek' tot deze bevrijding betreft onder meer de achtste fase van het
klassieke yogapad van Patanjali, de toestand volgend op de zeven mijlpalen in yoga, ofwel de eenwording met het Allerhoogste (hoogste fase van
samadhi), de samensmelting van Atman (individuele ziel) met Brahman (God). Het is te vergelijken met wat in
zen satori, in het boeddhisme
nirvana en in het mysieke christendom
unio mystica wordt genoemd, ofwel de christelijke equivalent die uit vijf fasen bestaat en die verlichting, verlossing (hemel) en mystieke eenwording met God behelst.
Lees verder