Geschiedenis van yoga de begrippen yoga en yogi
Yoga bevordert de gezondheid en maakt de mens waakzaam en ontvankelijk, opdat hij op een positieve wijze zijn leven kan inrichten. De meeste yoga-beoefenaars zullen die stelling volmondig beamen. De lichamelijke en geestelijke oefeningen van deze duizenden jaren oude wetenschap zijn door de eeuwen heen aangepast aan de wisselende omstandigheden en behoeften van de mens. Yoga is een individuele techniek die zelfontwikkeling beoogt, zowel fysiek als geestelijk. De talrijke aspecten van yoga zijn op bloemrijke wijze beschreven in de Bhagavad Gita, een filosofisch werk uit de 6de eeuw v.C. 'Niets zonder moeite,' luidt een westers gezegde. Dat geldt zeker voor yoga, gelet ook op het feit dat het woord als zodanig verwant is aan het begrip 'juk'.
Inhoud
Etymologische afleiding van yoga
De
Rigveda (1700-1100 v.C) mag in spiritueel opzicht als een van de oudste literaire wegwijzers van India worden beschouwd. Tevens is het wereldwijd de oudste literatuur over een nog levende godsdienst: het hindoeïsme. Het woord yoga wordt er vaak in vermeld en is etymologisch afgeleid van het Sanskriet-werkwoord
yuj, wat 'samenvoegen' of 'onder een juk brengen' betekent. In die zin duidt yoga op de inspanning die de beoefenaar ervan zich moet getroosten om tot een bepaalde
levensdiscipline te komen die tot zelfrealisatie leidt, ofwel
samadhi.
Samenhang der dingen
Een van de belangrijkste
aspecten van de yoga-beoefening is dat de yogi zich vroeg of laat tot in het diepst van zijn ziel bewust wordt van de onderlinge afhankelijkheid en samenhang der dingen, wat tot een intens mededogen leidt met al wat leeft. In dat opzicht heeft 'onder een j
uk brengen' ook alles te maken met 'unie', ofwel 'vereniging': twee begrippen die nauw verwant zijn aan yoga.
Samadhi
Er zijn veel woorden die zijdelings naar het begrip
yoga verwijzen, zoals eenwording, moeizame poging en middel om tot iets te komen, maar ook de woorden
truc, tovenarij en
yogische magie horen in dat rijtje thuis. Ook is het woord yoga verwant aan het Engelse
yoke, het Spaanse
yugo en het Latijnse
iugum.
Yoga bestaat uit verschillende paden
Yoga is de algemene duiding voor verschillende
Indiase spirituele paden die tot 'eenwording' leiden, of zo men wil tot de 'transformatie van het bewustzijn' met als doel
samadhi, een hoger bewustzijn dat in de hindoefilosofie wordt geïnterpreteerd als eenwording met Brahman, de alomtegenwoordige, universele geest. Het is een persoonlijke beleving, waarvan de beschrijvingen opvallend veel lijken op de mystieke (religieuze) ervaringen uit andere culturen.
Yoga, yogi en yogini
Het woord yogi beoefenaar van yoga is eveneens afgeleid van het werkwoord
yuj (Sanskriet). Hiermee wordt zowel de beginneling als de adept bedoeld. Een yogini, ofwel yogabeoefenaarster, speelde in vroeger tijden in bepaalde tantrische sekten een cruciale rol. In de
Yoga-sara-samgraha van de Vedanta-filosoof
Vijñana Bhikshu (16de eeuw) kenmerkt de yoga-beoefening zich door drie gradaties:
- Zij die verlangen naar geestelijke levensdiscipline (arurukshu).
- Zij die zich bekwamen in yoga (yuñjana).
- Zij die gevorderd zijn in yoga (arudha). Deze yogi's worden 'de onder het juk gebrachten' (yukta) genoemd, ofwel 'gezeteld in wijsheid'.
Pad naar samadhi
In de Indiase geschriften wordt tevens een ander onderscheid gemaakt tussen de stadia waarin de yogi zich beweegt om tot
samadhi te komen. In de
Yoga-bhashya, het oudste commentaar op de geschriften van
Patañjali, is een viervoudige
indeling te vinden:
- De beginneling (prathama kalpika).
- Degene die het pad (yoga) is gaan bewandelen (madhu-bhumika).
- Zij die al doende het 'licht van de wijsheid' beginnen te zien (prajña-jyotis).
- Zij die op het punt staan de wereld te transcenderen en samadhi bereiken (atikranta-bhavaniya).
OM-symbool /
Bron: Brenkee, PixabayBhagavad Gita en Patanjali
Naast de Veda's is de
Bhagavad Gita (Lied van de Heer) een van de bekendste teksten over yoga. Dit werk bestaat uit 18 hoofdstukken (
puranas) die samen 700 verzen omvatten. Het is in dichtvorm geschreven, waarschijnlijk in de 6de eeuw v.C., en maakt deel uit van het epos
Mahabharata. Feitelijk betreft het een lange dialoog tussen
Arjuna en Krishna, de incarnatie van het kosmische aspect van Brahman, over de praktische beoefening van yoga. Dat geldt ook voor de
Yoga-Sutra's, ofwel het
achtvoudige yogapad van Patanjali, waarin yoga wordt gedefinieerd als een manier om de 'wervelingen van het denken' stil te leggen. Aldus realiseert de yogi een van de bekendste uitspraken uit de
Upanishads: Dat zijt gij (
Tat tvam asi), ofwel 'de mens als een soort kristallisatie van de kosmos'.
Mystieke ervaring
De rust die deze
bewustwording met zich meebrengt, wordt als zodanig als een mystieke ervaring gezien waarbij de yogi zich realiseert dat zijn subjectieve werkelijkheid niet los staat van de object-gerichte werkelijkheid. Het is dit mystieke en alomvattende eenheidsbesef, ofwel samadhi, waar ook de Indiase yogi van weleer zo naar verlangde: het besef dat 'ik dat ben, en dat ik'. Een besef dat hij als de kern van de yogabeoefening beschouwt. In de christelijke mystiek wordt deze realisatie
unio mystica genoemd, ofwel de geestelijke (spirituele) vereniging met Christus en met God. Ook wordt samadhi wel eens vergeleken met het zenboeddhistische
satori en het boeddhistische nirvana.
Lees verder